Aurora's Tamme Blikslager
28
VRIJDAG 2 JUNI 1933
No. 1
Ik zal d'r net zoo goed op passen, mum, alsof 't mijn eigen DOOR TOM
was. U kunt gerust uw uitstappie maken, en slaapt u
maar gerust 's nachs 't is nou eenmaal mijn plaas op de wereld, om
altijd de lastige karweitjes op me nek te nemen."
Mejuffrouw Aurora Petunia Emma Gibbs stond kalm en zeer onder
danig voor de dames Burninghain zij besloot haar eigenaardige toespraak
met een opgewekt knikje. Wijl de dames Burningham goedhartige, on
schuldige oude zusjes, in wier huishouding de wonderbare Aurora nog eerst
voor kort was geïmporteerd nog niet goed gewend waren aan die aanwinst
en haar manieren, konden ze alleen maar groote oogen opzetten, waarmee
ze elkaar aankeken als om te vragen, wie van beiden een terechtwijzing zou
uitreiken. Een week geleden zou elk van beiden aanstonds een koel antwoord
gereed hebben gehad maar een week Aurora beteekende voor iedereen
een gratis leergang, en zij hadden in dien korten tijd merkwaardig mak het
hunne geleerd.
Van aanzicht was Aurora niet beslist een schoonheid, hoewel ze, zooals
ze zelf met welbehagen opmerkte, „er best wezen mog". In ieder geval wós
ze er, gelijk herhaaldelijk bleek uit de botsingen van de hoekigheden haars
persoons met de breekbare declen van het huisraad. Overigens was haar
karakter onberispelijk, en haar zelfvertrouwen verbazingwekkend zij stond
nooit verlegen, en haar woordenschat was ontzaglijk en zonderling. Toch
was zij aangenomen als het volledige personeel van de zeer respectabele
dames Burningham, die in de fijnste buurt van Tooting woonden.
Als u ooit, vóór die week in hun leven drong, de voorspelling had geuit,
dat zulk een persoon deel zou gaan uitmaken van hun huisinrichting, zouden
ze u met minachting en medelijden hebben aangezien en als een zeer waar
dige vrouw, die een kwart eeuw bij hen was geweest, niet plotseling was
gehuwd met een oudachtigen weduwnaar uit de bouwvakken en hen daar
door verlegen had gezet, zou Aurora nooit bij hen zijn gekomen. Maar nadat
ze in verschillende richtingen geadverteerd hadden en zich ontzettend op
gewonden door bezoeken aan bestcedsters en andere ontzettende personen,
werd het de vraag Aurora of niets en dus kozen ze Aurora.
Er ontwikkelde zich al aanstonds een veldslag over haar naam. Zij liet
den zusters kalmpjes de keus tusschen „Aurora" of „Petunia" of salaris-
verhooging.
„Ik heb me nog nooit me naam laten afnemen, en ik begin d'r óók niet
mee, mum," verklaarde ze majesteitelijk. „Ik zou zoo zeggen dat u wel trosch
mog zijn, dat u zoo'n naam in huis heb ik wil wedden, dat er in de heele
straat gecneen zoo te vinden is. Misschien was 't nog zoo'n kwaad idee niet
't huis er na te noemen dat geeft nog es 'n beetje casjet."
Op het hoogtepunt van den redetwist had miss Dorcas Burningham
ontdekt, dat het meisje ook een derden en meer gewonen naam had, namelijk
Emma daar viel ze op aan en ze klemde er zich aan vast, en Aurora gaf
toe. En toen er een week om was hadden zij ontdekt, dat zij zóó'n bewon
derenswaardige gedienstige was, dat al haar vulgariteiten en familiariteiten
haar vergeven dienden te worden, om nog maar te zwijgen van haar uit
voerige gesprekken met den bakker en den slager, en er was geen naam meer,
waarmee ze haar hadden willen noemen, om haar maar te houden.
Het werd noodzakelijk, dat de dames Burningham voor eenigen tijd
haar huis verlieten. In de opwinding van het vertrek der oude en het op
sporen der nieuwe meid hadden zij het feit over *t hoofd gezien, dat de tijd
naderde voor hun jaarlijksch bezoek aan een bejaarden mannelijken bloed
verwant, die een onmogelijk humeur benevens grooten rijkdom bezat, en
van wiens edelmoedigheid zij voor een groot deel afhankelijk waren. De
arme dametjes konden in geen geval die plechtigheid nalaten, wilden ze
hun beschermer niet kwaad maken maar van den anderen kant moesten
zij om hun huisje en den min of meer kostbaren inhoud daarvan denken.
Ging het aan, alles aan deze nieuwe dienstbode over te laten, opdat zij, zoo
noodig, het leven zou afleggen om het terrein te beschermen
Zij hielden krijgsraad, en besloten, dat 't het cenigc was, wat er opzat.
Juffrouw Dorcas betoogde tegenover juffrouw Hanna, dat, mits zij het meisje
uitvoerige aanwijzingen gaven, wat zij doen moest en wat zij niet doen moest;
en mits zij haar vertelden, welke kamers zij nooit moest betreden en welke
deuren zij nooit ongesloten moest laten en welke ramen altijd dicht moesten
blijven dat er dan nooit veel verkeerd kon loopen.
„Dan blijft er nog maar één ding over, zus," zei juffrouw Hanna, „en
dat is van het grootste belang. Wij kunnen het veilig samenvatten in twee
woorden Geen vrijers I"
„Precies," zei juffrouw Dorcas, met een vinnig knikje. „Ze stappen
binnen, om het meisje lievighcidjes te zeggen, en ze stappen er uit met het
tafelzilver. Een heel goed idee, Hanna zij moet niemand in huis laten, terwijl
we weg zijn ketting op de voordeur, en zelf altijd klaar staan om „Brand
te schreeuwen uit 't zolderraam, als er ook maar een man op de deur klopt.
Ik ben blij, dat je daaraan gedacht hebt we zullen er dadelijk over spreken."
Zoo gebeurde het, dat Aurora voor de twee zusjes werd gedaagd en de
situatie haar werd uitgelegd en die uitleg gaf aanleiding tot de verklaring
omtrent de bewaking van het huis, die we al gehoord hebben.
„Je moet goed begrijpen, Emma, dat er onder géén voorwendsel een man
in huis mag komen behalve, in geval van nood, een politie-agent en
dan nog maar alleen, als je leven in gevaar is."
„Aan mijn lijf geen politie-agent ik laat me net zoo lief in stukkies
-hakken," zei Aurora, met een verfijnd Sir van geringschatting. „Ik snap
nooit, wat sommige meisies d'r ón vinden. Maak u maar niet benauwd, mum
ik zal d'r niemand inlaten."
„Het is onze plicht je vooruit te waarschuwen, Emma," zei juffrouw
Dorcas Burningham gestreng, „dat wij gedwongen zouden zijn, je op staanden
GALLON voet te ontslaan, als er iets van dien aard gebeurde of
als er een vrijer, zooals het gewoonlijk genoemd wordt, zich
hier mocht vertooncn."
„En dan zou ik met alle plezier gaan, met 'n zoentje d'r op,"antwoordde
Aurora plechtig. „Ik vin, dat er veel te veel drukte over de mannen gemaakt
wordt ik zou wel es willen zien, dat er een 't hart in ze lijf had, om me an te
kijken Ik zal u een staaltje vertellen, mum in mijn vorige diens was t'r
een loodgieter, en die lec z'n arm om me middel, en toen zei die...."
,,'t Is goed, Emma, dank je," vielen beide dames haar tegelijk in de rede.
„We gelooven je en we weten, dat we op je rekenen kunnen. We hadden
graag een gesloten rijtuig voor de deur om tien minuten over tweeën precies,
als je wilt en zorg, dat je 't nummer van den koetsier opschrijft."
„Ik zal 't paard voor u vasthouen, als u 't graag heb, mum," zei de
gedienstige Aurora, terwijl zij de kamer verliet.
Nadat zij het rijtuig gehaald had, begon Aurora Gibbs te genieten van
haar nieuwe vrijheid. Zij wierp den ongelukkigen koetsier een smalende
opmerking naar het hoofd betreffende den vcrmoedelijken leeftijd van zijn
trekdierzij wenschte den zusjes met groote zorg goede reis en sloot de deur
en liet den ketting ontzettend kletteren om hun gemoed bij het afscheid te
verlichten en verscheen in feestelijke houding op de stoep, zoodra het rijtuig
den hoek om was, om de straat door te kijken met een gezicht vol eigendoms
recht.
„Mogen ze praten wat ze willen dat ik niet in de goeie kamers mot kom
men zou ik wel es willen weten, waar de goeie kamers anders voor gemaakt
zijn," zei Aurora, toen ze haar schort en muts aflegde, en genoeglijk door de
keurige vertrekken slenterde, die den dames Burningham heilig waren. „En
nou een weckie uitblazen een week lang geen bel, en niet aldoor hoeven
op te passen, wat voor taal je tegen iedereen gebruikt I"
In 't begin leek het vooruitzicht heerlijk, maar na twee dagen begon
het te tanen. Den derden avond ging zij vroeg naar bed en zij droomde, dat
de dames Burningham onverwachts thuiskwamen en de trap opkropen om
haar te betrappen, terwijl ze iets deed, dat ze niet had mogen doen. De droom
leek zoo werkelijk, dat ze wakker werd, rechtop ging zitten in bed en
luisterde.
„Gekmompelde Aurora, haar oogen uitwrijvend, ,,'t Is net of er echt
iemand rondscharrelt of heb ik vergeten de kat op te sluiten Wacht,
'n oogenblikkic Als ik merk, dat je over me schoonc boel loopt, jongedame,
dan zal ik je wel es gauw...."
Aurora rees van haar bed en schoot snel een gepantserde ochtendjas aan,
met een fantasierandje van groen en zwart stak haar voeten in gebreide
pantoffels van comfortabele maat en nam van een stoel een gestreepte wollen
antimacassar, dien ze bevallig om haar schouders wierp. Haar hoofd was
versierd met een groep harde en onverzoenlijke krulpcnnetjcs.
Aurora Gibbs droeg een kandelaar en ging naar beneden, geeuwend en
ietwat knorrig gestemd. Plotseling echter bleef de geeuw halverwege steken
en haar mond sloeg dicht, om zich een seconde later weer te openen tot het
doorlaten van een feilen ademtocht, die de kaarsvlam wegvaagde. Toen,
met een iets meer dan normalen harteklop, zette ze de kaars op de trap en
sloop naar beneden, haar oogen inspannend om de duisternis te doorboren.
Want iets anders dan een kat bewoog zich heimelijk door het huis.
Het zwakke geluid kwam uit de eetkamer Aurora, strak oplettend, zag
een klein rond lichtvlekje bewegen langs den looper bij de deur, en toen ver
dwijnen. Met een moed, die nooit voor zoo krachtige eischen had gestaan,
ging ze de rest van de trap af en de kamer zelf binnen. Er kwam een uitroep
van schrik en een lichtbundeltje verdween onmiddellijk toen was er alleen
een diepe ademhaling ergens in 't donker.
„Zeker in de war met 't huisnoinmer hè vroeg Aurora luchtig. „Jammer
dat ik je gezicht niet zien ken dat heb je met die donkere avonden hè
Er was stilte, een paar seconden, terwijl Aurora staan bleef toen kwam
er een diepe stem met een soort bevend gebrom uit het duister. „Ik ben
wanhopig as je dat maar weet," zei een manncstem. „En ik ben gewapend
ook ik schiet iedereen voor ze kop, die me in den weg komt."
„Aardige stem heb je, jongeman," zei Aurora kalm. „Als ik 't zien kon,
zou ik haas zeggen, dat je een soort van zingend gezicht heb. Net blinde
mannetje spelen, dat gekruip in 't donker, vin je niet
„Kan me niks schelen waar 't op lijktga jij maar na bed," zei de
mannenstem weer. „Ik weet dat je alleen bent,en ik wil je niks doen. Je gaat
na bed en je laat mij met rust. De twee ouwe tantes zijn weg en er is niemand
dan jij en ik zweer dat ik je niks zal doen. Ga weg en zweer dat je mij
nooit gezien heb."
„Dat ken ik makkelijk zweren, omdat jij de duisternis liever heb dan
't licht, net als de heidenen," zei Aurora. „Maar praat maar een beetje zachter,
anders maak je meneer George wakker op de logeerkamer, en meneer William
in 't voorkamertje boven, en den butler in 't kamertje achter de keuken,
en ik wil voor geen geld, dat die wakker worden. Meneer George is eenmeter-
negetig, en zoo breed, dat ie alleen maar op ze kant de deur door ken en
meneer William het op school voor 't een of ander den beker gewonnen en
de butler is waar ie vandaan komt een soort zwaargewichtkampioen. Als ik je
raaien mag, jongeman, maak dan maar dat je weg komt, zonder dat er beenen
gebroken worden."
„Dacht je mijn d'r tusschen te nemen zei de stein. „D'r woont hier
niemand dan die twee ouwe tantes, en die zijn d'r niet, en jij bent alleen.
Ga na bed zoolang je de kans krijgt. Je ken later vertellen wat je wil. Ik
heb een pistool, en ik wil afwerken maar ik wil geen moord doen as 't niet
hoeft."
Aurora Gibbs was stil naar de plaats geschoven, waar ze wist, dat een