.$we kwart eeuw aetóc/UI. No. 1 VRIJDAG 2 JUNI 1933 29 gaslamp was; in haar handen had ze het doosje lucifers van den achter gelaten kandelaar, vlug streek ze een lucifer aan en hield hem boven de lamp, en op 't zelfde oogenblik hoorde ze de vlugge beweging van voeten zag een gezicht vlak bij het hare en voelde iets kouds tegen haar voorhoofd. „Sjeneer je maar niet, jongeman," zei ze met een vlug lachje. „Ga je gooi, schiet maar 1 Laat de menschen maar zien, dat me moeder niet gelogen heb, toe ze zei dat ik herses in me hoofd had. Ik wacht en ik heb een naam, waar een paar regels mee vol komen te staan in 't ochtendblad. „Heldhaftig gedrag van een dienstbode. Voorstel voor een monnement op haar graf. Bijdragen aan de redaksie." En dan jij een nachtmutsie op, dat ze te ver naar voren hebben getrokken en je hoofd niet heelemaal recht van de pijn. Ken je je vinger niet om 't haakie heen krijgen „Ik heb je al gezegd, dat ik je niks zou doen," zei de man schor. „Ik ben niet gewend an dat werk „Vertel me nou es wat nieuws voor de verandering," pleitte Aurora. „Als je d'r een van 't echte soort geweest was, jongeman, had ik nou allang als 'n mooi lijk an je voeten gelegen. Nou, mot ik meneer George roepen, of meneer Samuel...." „Daarnet heette-n-ie William," viel de man haar in de rede. „Samuel William heet ie eigelijk en iedereen zegt, wat 'm op 't ooge- blik voor ze mond komt," zei Aurora plechtig. „Soms heet ie William als ie na bed gaat en Samuel als ie opstaat, al nagelang van 't weer. Wil je zoo vrindelijk zijn dat malle ding van me hoofd te halen Je had 't tenminste wel eerst 'n beetje op magge warmen." „Ga je dan schreeuwen vroeg de man met klem. „Ikke niet!" antwoordde Aurora en lachte. „Op slot van rekening is 't mijn huis niet, en ik zie je d'r best voor an, dat je weet wat je doet." De man liet zijn arm zakken, en stond wat verdwaasd voor haar, haar aan te kijken. Het was een jonge man, vrij schamel gekleed, maar met een prettig gezicht, al was het op 't oogenblik wat vertrokken door vrees. Toen hij de eigenaardige figuur zoo kalm naar hem zag kijken keerde hij zich af, ietwat schaapachtig, en sloeg met den loop van de revolver zacht op de palm van zijn andere hand, en daarnaar keek hij terwijl hij spTak. „U bent niet bang uitgevallen, jefrouw," zei hij. „Ik dacht dat ze meestal flauw vielen of schreeuwden of zooies." „Dan mot je bij mijn niet wezen," zei 't meisje, de schouders ophalend. „Dat laat ik aan de groote lui over. Nou ga je zeker gappen, wat je hebben wou, en dan ruk je in hè „Zeker als jij me na staat te kijken, om later precies te kennen getuigen, wat ik gegapt had smaalde hij. „Zoo gek ben ik nog niet." „Nou, as je liever heb dat ik daggies zeg en je stiekum je gang laat gaan, dan spreek je maar en je krijg zóó je zin," zei Aurora met een glimlach. „Ik heb heelemaal geen verstand van zulk soort dingen of hoe ik me houen mot. Ik ben er tetaal nieuweling in. Neem me niet kwalijk dat ik 'n beetje opstuif hè 'k Had een tikkie haast." „Zeg, wat wou je eigenlijk?" De man kwam dichterbij. „Je heb lef genog, maar mijn maak je niet in, hoor je Wees maar blij dat je mijn voor heb een ander had je allang koud gemaakt en de boel ingepakt en weg geweest voor je weer op kon kijken." „En jij vond beter van niet, om dat je weet, wat je een dame verschul digd ben, al is ze maar gewoon in betrekking," gaf ze hem terug. „Leg dat ding nou maar neer, je weet toch niet, hoe je d'r mee om mot springen, en laat ik je es goed bezichtigen, om te zien of je van de drank of van de liefde zoover gekomen ben. Maar zachies praten, want ik wil meneer George en meneer Samuel William voor geen geld wakker hebben." De man lachte aarzelde even en ging zitten. Ook Aurora Gibbs nam plaats, op een stoel tegenover hem. „Knus hè zei ze. „Nou, als inbreken zóó is, geef mijn dan maar gestoofde peertjes," mompelde de man, terwijl hij de revolver op het verbleekte overtrek van de ronde middentafel legde. „Maar nou eerlijk d'r is geen George!'of geen Samuel of de rest van de mena- zjerie, hè „Op mijn woordje," begon me juffrouw Gibbs, en ze hield hem in 't oog. „Maar jij bent 'n leugenaar. Heb je dat gijntje nog nooit eerder uitge haald „Waarachtig niet, jefrouw," zei hij langzaam. „Maar as je'geen werk heb en een kameraad zegt, dat 't zoo makkelijk is als peultjes doppen, en dat er alleen een mug van een dienst meid in huis is. „Wel 'n heer, die kameraad van jou," viel Aurora hem ijzig in de rede. „Hoe heet je, jongeman?" „William Cooper." „Je hebt zeker 'n vak, in je nuchtere dagen „Blikslager," antwoordde hij. „Lijkt me wel zindelijk en gezond," zei Aurora. „Getrouwd „Gelukkig nie," antwoordde William Cooper, met ietwat benepen stem. „Ik zal je ronduit de waarheid zeggen, jefrouw," ging hij voort, 't hoofd opheffend en haar recht in de oogen kijkend, „ik had nooit kennen denken, dat 't zoover met me zou komen. Maar 'n mensch raakt van 't eene op 't andere, en de baantjes groeien niet langs de weg, om zoo te zeggen. „Me motten 't nemen zooas 't valt in deze wereld," zei Aurora. „En zoo alles bij mekaar affijn" hulpeloos spreidde hij de handen uit, „daar zit ik." „Was 't niet beter as je 'n aardig meisie had om je op te passen en je op de goeie weg te houen?"zei Aurora, coquet den antimacassar schikkend om haar schouders. „Da's de helft van alle mannen op de wereld d'r geluk geweest, wat ik je brom." „Da geloof ik best," antwoordde de heer Cooper, somber, met zijn oogen naar het vloerkleed. Toen, schaapachtig opkijkend, verwonderd om het zwijgen van het meisje, bemerkte hij, dat ze vóór hem stond, en de revolver op een decimeter afstand van zijn voorhoofd had. Hij schrok achteruit en kwam overeind, zijn stoel omgooiend. „Je heb ontzettend met je eige te doen, hè smaalde Aurora. „Zoo zijn jullie kerels allemaal steekt je neus binnen waar je niks gevraagd wordt, en dan weten ze niet meer, hoe ze d'r uit motten kommen. Hoe vin je de inbrekerij nou, jongeman „Leg 'm maar liever neer," zei Cooper zenuwachtig, „je heb er geen verstand van strak bezeer je je nog." „Ik zal m'n eigen niet bezeeren," merkte Aurora glimlachend op. „As t'r één 'm bezeert dan is 't zeker iemand, die 't hart gehad heeft" Aurora Gibbs stond letterlijk te beven van verontwaardiging „een dame te dreigen. Nou, jonge man, waar wou je 't hebben Je mag zelf je plekkie kiezen we zijn in de wereld om mekaar te gerieven." Tot haar verwondering viel William Cooper op zijn knieën, hield zijn handen omlaag en zijn hoofd meewarig omhoog, ,,'t Ken me niks meer schelen, jefrouw," riep hij, „me goeie naam ben ik toch kwijt. Je ken gerust schieten, erges waar 't gauw afgeloopen is leg er maar eer mee in misschien krijg je wel opslag. Ik ben uitgepraat ik heb geen hart voor dat soort van werk." „Sta op 1" riep Aurora minachtend. „Je heb geen lood schurkenvleesch an je heele lijf, dat zie ik zoo wel. Ik schaam me over je." „Vindt u dan goed as ik maar wegga opperde William Cooper, lang zaam oprijzend. „Zeker om ergens anders te gaan stelen," vroeg Aurora.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 29