h a &fi ie0 doo* Jtedaland. ytUAdminapatk U Jiaain. „Ik niet nooit meer 1" riep hij. ,,'t Is een lessie voor me geweest de eerste keer van me leven, dat ik voor 'n vrouw op me knieën gelegen heb." „Je heb nog lang niet genog geleerd, jongeman," zei Aurora bedaard. „Maar wat had je over weggaan of bedriegen m'n ooren me?" „Ik zei zooiets," mompelde Cooper. „Je wou me toch zeker niet hier houen hè - „Da weet ik nog zoo net niet," zei Aurora, verlegen naar beneden kijkend, en ze kneep een vouw in het roode ochtendgewaad, ,,'t Komt natuurlijk maar op 't karakter an maar als je pas voor 't eerst uit ben geglibberd en als je d'r ordentelijk spijt van heb, dan ben ik er de persoon niet na, om je met steenen te gooien, meneer Cooper." „Spijt heb ik genog," zei William Cooper, „maar ik begrijp niet goed wat u bedoelt, jefrouw." „Als 'n dame d'r bed uit gehaald wordt om te worstelen met een wan hopige kerel met moord in ze hart," zei Aurora stijf, „nou da's natuurlijk leelijk voor 'n dame. As t'r bevoorbeeld op 't oogenblik hier iemand binnen kwam...." „Daar heb ik eerlijk niet an gedacht," zei William Cooper in diep berouw. „Je ziet wel, jefrouw, dat ik 't niet gewoon ben als ik ergens kom om wat weg te pikken, zou ik waarachtig niet weten of ik me hoed af moest nemen of niet." „Ik kan niet helpen, dat jij geen manieren ken," zei Aurora scherp. „Groote grutte, wat is dat Zij zweeg, met één hand omhoog, luisterend. Er was geluid van wielen gekomen in de stille straattoen stemmen, in gedempt gemompel dan het onmiskenbare geluid van een sleutel, die omdraait in een slot. William Cooper, met een bleek gezicht, griste naar de revolver, en kreeg die Aurora stond stokstijf, wachtend. „Ze bennen terug fluisterde ze. „En ik heb vergeten die lamme ketting op de deur te doen 1" Aan ontsnappen was niet te denken. De dames Burningham waren al in huis en naderden de deur van de kamer. William Cooper amateur als hij was stond met de revolver achter zijn rug te frommelen, onzeker wat hij doen zou. En dan, toen de oudachtige dametjes de kamer betraden met grim mige lachjes om hun ontdekking, nam Aurora plotseling haar besluit en tegelijk het besluit van William Cooper. „Ik was er al bang voor," zei juffrouw Dorcas. „We hadden onze ver moedens, mijn zuster en ik, en we zijn met den alleriaatsten trein teruggegaan en we hebben aan 't station een rijtuig genomen. En wat vinden we „Ik heb geen slag van raadseltjes, mum," antwoordde Aurora. „Vraag u wat makkelijks." „We vinden de deur los het licht branden en jou in een schandelijk costuum in gesprek met een man. Ik wensch een verklaring, Emma. Wie is die man William Cooper wierp een smeekenden blik op het meisje zij ving dien op, en keek hem een seconde aan met een vonkje van boosaardigheid in haar oogen. Want zij wistals ze zei, wie hij was, was hij verloren maar van den anderen kant, als ze iets anders zei, was zij verloren. En toch, tot zijn ver bazing en bewondering, koos zij het tweede. „Dat is een vriend van me, mum," zei ze, een hand uitstrekkend bijwijze van introductie. „Meneer William Cooper, blikslager van beroep. Heel fatsoenlijk, mum, en hij het om zoo te zeggen voor de eerste families ge- blikslagerd." „Waarom is hij hier vroeg Hanna Burningham. ,,'t Past mijn niet om dat te zeggen," sprak Aurora giechelend. „As t'r bij manier van spreken zooveel vraag na een meisie is, as na mijn, het ze zeker ies in d'r gezicht, waar ze op af kommen. Spreek op, William je hoef je d'r niks voor te sjeneeren." „Ik kwam vanavend hier," zei William Cooper met een zeer rood gezicht, „met 't plan „Zeg maar wat je daarnet gezegd hebt, William," drong Aurora Gibbs. „Laat ze 't pistool maar zien, waar je je mee voor je kop wou schieten as ik niet wou ingaan op je beden. Hij het 't achter 'm, mum," voegde ze er bij. Zeer langzaam bracht William Cooper de revolver te voorschijn de twee dames gilden en klemden zich aan elkaar vast. Aurora, nog eens giechelend, nam opnieuw het woord. „Hij loopt al jaren op me, af en an," zei ze. „En u mot niet denken, dat ik 'm angemoedigd heb, of ook maar 'n tikkie hoop heb gegeven, daar mot u mijn niet voor hebben. Maar as 'n man om zoo te zeggen in 't holste van den nacht een raam opendoet, en op de trap gaat zitten en aldoor je naam zucht, dan mot je toch iès doen. As u es wist, mum, hoe ik 't met 'm an de stok heb gehad Laat me sterven, zee-d-ie, laat me sterven met je zoenen nog op me gezichtNooitzee ik. Dat ben ik niet waard „Ik kan me niet meer herinneren, dat ik dat gezegd heb," mompelde Cooper, half versuft. „Je was nogal in een toestand om je wat te herinneren," wees Aurora hem scherp terecht, ,,'t Is maar goed dat u gekommen ben, mum," zei ze toen tot juffrouw Dorcas, „anders was 't huis meschien één bloedbad geweest." ,,'t Is zeker goed, dat we gekomen zijn," zei juffrouw Dorcas. „Of we een drama hebben voorkomen, weet ik niet maar je bent afgeweken van ons strikte voorschrift om niemand in huis toe te laten. Je gaat dus morgen weg, en we zullen je natuurlijk je loon uitbetalen in plaats van den gewonen op zegtermijn. Laat nu dien man uit." William Cooper liet de revolver in zijn zak glijden en ging met een bot gezicht heen. Aurora liet één blik over de twee dametjes glijden, gooide het hoofd in den nek, volgde hem en deed de deur achter zich dicht. Toen zij de straatdeur opendeed ging William Cooper er door, keerde zich toen om en zag haar aan. „Wat mot ik daar nou op zeggen fluisterde hij. „Je helpt mijn d'r uit, en jij ben je baantje kwijt." „Baantjes genog," antwoordde Aurora. „In ieder geval ben ik morgen- avend vrij." Zij rolde peinzend de punt van den antimacassar om een vinger en keek er naar. „Ik ga morgen werk zoeken," zei de heer Cooper, in diepen ernst, „en ik gooi dèt," hij klopte op den zak, waar hij de revolver in had, „in de plomp." „Goeie jongen!" lispelde Aurora Gibbs. „En dan geen malligheid meer, hoor je." „As ik maar iemand had, die d'r wat om gaf, of ik me ordentelijk hield of niet. ,,'t Zou me niks verwonderen," zei Aurora, naar de stoep kijkend, ,,'t zou me heusch geen steek verwonderen as ik morgenavend om negen uur 't hoekje van de markt niet omging, om een luchie te scheppen." „Mag ik je dan kommen vertellen of ik al werk heb vroeg William Cooper gretig. „Werk krijg je vast en zeker," meende Aurora, „maar ik ben benieuwd hoeveel loon of je krijgt." „Ja persies," zei William, met iets verdachts in zijn keel. „As ik je alleen maarHij trok zijn pet af en kwam een beetje dichter naar haar toe. Aurora ging snel achteruit. „Dat zijn nou van die dingen, die we maar tot morgenavond zeilen bewaren, om te kijken hoe je je houdt. Tot ziens, William!" Ze deed de deur dicht en vergat den ketting niet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31