ok' fe:'vS.,t Gehaakte Spret 50 VRIJDAG 9 JUNI 1933 No 2 VROUWENLEVEN De hierbij afgebeelde sprei is gehaakt van onver- schietbaar katoen, dat in vele mooie kleuren verkrijgbaar is. Men kan deze sprei haken in iedere gewenschte grootte, omdat zij uit verschillende smalle banen is aaneengezet, en men die banen zoo lang kan haken als men wenscht. Men begint voor elke baan met het middelste figuur, 'n soort ladder, die men haakt voor de ge- heele lengte van de sprei. Hiervoor haakt men eerst 10 losse steken, waarvan de 3 laatste voor het eerste stokje moeten dienen; dan haakt men het lste stokje in den 4den lossen st. en daarnaast nog 6 stokjes, zoodat er 'n blokje wordt gevormd van 8 stokjes. Op deze stokjes haakt men weer 8 stok jes, waarbij weer 3 losse st. komen in de plaats van het lste stokje. Dan haakt men 5 losse st., 1 stokje op den 4den lossen, 1 stokje op den 5den lossen en nog 5 stokjes op de eerste 5 van de vorige 8 stokjes, men keert dan 't werk om, haakt 3 losse in plaats van 't lste stokje en verder 7 stokjes op de vorige, zoodat er weer 'n blokje wordt gevormd van 2 toeren 8 stokjes. Hierna volgen weer 5 losse, 2 stokjes op den 4den en 5den lossen en nog 5 stok jes op de eerste 5 van het vorige blokje. Zoo gaat men door, na elk blokje verspringend, tot men vol doende heeft voor de geheele lengte van de sprei. Om deze gehaakte „ladder" heen, die het midden vormt van iedere baan, worden 8 toeren gehaakt. 1 ste toer: 1 vaste st. op de uiterste punt van 'n blokje, 5 losse, 1 vaste st. op de uiterste punt van het volgende blokje. Aan het begin en aan het einde van de „ladder" haakt men echter, in plaats van 5, 2 keer 10 losse steken voor de hoeken; op-onze foto zijn deze grootere openingen duidelijk te zien. 2de toer: 1 los se, 1 stokje, tel kens herhalen. Hierbij slaat men telkens,tus- schen 2 stokjes, 1 st. over van den vorigen toer; er moet steeds 1 stokje komen boven eiken vas ten st. van den vorigen toer. Bij de hoeken wor den bij de 10 losse steken geen steken overge slagen, doch haakt men in eiken steek 1 stokje en na ieder stokje 1 lossen st. 3de toer: 7 losse st. waar van de eerste 3 later in de plaats van 'n stokje komen, 9 vaste st. De vaste st. begint men zóó, datmenuitkomt boven de 2de punt. Dan 4 losse, 1 stokje op 't 2de stokje van den vorigen toer (men slaat dus 1 stokje over), 4 losse st., 1 stokje over slaan, 9 vaste st. Vanaf den ge- heelen toer her halen. 4de toer: Men haakt nu weer 1 stokje op elk stokje van den vorigen toer en 1 stokje aan weers kanten daarvan, dus, in plaats van 1 telkens 3 stokjes, na elke 3 stokjes 4 losse st. en 7 vaste st. midden op de 9 vaste st. van den vorigen toer, zoodat er dus aan weerskanten 1 st. overblijft. Verder den geheelen toer herhalen: 4 losse, 3 stok jes, 4 losse, 7 vaste st. 5de toer: In plaats van 3 haakt men nu telkens 5 stokjes midden op de vorige en in plaats van 7 vaste slechts 5 vaste, midden op de vaste st. van den vorigen toer. Tusschen stokjes en vaste st. in weer telkens 4 losse st. 6de toer: Midden op de 5 stokjes van den vorigen toer haakt men 3 stokjes, 4 losse st., 3 stokjes. Daarbij slaat men het 3de stokje van den vorigen toer over. Verder telkens: 4 losse, 3 vaste st. midden op de 5 vaste van den vorigen toer, 4 losse en alles weer herhalen van af het begin. 7de toer: 3 stokjes op de 3 van den vorigen toer, 4 losse en dan, in het middelste gaatje van den vorigen toer: 1 stokje, 4 losse st., 1 stokje. Verder: 4 losse st., 3 stokjes op de 3 uit den vorigen toer, 4 losse, 1 vaste st. midden op de 3 vaste van den vorigen toer, 4 losse, enz. 8ste toer: 3 stokjes, 5 losse st. en 1 vaste st. in den lsten lossen daar van om 'n picot te maken, vervol gens 1 stokje in het lste gaatje, 1 picot in 't middelste gaatje; 1 stokje, 1 picot, 1 stokje; 1 picot, 1 stokje in het volgende gaatje, 1 picot. Er komen dus in het geheel 5 picots voor den rand. Hierna 3 stokjes en daarna herhaalt men weer alle st. van het begin af. Wanneer men de volgende banen haakt, werkt men, bij den laatsten toer, telkens de nieuwe baan vast aan de vorige met de 3 middelste picots. Men haakt dan 2 losse st., haakt 1 vasten in den middelsten steek van de tegenoverliggende picot van de vorige baan, haakt dan weer 2 losse en nu weer 1 vaste in den lsten lossen st. om de picot af te maken. THÉRÈSE Op bijgaande teckeningetjes zien we 'n paar practische boodschaptasschen. We kunnen hiervoor moderne gestreepte ribstof nemen, die zeer sterk is en in frissche strepen verkrijgbaar. We knippen voor no. 1 twee rechthoekige stuk ken waarbij de streep dwars loopt. Deze voor- en achterkanten worden verbonden door een bies van 10 c.M. waarvan de streep over de lengte loopt, en die aan één stuk geknipt kan worden indien de stof dit toelaat. Deze bies loopt onder door. Vervolgens wordt weer een bies van 10 c.M. geknipt, welke van 't midden voor naar onder en vervolgens achter door loopt. Dit is de band waaraan de ringen komen. De bies wordt stevig opgenaaid. Bij begin en eind halen we de ringen er door, slaan de stof om en naaien ze vast. Deze ringen kunt u kant en klaar koopen van hout of bamboe, en u omwindt ze met reepen van dezelfde stof. Indien u bijvoor beeld dunne ijzerdraadringen gebruikt, welke men kan koopen in lampekapzaken, dan kunnen deze heel goed om stevigte te -krijgen eerst omwikkeld worden met oude lappen ka toen, en daarna met het gestreepte goed. De bies, waaraan de ringen komen, is speciaal aangebracht om stevigte aan de tasch te geven. Men kan de rafels wegwerken door ze af te biezen met gekleurd linnen band. Bovenaan ziet u een dergelijke tasch. De voor- en achterkant ervan zijn van boven met ronde hoeken, het stuk dat in 't midden ertusschen wordt gezet, loopt precies rond mee, doch u be hoeft slechts een rechten reep te knippen. In het midden van deze bies, die bij dit model ook van boven doorloopt, maakt men een rechten inknip, een spleet welke voorzien wordt van 'n ritssluiting. Deze citybag-vorm krijgt een zelfde bies opgestikt voor de ringen. In beide tasschen kan 'n bodem gebracht worden van dik karton, dat men bekleedt met dezelfde stof; het geheel naait men rondom vast aan den bodemreep. D. D. L.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 16