STADGENOOTEN 58 VRIJDAG 9 JUNI 1933 door Ellis Parker Butler Ned Young had den heelen morgen werkeloos rondgehangen in zijn „toonzaal". De zaken gingen slecht al 'n paar weken trouwens. Maar opeens ging hij recht staan, en hij trok zijn das goed. Er stond namelijk iemand voor het raamhij las het lijstje tweede hands-auto's alen het was Ned's levenstaak, uit tweedehands-auto's geld te slaan. Nog door iets anders had de kijker Ned's aan dacht getrokken hij was gekleed als een bruigom en dan nóg iets zijn gezicht kwam Ned bekend voor 1 Hoewel het nu, onder den ietwat gehaven- den hoogen hoed, een blos vertoonde, die bewees, dat het huwelijksfeest al geschied was. Ned ging op den drempel staan. „Goeden mor gen," zei hij blijmoedig. „Ik ken u, is 't niet?" De man keek met een paar zeer heldere oogen naar Ned. „Ik weet niet kan wel," zei hij aarzelend. „U komt mij ook wel een beetje bekend voor Zeker al eens ergens ontmoet." „Komt u niet uit Littletown „Ja ten minste ik heb er altijd gewoond, maar ik ben nu al twee jaar hier." Toen volgde het gewone gesprek herinneringen; en waar 't prettiger wonen was, in Littletown of in New York. Ned kwam tevens te weten, dat zijn mogelijke klant meneer Philip Miles was, en dat hij dien ochtend als getuige had gefungeerd bij 't huwelijk van iemand, die óók uit Littletown kwam. „U kijkt zeker uit naar een auto?" vroeg Ned, zoodra hij het vragen kon. „Eigenlijk niet,"was het antwoord. „Tenminste ik heb er nog niet ernstig over gedacht." Maar Ned was wel zóó lang in zaken, dat hij iemand kon nopen, er ernstig over te denken. „Komt u in ieder geval even binnen," zei hij. „Kijkt u eens dat was wel iets voor u Zes cylin ders, vier portieren, afneembare kap.... En 'n koopje Belasting voor 't heele jaar betaald." „Hoeveel kost die?" Maar dat hoorde Ned niet. Prijzen kwamen later. „Zin in een proefritje vroeg hij. „Op 't oogenblik niet," zei de man met de fon kelende oogen de champagne werkte nog na. Maar Ned liet zijn kans zóó maar niet slippen, 't Was al zoolang slap.... „Nooit dralen," zei hij. „Morgen kan hij ver kocht zijn," loog hij, op een toon die overtuigde, „kolossaal veel vraag naar dat model." De heer Miles keek peinzend naar den wagen. „Hij staat me wel aan," zei hij, „maar ik kan zooiets niet zoo gauw beslissen. Ik was heelemaal niet van plan, een auto te koopen „Hoort u eens," zei Ned vertrouwelijk, „als 't om de betaling gaat ik ben voor 'n heel makke lijke regeling te vinden. En oude stadgenooten hebben altijd 'n streepje voor. Ik zal 't heusch goed met u maken." Philip Miles aarzelde. Eindelijk vroeg hij Ned, den wagen vast te houden tot den volgenden dag dan kon hij beslissen. „Heel graag zei Ned. „Alleen hoe denkt u over een klein sommetje laten we zeggen vijftig dollar als waarborg dat u morgen terugkomt U krijgt het geld natuurlijk terug, als u er van afziet Misschien werkte de champagne nóg na in ieder geval, vjóór de heer Miles vertrok, had hij Ned vijftig dollar overhandigd. Ned stak die som in zijn portefeuille, gaf den stadgenoot een hand en trok zich terug in 't binnenste van zijn toonzaal. Nauwelijks had Ned den volgenden morgen zijn zaak geopend, of Philip Miles verscheen, nu in nor male kleeding. „Hoor eens,"zei hij, na begroeting, „ik heb beslo ten, er voorloopig maar van af te zien. Ik kan op 't oogenblik geen verplichtingen op me nemen en u weet, ik dacht er eigenlijk niet over „Enfin dan later, hopen we," zei Ned. „U komt nog wel eens aan ik zal voor u uitkijken, als deze weg is." Toen begon Ned weer over Littletown. Maar het duurde niet lang, of Miles herinnerde hem aan de vijftig dollars. „O ja," zei Ned. „Als u uw adres even opgeeft, zal ik u een chèque sturen. „U kunt me toch de contanten teruggeven, die ik u gisteren „Maar waarde heer, dat is allang door de boek houding. We betalen hier alles per chèque I" Miles gaf dus zijn adres, en wachtte. Maar de chèque kwam niet. Toen ging Philip Miles iederen dag om zijn vijftig dollars vragen maar er was altijd een uit vlucht. Ned was op reis, zijn compagnon moest de chèque nog teekenen... 't eene na 't andere, tot Philip het moe werd en zich in geen dagen meer liet zien. Een dag of veertien later zag Ned een keurig gekleede jonge vrouw staan staren naar een blauw race-wagentje, dat hij voor 't raam had. Ned kwam in de deur staan en begon te praten. Hij noodigde haar uit, er eens in te gaan zitten, en hij merkte op, dat ze erg knap was en innemend lachen kon. „Ik geloof dat ik u ken," zei ze opeens. „Komt u niet uit Littletown „Ja zeker I" riep Ned. „Dacht ik al," zei ze glimlachend. „Zullen we niet even proefrijden stelde Ned dadelijk voor. Maar ze had nu geen tijd. Wel den volgenden middag, drie uur. En inderdaad, ze kwam den volgenden middag. „Waar zullen we heengaan vroeg hij, toen zij achter het stuur zat. „Ik heb maar 'n half uur tijd," zei ze. „Even 't Park rond, niet verder." Ned was teleurgesteld, hoewel hij de proefritten nooit verder uitstrekte dan even 't Park rond. In een minuut of twintig waren zij terug. „Dank u wel I" zei het meisje, toen hij haar hielp uitstappen, ,,'t Wagentje bevalt me best, ik wil graag nadere bijzonderheden van u hooren." Toen leidde Ned haar naar 't kantoortje, en tot No. 2 zijn ergernis zag hij Philip Miles in de toonzaal staan wachten. Maar hij liep hem zonder opkijken voorbij, bracht juffrouw Malt in het kantoor, en bood haar een sigaret aan. Het knipoogje tusschen haar en Philip had Ned niet gezien. „Wie is die meneer, dien we zooeven voorbij liepen vroeg het meisje, toen zij een paar mi nuten over het wagentje gesproken hadden. „Ik weet 't heusch niet," loog Ned. „Hij komt me zoo bekend voor. Weet u soms, of hij ook uit Littletown komt „Ik geloof 't niet," zei Ned. „Hij lijkt zeker op iemand." Toen begon hij weer over den auto, maar juffrouw Malt zei niet veel meer. Eindelijk stond zij op. „Een oogenblikje," zei ze. „Ik geloof vast, dat ik dien meneer ken. Ik zal toch even vragen...." En vóór Ned haar tegen kon houden, was zij in de toonzaal. „Bent u niet meneer Miles vroeg ze den wach tende. „Ja zeker, en bent u niet juffrouw Malt vroeg hij terug. Ned was woedend. Zooiets kwam hem absoluut niet van pas. Hij begreep, dat hij bij den heer Miles niet erg hoog aangeschreven stond. Er moest vlug gehandeld worden Hij liep de toonzaal in en zei tegen Miles, op veelbeteekenen- den toon „Pardon, ik heb dót u weet wel voor u klaar liggen achter Al 'n paar dagen I" „Merci," zei Miles, en hij praatte door met juf frouw Malt. Ned ging zijn kantoortje weer binnen, en schreef en onderteekende snel een chèque. Toen kwam hij terug, gaf Miles het papiertje en maakte excuus voor de vertraging. „Tot ziens, juffrouw Malt," zei Miles. „Ik ben blij dat ik u ontmoet heb. Ik hoop u nog eens weer te zien." Toen hij weg was, kwam juffrouw Malt weer over het race-wagentje praten. Tien minuten later stond hij op. „Ik heb er erg veel zin in," zei ze. „Maar ik moet er nog even over denken. Als ik besloten heb, krijgt u dadelijk bericht." Ned bracht haar naar de deur en keek haar na. Hij hoopte maar, dat ze gauw terugkwam. Maar ze kwam nooit terug. Als hij haar gevolgd was, had hij begrepen waarom. Want toen zij den hoek omging, trof zij daar Philip Miles. Zij ging naar hem toe, hij gaf haar een arm, en samen liepen zij verder. „Zoo, ik heb de vijftig dollar terug ik heb mijn weddenschap gewonnen, schat," zei ze glimlachend. „Ik ben er net zoo blij om als jij, engel," ant woordde hij. „Waar zullen we 't gaan fuiven Xwonen-idylU.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 24