EEHDAGS-
Uitslag prijsvraag, voorkomende in het premieboek „De Prinses in den Wolkenkrabber".
90
door J. S. Fletcher
A Is iemand mij dien avond om eif uur gezegd
had, dat binnen het uur de groote roman
van mijn leven begonnen zou zijn, had ik
hem vast en zeker uitgelachen, en hem uitgemaakt
voor „profeet die brood eet". Ik had heelemaa!
geen aanleg voor romantiek, vond ik in ieder
geval had ik op dat moment erg practische en
prozaïsche plannen. Om vijf vóór elf verliet ik
mijn spreekkamer, en ging de gezellige huiskamer
binnen en ik zal wel 'n diepen zucht van verlich
ting geslaakt hebben, toen ik een glas whisky-soda
had klaargemaakt, en een pijp opgestoken, en me
had laten neervallen in een luien stoel bij het laai
ende vuur. Mijn moeder begon haar breiwerk op te
ruimen zij vond, dat het bedtijd werd en ze
keek naar mij met 'n hartelijk lachje van medelijden.
„Dat is een erg lang spreekuur geweest, Henry,"
merkte ze op, „van 't diner af
„Ja, moeder," zei ik, „buitengewoon lang. Er
waren een massa arme patiënten vanavond
bijna allemaal hoest en verkoudheid van dien
kouden wind natuurlijk. Echt April. Ik vond 't
tenminste bar guur vanmiddag."
„Als ze je nu maar vannacht met rust laten, jon
gen," zei mijn moeder. „Zijn er patiënten, die je
noodig kunnen hebben
„Niet dat ik weet," antwoordde ik. „Nee, ik heb
goede hoop, dat ik eens een heelen nacht zal kun
nen doorslapen."
Zij legde haar hand op mijn schouder, en bukte
zich, om mij een kus op het voorhoofd te geven,
en ze zei, dat ze het óók hoopte. Toen ging ze zacht
de kamer uit, en ik nam het avondblad, om me op
de hoogte te stellen van het laatste nieuws.
Dat uurtje 's avonds, van elven tot twaalven,
was gewoonlijk het eenige rustige uur, dat ik den
heelen dag had. Ik had een vrij drukke praktijk
drie jaar te voren gekocht in het hartje van Lon-
d n. Mijn dagen waren aardig bezet, en vaak was
er og nachtwerk ook maar dat kon ik gewoonlijk
voor ien, en dien avond wist ik niets, dat mij bui
ten mijn bed zou kunnen houden. Ik was van plan,
't er eens goed van te nemen ik wou tot twaalf uur
blijven zitten lezen en rooken, en dan een stevige
nachtrust beginnen een nachtrust van zeven of
acht uur, hoopte ik. Ik kon toentertijd uitstekend
slapen, als ik er de kans voor kreeg want ik had
geen kommer of zorg, behalve de gewone zorgen
van mijn werk. En ik was gezond, en nog geen der
tig, en ik was nog nooit verliefd geweest ik hield
alleen van mijn moeder, die zich geheel aan mij,
haar eenig kind, wijdde. Neen, ik mag gerust zeg
gen, dat ik op dat oogenblik, terwijl ik mijn voeten
zat te warmen bij den haard en van mijn pijp tabak
zat te genieten, absoluut vrij was van zorgen of
kwellende gedachten.
En toch kwam er toen, zonder dat ik het wist,
heel wat op mij af snel en onontkoombaar heel
wat angst en zorg en spanning en twijfel en geheim
zinnigheid en bovendien - bovenól zelfs liefde
en hartstocht.
De klok gaf den slag van kwart over elf en ter
wijl die zilveren klank wegstierf, hoorde ik lichte
voetstappen door de straat snellen, ophouden
tegenover mijn huis, en toen haastig naar mijn
deur toe komen. Na een stilte werd toen de bel
geluid, eerst zacht, daarna dringend. De klank
weergalmde door het stille huis, waarin niemand
meer op was dan ik. Ik stelde me al voor, hoe mijn
moeder het hoofd zou schudden, als zij het hoorde,
en hoe zij medelijden met mij had.
VRIJDAG 16 JUNI 193.3
Ik had ook een beetje medelijden met mijzelf. Ik
wist, wat die snelle voetstappen en dat dringende
bellen beteekenden ik zou uit moeten. Ik zou met
alle plezier gaan maar toch had ik er, zuiver als
mensch, niet veel zin in. Ik zat zoo prettig bij den
haard, en ik had al een flinken dag werk achter den
rug.
Ik zal wel gezucht hebben, toen ik opstond uit
den luien stoel en naar de voordeur ging. Ik vroeg
mij volstrekt niet af, wat ik te zien zou krijgen, als
ik opendeed ik had in mijn praktijk al zóóveel
vreemde menschen en dingen gezien. In ieder geval
had ik geen flauw vermoeden, dat ik ging opendoen
voor de vrouw, die een geheel nieuwe wereld voor
mij zou gaan openen.
Het licht in de hal brandde nog, en toen ik de
deur opentrok, viel het schijnsel op een meisjes
figuur, die buiten voor den drempel stond met
de eene hand hield zij een sjaal dicht om haar
keel, met de andere hand hield zij de stoepleuning
vast, alsof zij dien steun niet missen kon. Ik zag
een bleek, verschrikt gezicht en een paar groote,
donkere, angstige oogen. Toen zij sprak, beefde
haar stem.
„Bent u de dokter?" vroeg zij hijgend.
„Ik ben dokter Fordyce," antwoordde ik.
„Wilt u dan met me meegaan direct, als li
•kunt naar mijn vader? Hij is ziek erg ziek,
geloof ik."
Zij was geen Engelsche dat merkte ik aan
stonds. Haar stem had een prettigen, vollen klank;
zij sprak goed Engelsch, maar met een vreemd
accent. Ik deed een'stap achteruit en wenkte het
meisje binnen te komen.
„Komt u even binnen," zei ik, „en vertelt u me
eerst even, wat uw vader scheelt. Dan weet ik,
wat ik mee moet nemen. Ik zal dadelijk met u
meegaan."
Zij volgde mij, de kamer in, die ik daareven ver
laten had. Ik gaf haar een stoel. Zij viel er op neer,
alsof zij geen kracht meer over had, en ik zag nu,
dat zij over 't heele lichaam beefde en heel bang
scheen te zijn.
„Vertelt u nu maar eens," zei ik. „Wat heeft uw
vader
Zij schudde het hoofd.
„Ik weet 't niet," antwoordde ze. „Hij heeft 't al
eens meer gehad een jaar geleden maar toen
wou hij geen dokter hebben. Hij dronk wat brande
wijn, en toen werd hij beter, maar nuhelpt
niets.... en toen ben ik gauw weggeloopen, om
u te halen ik had uw naamplaat naast de deur
gezien
„Waar woont u vroeg ik.
Zij noemde het adres een straat dichtbij een
straat, waar een aantal goedkoope pensions stonden.
„Heeft hij pijn
Ze legde haar eene hand op haar hart.
,,'t Is net, of hij daar ijzeren stangen voelt
drukken - die er het leven uit persen," antwoordde
ze. „Zoo zegt hij 't. Pijn.... O ja, erge pijn."
„Ik ben direct klaar. Pardon, ik weet uw naam
nog niet.
Zij keek mij aan, zoo open als een kind, dat niet
goed begrijpt, waarom het ondervraagd wordt.
„Ik heet Italia Romatti. Mijn vader is professor
Romatti - er zit een koperen plaat naast de deur,
net als bij u."
„Als u dan heel even wilt wachten, juffrouw
Romatti.... Ik zal wat medicijn halen voor uw
vader. Dan gaan we onmiddellijk."
Ik trok snel jas en schoenen aan, en zette een
hoed op, toen tiaalde ik het noodige uit de tnedi-
No. 3
cijnkast en kwam bij haar terug. Zij zat nog op
dezelfde jtlek en in dezelfde houding - met de
handen in den schoot en de vingers half door
elkaar gestrengeld. Ik zag, hoe slank en mooi die
vingers waren, en hoe blank zij uitkwamen tegen
haar zwarte japon. Maar beven deed ze nu niet
meer.
„Ik ben klaar," zei ik, zoo opgewekt als ik maar
kon, om haar moed te geven.
„Dank u wel," zei ze, met haar mond en met
haar blik.
„Nu bent u toch niet zoo bang meer, hoop ik
zei ik, terwijl we naar buiten gingen.
„Neen," antwoordde ze. „Maar hij is erg
ziek."
„Heeft hij niemand bij zich vroeg ik.
„Neen, niemand. Er is nooit iemand buiten mij.
Wij kennen niemand."
Ik zei hier niets op, alleen verhaastte ik on
willekeurig mijn tred. Ook zij liep vlugger ik
merkte op, dat zij zeer elegant, met een lossen,
veerkrachtige!! tred liep. Haar bewegingen deden
evenzeer aan het buitenland denken, als haar
stem.
Ik had haar niet zonder belangstelling bekeken
tijdens ons korte gesprek in de huiskamer. Zij was,
naar ik veronderstelde, niet ouder dan achttien
misschien zelfs jonger. Zij was groot en slank,
en mooi nog mooier, doordat haar oogen zoo
droevig stonden. Haar gezicht was een zuiver
ovaal, en zij droeg het donkere haar op de wijze,
zooals men het op ltaliaansche schilderijen ziet.
Haar oogen waren groot en glanzend, en even
donker als haar haar de wenkbrauwen waren
fraai geteekend en ernstig ernstig was ook haar
warmroode mond. Ik kon mij voorstellen, hoe
mooi zij zijn moest, als een blos haar olijfkleurige
wangen tintte, maar nu reeds was zij heel mooi,
nu zij zoo bleek was van angst en vrees.
Mijn beroep vordert van mij, dat ik veel zie met
een.korten blik dit alles had ik zeer snel opgemerkt
en ik had ook gezien, dat haar schoonheid niets
te danken had aan uiterlijken opschik. Zij had
een zeer eenvoudig zwart japonnetje aan, en een
goedkoop krahnsnoer om den hals. Ook haar
sjaal was 'n simpel zwart doekje maar de
manier, waarop zij het om den hals getrokken
hield, was weer bijzonder bevallig.
Snel en zwijgend liepen zij voort, tot wij de
straat bereikten, die zij mij genoemd had. Toen
duurde het niet lang, of zij bleef staan, haalde
een sleutel uit haar tasch, sloot de deur open, waar
wij vóór stonden, en vroeg mij, binnen te gaan.
In een klein, zwak verlicht portaal hoorde ik
stemmen uit een kamer rechts, er hing een reuk
van zware sigaren en scherpe tabak.
Zoo begint de nieuwe premieroman welke tot
titel heeft: „Eendags-koningin" en aan de vrucht=
bare pen van den vermaarden schrijverj. S. Fletcher
ontvloeid is. In waarheid mag de hoofdpersoon
die in dit spannende boek optreedt in den aan»
hef ervan spreken van „heel wat angst en zorg
en spanning en twijfel en geheimzinnigheid" die
snel en onontkoombaar op hem afkwamen en
bovendien bovenal zelfs „liefde en hartstocht."
Waarom zullen wij thans meer van dit boek
zeggen Leest U zelf welke schokkende lotge=
vallen en mysterieuze avonturen de hierin optre=
dende personen meemaken en beleven. \Cant, wij
twijfelen er niet aan, U zult deze in den geest
mee beleven en er volkomen van onder den indruk
raken, zoo raak en meesleepend is deze roman
geschreven.
U weet 't, de prijs van onze premieromans bes
draagt voor een ingenaaid exemplaar slechts
17 Va cenf, voor exemplaren in luxesprachtband
slechts 70 cent. Franco toezending volgt na onts
vangst van postwissel groot resp. 22V, ol 80 cenf.
In dif boek bevindt zich een prijsvraag
voor welker goede oplossingen een aantal
geldprijzen is beschikbaar gesteld.
huizen, Mijnsheerenland F. Buis, Talmastraat 54, Amstelveen Mevr.
G. Ehrenfeld, Loenenscheweg 133, Eerbeek Paula Vliegen, Lindeplein
15, Heerlen F. v. d. Veen, Harkstede H. Matser, De Laak E 57, Huis-
sen (Old.); Mej. B. Karsenberg, Wijnkamp 39, Goor; A. Molenbroek,
Da Costastraat 50 b, Rotterdam (W.); W. de Jong, Rijksweg 33, Juliana-
Op verzoek van de administratie der Hollandsche Bibliotheek
deelen wij hier den uitslag mede van de prijsvraag, voorkomende in het
boek „De Prinses in den Wolkenkrabber". De gevraagde woorden zijn
1. Nijverheid; 2. IJdelheid; 3. Vrijheid; 4. Ergens; 5. Raket (of
Rotor)6. Heil 7. Erg 8. Ik 9. D. Het woord, bestaande uit de eerste
letters dezer woorden, is dus: NIJVERHEID.
De hoofdprijs, zijnde een prachtige verstelbare fauteuil met kussens,
viel ten deel aan Mevr. M. Beekman-Rigter, Paramaribostraat 34 I,
Amsterdam. De overige prijzen, ieder f2.50, aan W. v. d. Meulen, Nieuw-
straat 5, Harlingen Jac. Overbeeke Jzn., Langeweg, Ooltgensplaat
A. K. Siech, Neushoornstraat 57, Tivoli, Post-Eindhoven L. Bos-
dorp Wed. J. W. Hendriks, Hoogstraat 10, Zetten H. Schenk, Bran-
denb. weg 2 b, Maastricht Mej. C. Trimbos, Groeneweg F 189, Stampers
gat H. Schomaker, Nieuwe Laan Kolham, Slechteren W. Knijpers,
Weltertuijnstraat 68, Weltem-Heerlen W. F. de Boer, Mauritsstraat
1, Voorburg; Jan Bom, Julianastraat 384, lerseke A. Veenstra, Grind
weg 55, Winschoten.