door K. Bird Het plan was van Bun Red. Het was slim genoeg. Kleine John was de eenige, die er vermoeden van had. Dat Bun juist Johnnie gekozen had, daarvoor bestonden twee redenen. Ten eerste was voor de uitvoering van het plan een helper noodig, die in een kleine kist kon worden gestopt. En Johnnie; die in eerlijker jaren van zijn achtste tot zijn elfde helper van een goochelaar en acrobaat was geweest, kon door openingen waardoor niemand anders heen- kwam, en verstopte zichzelf in een ruimte, die den indruk wekte alsof geen kat erin kon. Vandaar dat Johnnie een nuttig en werkzaam lid van Bun's troep was geworden. Waar inbraken vergezeld moesten gaan van staaltjes van lenigheid en vlugheid, kwam Johnnie te pas. Hij was zestien, zag er uit alsof hij veertien was en had sinds twee jaren bij Bun „gediend". De tweede reden, waarom Bun hem koos, was dat zij beiden Frank Hender, bijgenaamd Satan, haatten. En 't was moeilijk uit te maken, wiè hem méér haatte, Johnnie of Bun. Satan was de beruchtste inspecteur, dien deze buurt van Chicago ooit gekend had. Hij was vreemd verschijnsel hier ter stede onomkoop baar en erom bekend, dat men zelden een revolver in zijn hand zag, terwijl toch enkele heeren, die getracht hadden hem vroegtijdig te doen overlijden, kort daarna begraven werden. Satan was onge looflijk vlug en sterk en scheen nie.t bang, noch voor zijn naamgenoot, noch voor de minstens zoo gevaarlijke bewoners van zijn wijk. Satan had de Elbermann-affaire in handen. De juwelier Elbermann lag in zijn graf en de moordenaar of moordenaars waren er met een flinke hoeveelheid juweelen vandoor. Sindsdien vreesde Bun den Satan, want hij had in diens groene, gevaarlijke oogen gelezen, dat hij op het spoor was en Bun zag in verre en toch veel te nabije toekomst een leunstoel, waaruit hij- niet levend meer zou opstaan. Wat nu Johnnie betreft, die haatte Satan al van kind af aan, dat wil zeggen van het oogenblik dat hij zakkenrollen eén beter bedrijf vond dan helper van een goochelaar te zijn. Satan had hem een paar malen een flink pak slaag gegeven, dat alleszins verdiend was en misschien te verkiezen boven tuchtschool of gevangenis. Maar zoover placht Johnnie niet te denken. Elly's bewering, dat Satan hem een dienst had bewezen met dat pak slaag, rekende hij stilzwijgend tot Elly's gewone geestelijke afwijkingen. Zij was nu eenmaal niet anders 1 Elly was Johnnie's zuster. Ze gold in de omge ving als „eentje, waar niks mee te beginnen is." Johnnie hield haar voor onschadelijk gek, maar hij aanbad haar. Op den avond, dat Satan in de woning kwam van Johnnie en Elly, omdat hij er Johnnie van verdacht, op uitkijk te hebben gestaan voor een inbraak, verdedigde Elly haar broer, over wien zij altijd sprak als over een kind, met tranen en hartstochtelijke overtuiging. „Als ik maar eenmaal genoeg verdien om hem wat goeds te laten leeren," zei ze „wat heeft hij ooit voor kansen gehad Mijn vader was zwak en liet zich door anderen verleiden tot kwaad. Zoo lang moeder leefde, bleef Johnnie uit zijn handen. Om hem maar uit huis te hebben, liet ze hem bij een goochelaar in dienst gaan, een goeien man die op hem lette. Maar toen ze dood was, viel hij in handen van Bun. Maar hij is goed, Hender. Elly weigerdejhardnekkig den bijnaam Satan te gebruiken„Als je gezien had, hoe hij me ver pleegde toen ik ziek was 1 En in dien tijd ging hij overdag werken, omdat hij wist, dat ik geen „vuil geld" zou hebben willen aannemen 1 Ik hoopte zoo, dat hij met werken zou doorgaan, maar iemand verklapte hem aan zijn baas en toen werd hij ontslagen. Men geeft hem geen kans 1" Elly schreide en Frank Hender, bijgenaamd Satan, trok een ongewoon gezicht, dat blijkbaar zachtzinnig bedoeld was, streelde haar onhandig over een schouder en zei, dat hij haar broer nog een kans zou geven. „Maar pak hem aan, meisje," zei hij „je moest zelf ook niet hier blijven wonen, dat kan niet goed afloopen 1" En hij dacht aan Bun, die het haar lastig maakte. Ook zij dacht daaraan ze keek in Satan's leelijk gezicht, als verwachtte ze iets, maar hij zei alleen nog eens „Pak hem aan, ga ergens anders wonen ik zal zien, iets voor je te vinden, ergens op een rustig plaatsje misschien maak je dan een man van den jongen 1" Dit alles wist Johnnie niet. JHij wist alleen, dat Satan een keer Bun tegen den grond had geslagen, toen hij Elly lastig viel en hoewel hij Elly aan niemand gunde, ook niet aan Bun, was hij te solidair met zijn kameraad en leider, om niet ook déérin tegenover Satan te staan. Hij had zich niet met Elly te bemoeien, die leelijke duivel, hij moest zich vooral niet verbeelden, dat een meisje als Elly ooit zonder afschuw naar zijn leelijke gezicht zou kunnen kijken 1 Bah wèt een gezicht Met die groene oogen en dat litteeken op den wang ennee, een monster 1 Wat Bun betreft, als hij het Elly lastig maakte, dan was Johnnie er, om hem neer te schieten. Daarmee uit Kort na het gesprek, dat Elly met Satan gehad had, leek het, alsof Johnnie werkelijk zijn leven beterde. Hi£ bemoeide zich niet meer met den troep van Bun en wonderlijk genoeg scheen men hem dat niet kwalijk te nemen. Hij zocht en vond werk en zat in zijn avonduren thuis te leeren bij Elly, die straalde van geluk. Toen Satan kwam en Elly vertelde, dat hij een betrekking voor haar had, ergens op een rustig plaatsje, vertelde ze hem met tranen in de oogen van de verandering bij Johnnie. Nederland is een zindelijk land.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 20