No. 5 VRIJDAG 30 JUNI 1933 149
„Ik wist, dat hij goed was," voegde ze er bij. Ik
zal een man van hem maken
Als Satan twijfel koesterde, dan zei hij dat niet.
Hij was over 't algemeen ongewoon schuchter in
haar bijzijn.
Het plan was goed overdacht. Op een avond
meldde Johnnie zich aan het huis van Satan.
Hij deed zijn verhaalBun wilde den inspecteur
spreken, maar alléénHij had bijzonderheden
te vertellen over de Elbermann-zaak.
„Het schijnt, dat hij bang is," voegde Johnnie
er bij, met het onschuldigste masker, dat hij
kon dragen op zijn aardige jongensgezicht, „hij
zegt, dat hij niet aan den moord heeft meegedaan,
en nu wil hij praten, omdat hij anders bang is,
dat hij toch gepakt wordt en dan voor den moord
mee erin draait 1"
Satan dacht zeer lang na. Het was niet de eerste
maal, dat een misdadiger tot verrader wilde
worden om zelf een deel van zijn straf te ontkomen.
Hij was eerzuchtig, hij wou de Elbermann-zaak
tot een oplossing brengen.
„Hij zal ongewapend komen," zei Johnnie, „je
kunt hem fouilleeren."
„Het is goed," zei Satan kortaf, „waar?"
Johnnie noemde het huis en het uur. Satan keek
hem recht in de oogen met zijn groenen blik, die
oudere misdadigers had doen sidderen.
„Johnnie," zei hij, „je zuster gelooft, dat je op
den goeden weg bent, en terwille van haar wil ik het
ook gelooven. Geef me je hand erop, dat deze zaak
zuiver is.dat jij tenminste de zaak voor zuiver
houdt."
Johnnie gaf zijn hand erop. Tegenover een poli
tieman is alles geoorloofd en niets eerloos.
zich gebogen hij geloofde, dat hij droomde, want
dat gezicht stond vriendelijk 1
Onmogelijk, dacht Johnnie en sloot zijn oogen
weer. Hij heeft me neergeslagen en nu droomde ik
nog. Van een knock-out schijn je altijd prettig te
droomen.
Hij keek weer op. Satan's gezicht stond zonder
twijfel vriendelijk. En toen hij sprak, was zijn stem
anders dan gewoonlijk.
„Het spijt me, dat ik je heb neergeslagen, jon
gen," zei hij, „ik heb zijn revolver nagekeken, er
zitten alleen losse patronen in I"
Johnnie sloot zijn oogen weer, hij was nog wat
duizelig, en hij zei grimmig: „Dat deed ik voor
Elly, niet voor zoo'n smerigen speurhond als jij."
„Die smerige speurhond zal je helpen, een fat
soenlijk man te worden," zei Satan. „En je zult
hem zelf daarbij helpen, óók ter wille van Elly.
Maar nu zal ik eerst onzen vriend Bun onschade
lijk maken."
Johnnie keek verbaasd toe, terwijl hij Satan den
bewustelooze zag boeien.
„Is hij niet dood vroeg hij verlicht.
„Neen, dat heb ik niet te doen," zei Satan grim
mig. Toen keerde hij zich naar den jongen en voeg
de er bij „Ik zal je naar huis brengen, naar je zus
ter." Hij aarzelde even en voegde er toen wat wei
felend bij „Probeer een eerlijke vent te' worden,
Johnnie ze heeft niemand anders dan jou. Je zou
haar in den weg staan, als ze ooit een eerlijken jon
gen ontmoette, met wien ze zou willen trouwen."
„Als een man niet genoeg van haar houdt, om
met haar te trouwen, ook al deugt haar broer niet,
dan is 't de ware niet," zei Johnnie.
„Maar er zijn zulke dwazen," zei Satan voor
zich heen. „En Elly verdient het om gelukkig te
worden, ze.Hij stokte. De scherpe oogen van
den jongen hingen aan zijn gezicht, en toen ge
beurde er iets wereldschokkends, ietsongeloofelijks:
Satan kleurde. Hij kleurde werkelijk en onte
genzeglijk. En plotseling begreep Johnnie alles.
„Ik deed het vandaag voor hóèr," zei hij, „om
dat ze van je houdt. Ik snap het wel niet, maar het
is zoo."
Satan staarde hem aan.
„Onzin," zei hij heesch, „van mij En hij drukfe
lang op dat „mij". „Met mijn gezicht
Ik vind er ook niet veel moois aan," zei Johnnie,
„maar zij zegt, dat ze van je houdt en daarom
moest ik je wel helpen met die losse flodders. Ner
gens anders om 1" voegde hij er nijdig bij.
„Van mij Ze houdt van mij." Satan, de koel
bloedige, de onverstoorbare, de onbarmhartige, was
volkomen de kluts kwijt. „Je praat onzin, jongen I"
zei hij, en zijn stem trilde.
Johnnie keek hem aan en verwonderde zich, om
dat hij het eigenlijk wél begreep. Ja, hij werd zich
opeens bewust, dat hij Satan eigenlijk niet haatte
misschien had hij hem nooit gehaat, alleen zich
zelf, om zijn zwakheid en zijn schaamte daaronder
te verbergen.
„Jawel, ze is bepaald dol op je," zei hij op ande
ren toon, „ze heeft het me zelf gezegd, het is waar
achtig waar, Hender."
Hij merkte zelf'niet, dat hij geen Satan meer zei
En besefte slechts later, dat hij daarmede voor
altijd een periode in zijn leven had afgesloten.
DE LIFT.
De kist was zóó klein, dat men nauwelijks zou
hebben kunnen gelooven, dat een kind er in kon.
Toch ging Johnnie er in. Er waren spijkers in het
deksel geslagen, die den indruk maakten, dat de
kist dichtgespijkerd was. Bovendien kon hij van
binnen worden gesloten, zoodat een poging om hem
te openen, vruchteloos zou zijn. Johnnie kon van
binnen uit de kist openen, om door een kleine
opening Bun's revolver te schuiven.
Op den avond van de afspraak zat hij in zijn
schuilplaats en speelde met de revolver, in diepe
gedachten verzonken. Als hij Bun verried, dan zou
hijzelf er niet levend afkomen. Als hij hem niet
hielp, zooals was afgesproken, zou Satan hem neer
schieten. In het donker van de kist zag Johnnie
het gezicht van zijn zuster. Haar oogen keken hem
aan, haar lippen bewogen en fluisterden hem iets
toe. Hij knikte.
Satan en Bun kwamen binnen. Satan was ge
wapend. Bun had geen enkel wapen bij zich. Satan
sloot de deur achter zich. In de kamer stond niets
dan een tafel, twee stoelen en de kist. Het zag er
uit, alsof er geen val verborgen kón zijn.
Het gesprek begon. Bun's stem klonk niet heel
zeker, en dit was niet heelemaal comedie. Hij was
lang niet de éérste, die trachtte, Satan te dooden,
maar niemand had van die pogingen ooit veel kun
nen navertellen.
„Staar me alsjeblieft niet zoo aan," verweet hij
„ik ben ongewapend, de deur is op slot, er is waar
achtig geen reden voor je om den heelen tijd met je
hand in de buurt van je zak te zitten."
„Kom op met je verhaal," zei de grimmige stem
van Satan.
Bun begon. Hij vertelde de heele geschiedenis
en die was voor'n politieman interessant genoeg
van de inbraak en moord op Elbermann. Intus-
schen gleed zijn hand langzaam, zoo langzaam,
naar de plek, waar Johnnie de kist kon openen en
de revolver door laten glijden. Toen gebeurde het
Snel, zéér snel. Er was een knal, een slag....
kruitdamp. Toen trapte iemand het deksel van de
kist in en een ijzeren hand trok Johnnie uit zijn
schuilplaats.
Daar lag Bun op den grond, de revolver nog in
de hand. En Satan, springlevend, zag er gevaar
lijker uit dan ooit. Johnnie voelde niet veel. Zijn
knieën zonken onder hem weg en hij viel in een
diep gat van duisternis.
Toen hij bijkwam zag hij Satan's gezicht over