i
No. 5
VRIJDAG 30 JUNI 1933
159
(9/i icit> dooi Jtudeiland. Het park van Almelo.
vrij, met een paar schrammen van luchtwortels, die hem in den
val nog net geraakt hadden. De inlanders groeven haastig holen
in den grond en kropen er in weg als konijnen. De storm hield
volle zesendertig uur aan, en daarna was het, of heel deze groene
wereld haar adem inhield, ontzet door de aangerichte verwoesting.
„Dat rare gehuil schijnt ook opgehouden," verwonderde
Charles zich. Eerst nu hij het niet meer hoorde, drong het tot
hem door, hoe onafscheidelijk dat gejammer uit het Woud der
Duizend Vreezen hen de vorige dagen had begeleid. „Des te beter,
njisschien krijgen die arme kerels nu een beetje meer zin, er eens
een stapje op te leggen." Het tegendeel bleek waar te zijn. In
merkwaardige solidariteit verklaarden ze kort en bondig, dat ze
niet van plan waren, ook maar een stap verder te gaan. De goden
wilden het blijkbaar niet. Een dag lang trachtte Charles hen op
alle mogelijke manieren over te halen, met vleien en dreigen, maar
zonder succes.
„Goed dan," zei hij ten slotte, „dan ga ik maar alleen 1"
Het eenige, dat hij van hen gedaan kon krijgen, was de toe
zegging, dat zij een dag of wat op hem zouden blijven wachten,
maar aan hun heele manier van doen was te zien, dat zij niet veel
vertrouwen in_zijn terugkeer hadden.
..Jij alleen vroeg Raleigh, teleurgesteld, omdat hij zelf niet mee
kon, bezorgd ook om zijn jongen vriend, die niet de verraderlijke gevaren
van zulk een onderneming kende.
„Ik vind 't vervelend, jou hier te laten," zei Charles. „Maar dit is een
kans, die ik niet voorbij mag laten gaan. Nu is Hiclaxa nog door en door
dankbaar. Als ik wat vind, dan zul je eens zien hoe gauw je heelemaal beter
bent, van louter enthousiasme, en als ik niets vind, nu ja, dan heb ik alleen
maar een beetje vergeefsche moeite gedaan." Hij keek Raleigh en Constance
eens aan. Raleigh schudde zijn hoofd.
„Ik moet er heusch nog eens over denken," zei hij, ongewoon zwaar op
de hand.
„Goed hoor," zei Charles. Maar den volgenden morgen was het verdacht
stil in het Indianendorp en Charles was nergens te vinden. Een poosje later
ontdekte Constance, dat hij er werkelijk van door was, vergezeld door een
aantal jonge mannen. De kinderen waren aan het spelen, maar met veel
minder pleizïei* dan te voren. En hoewel Constance haar best deed, gingen zij
niet erg op haar vriendelijkheid in.
Later, tegen zonsondergang, werd Raleigh overvallen door de gevreesde
koortsvlaag, die ditmaal heviger was dan ooit.
Toen ze even naar buiten kwam, kreeg Constance den indruk of ze streng
bewaakt werden. Gewapende mannen kruisten haar pad en beduidden haar,
maar spoedig weer in haar hut terug te gaan. Zij voelde deze vrijheidsbeper
king als iets onaangenaams, maar ze wist niet, dat Charles Hiclaxa de belofte
had afgeperst, dat zij en Raleigh beveiligd zouden worden tegen elk denkbaar
gevaar. Toen de wind draaide, werd ook het geheimzinnig gehuil uit de wilder
nis weer duidelijker, en Constance voelde een beklemmenden angst in zich
opkomen. Het oerwoud benauwde haar en ze vroeg zich af, wat er zou gebeu
ren, als Charles niet terug kwam en Dick misschien zou sterven Als haar
eens iets overkwam of Charles
Ze schrok een beetje, toen ze merkte, dat haar grootste bezorgdheid
Charles gold. Blozend verweet zij zichzelf haar gevoelens voor haar tochtge
noot. Charles had er nooit een geheim van gemaakt, dat hij hoopte, ten slotte
de schatten te vinden, die hem in staat zouden stellen om de genegenheid
terug te winnen van die Daphne, die Constance langzamerhand was gaan
beschouwen als een verwende egoïste, die vóór alles op eigen voordeel
bedacht was en die niets of niemand zou ontzien, als het er op aankwam, haar
doel te bereiken. Maar de dingen zijn nu eenmaal, zooals ze zijn het hart is
een wonderbaarlijk orgaan, en ondanks alles waren Constance's gedachten
bij Charles, die eenzaam onbekende gevaren tegemoet getrokken was.
Charles had geen oogenblik spijt, toen hij de jungle-paden volgde, die
zijn metgezellen voor hem vonden. Hij was altijd een optimist geweest, en
hij was er op voorbereid, dat de laatste loodjes wel eens het zwaarst konden
wegen. Hij voelde zich odk niet bijzonder eenzaam, want hij had de overtui
ging, dat de mannen, die met hem meegetrokken waren, hem goed gezind
waren. Soms kwamen ze opgewonden naast hem loopen en zinspeelden op
wonderen. De onheilspellende geluiden hielden intusschen aan en werden bij
het uur sterker, het tempo daarentegen waarmee de expeditie verder trok,
nam geleidelijk af. En de stoet werd eiken dag kleiner, omdat de zwakke broe
ders afvielen. Het geluid van de vogels stierf weg op den duur en een sombere
stilte viel in, alleen onderbroken door klaaglijk gekerm uit de verte, dat tot
een sinistere begeleiding werd van de doffe voetstappen der reizigers.
De tocht was tot nu toe niet zonder avonturen geweest. Toen ze vier
dagen onderweg waren, werden ze gedwongen, snel een schuilplaats te zoeken
tegen een plotseling opstekenden, tropischen stormwind. Dit deel van het
land lag klaarblijkelijk juist aan den rand van het zoo beruchte orkanen-
gebied. In zijn vroegere, kalme leventje had Charles nooit eenig vermoeden
gehad van zulke kolossale krachten. Door dit donderende geweld werden
honderden boomen ontworteld en wild in de ruimte neergesmeten. Buiten
adem dqpr den storm zocht Charles even beschutting onder een boom,
enkele oogenblikken later werd diezelfde boom neergeveld, en Charles kwam
De scheeve toren van Acquoy (gem. Beesd. Betuwe), die uit de vijftiende eeuw dateert.
Tegen den middag stond Charles Levault stil, wischte zich
het zweet van zijn voorhoofd en zei„Hu 1" Zijn hart sloeg sneller
dan gewoonlijk, zijn slapen klopten onrustig. Bijna den geheelen
vorigen dag had hij door 'n gebied geloopen, dat door den storm
nagenoeg schoongeveegd was. De zon brandde fel en de sporen van den
orkaan waren ook hier overal nog zichtbaar. Een voordeel was, dat hij nu
in staat was, zijn koers te bepalen naar de zon, die nu niet meer zoo dicht-
omsluierd was door het zware loover.
„Hu," zei hij nog eens en hij begon plotseling te rennen. Een reus
achtige boom was losgerukt van een heuvel, een eindje verder. In de kloof,
die daardoor ontstaan was, zag hij een grijnzenden leeuwenkop van verweerd
steen. Hij bleef een oogenblik verstijfd stilstaan. Toen wreef hij zijn oogen uit,
maar wat hij zag, bleek werkelijkheid te zijn. Hij sprong over 'n paar boom
stronken zijn bevende handen betastten het beeldhouwwerk. Het was echt.
(Slot volgt)