'De ïReemenVoeten van een Hen* DOOR A. P.TERHUNE RnHMMMI New York spande zich in, om te weerstaan aan den felsten sneeuwstorm van 't seizoen, toen de Arabic de haven uitvoer, en Ralph Hendry kreeg geen kans om de romantische gevoelens te genieten, die hij zichzelf beloofd had. Hij kon Amerika niet zien wegzinken achter den horizon er was niets te zien dan een drijvend laken van fijne sneeuw, dat voortvloog op den Oostenwind en met alle genoegen gaf hij gevolg aan het korte bevel van zijn broer, om beneden te komen. „Als we achtenveertig uur verder zijn, voel je je weer heel goed," voor spelde James hem. „Had ik ook, den eenigen keer dat ik zeeziek was. Toen ik voor 't eerst overstak. Nu wordt 't de dertiende keer." En toen de eerste ellende begon te wijken was 't bijna de moeite waard, nog zoo'n beetje ziekachtig te zijn, om James in zijn zachte stemming te houden. Die kwam nooit te voorschijn, behalve als je niet in orde was. Drie honderdvierenzestig dagen van het jaar was hij de strakke, kalme zakenman, die zoo hard gewerkt had om fortuin te maken en verwachtte, dat zijn broer, elf jaren jonger dan hij, zijn voetstappen van heel nabij zou volgen. Als Ralph ooit had kunnen vergeten, dat hij en zijn tweelingzuster Katherine sinds hun vijftiende jaar geen andere ouders hadden gehad dan James dat die zich in de kwade jaren alles ontzegd had, om voor hen te kunnen zorgen dan had Ralph nu en dan wel eens ergernis kunnen voelen over de koude onbuigzaamheid van zijn broer. Maar hij vergat dat nooit en dan, er waren dagen als deze, wanneer James liet blijken, al was het met een zekeren onwil, dat er teederheid school achter het masker het masker, dat hij al zóó lang droeg, dat alleen Ralph en Katherine iets wisten van den echten mensch daarachter. Diè dagen hielden de genegenheid voor hem levendig. Maar toch bezag Ralph, nu hij zevenentwintig was, in één opzicht zijn broer met een critisch oogen in stilte hoopte hij, dat de tijd, of een vrouw, genezing mocht brengen voor James' compleet gemis aan besef van het romantische. Daar had Ralph zelf een gevoel voor, dat bijna tegen het tekort in den ander kon opwegen. Zelfs de zaak was voor hem iets romantisch, de zaak, waarin hij met zestien jaren op de allernederigste plaats begonnen was, en waarin hij binnen enkele maanden als deelgenoot hoopte opgenomen te worden. Maar op deze eerste reis naar Europa schoof hij alle gedachten aan de zaak van zich af. Hij zou logeeren bij zijn zoo geliefde tweelingzuster, die al acht jaar getrouwd was, en den winter in Cannes doorbracht. En hij zou de Middellandsche Zee zien, de bakermat der beschaving, de parel van schoon heid Hij zou niet voortdurend aan de Riviera blijven. James had beloofd, hen met den auto mee te nemen naar Genua, Pisa, Florence, Rome, Napels. Daar had James zelf zakelijke bedoelingen mee, maar daar zou Ralph zich niets van aantrekken. Hij ging zwelgen in de romantiek Hij verlangde er zoo naar, daarmee te beginnen, dat hij zich geweldig ergerde aan de ruwheid van het weer. In de majesteit der stormen zag hij niets dan uitstel. En daarna werd Parijs een groote teleurstelling. Parijs in Januari, doorweekt van regen, met besluierde uitzichten, een Eiffeltoren, die half wegschool in wolken. „Ga mee hier maar gauw vandaan," pleitte hij. Maar James had er zaken, moest vijf dagen blijven. Ralph had medelijden met zichzelf en begon bijna te gelooven, dat er nooit een zon scheen in Europa. Hij zag de zon voor het eerst tusschen Marseille en Toulon. Zij reisden in den Blauwen Trein, den millionnairstrein. James keerde in zaken iederen cent tweemaal om, maar als hij, gelijk nu, op zijn eigen stille ernstige manier zijn broer eens goed wou tracteeren, was 't hem onverschillig, of hij vijfhonderd dollars uitgaf of vijfduizend. En door de keuze van dien trein liet hij, zonder opzet, Ralph de Middellandsche Zee voor 't eerst zien bij zonsopgang, in volle glorie bij hun rit langs de kust, tusschen St. Raphael en Cannes waarop zijn indrukken bekroond werden bij hun rit langs de promenade, naar het mooie villaatje van hun zuster, aan de Croisette. „Wat ben je stil, Ralph. Zeker nog moe van de reis plaagde Katherine. „Nee, dat is 't niet," zei Ralph, maar verder uitleggen kon hij het niet. Op dat moment wou hij zichzelf alleen toegeven, dat hij een beetje be duusd was door de warmte van die gestadige Januari-zon, door de azuren pracht van dien hemel en die zee, door de afstanden en de kleur.dat hij een beetje buiten adem was door zijn eerste bad in de romantiek. Maar sche merig was hij zich bewust van nog iets anders, dat hij niet dorst te noemen, en in géén geval in verband wou brengen met de donkere oogen en lokken van Madeleine Olivier, de gezelschapsjuffrouw van zijn zuster en gouvernante van de twee kleine meisjes. Hij had aan de lunch tegenover juffrouw Olivier gezeten en zijn best gedaan, om niet naar haar te kijken. Want Ralph achtte zich gebonden tot een huwelijk met Jeanne Paul, het eenig kind van zijn broers compagnon. Hij had haar nooit 't hof gemaakt ze was trouwens nog op kostschool maar hij wist zeer goed, dat James zijn heele hart gezet had op die verbintenis, met volle instemming van Jeanne's vader. Dat huwelijk zou de laatste schakel zijn van de keten, die de firma Paul-Hendry samenhield. En als er iets romantisch was in den aard van James, dan lag dat in zijn verhouding tot zijn vriend en compagnon, Seaton Paul. „Als ik hem niet had gehad, zat ik misschien nog op straat, of erger," had hij eens gezegd. Dien avond aan het diner zei James „Ik moet morgen weg, voor veertien dagen. Eerst Turijn en dan naar Duitschland, over Weenen. Blijf jij dus maar hier, tot ik je kom halen voor dien auto-toer, jongen." „Ik ga met je mee," zei Ralph. „Dat doe je niet," antwoordde James, die in ongeveer zijn beste stemming was dien avond. „Ik heb zaken, je zou me alleen maar in den weg loopen." „Ja maar hoor eens.begon Ralph. „We hoeven er niet meer over te praten," zei James. Daar moest Ralph in berusten. Toen hij pas van school kwam, had hij éénmaal verzet gepleegd tegen een bevel, dat met die uitdrukking bekrach tigd werd, en James had hem onmiddellijk geleerd, te gehoorzamen. Op den derden avond van zijn verblijf aan de oude wereldzee was Ralph volslagen ondergedompeld in de romantiek. Het was zijn eerste ervaring van dien aard, en hij had er zich tot over zijn ooren in gestort. Katherine deed niets, om hem te redden, en haar man ook niet die had een zaak in Lyon en kwam alleen de week-ends in Cannes doorbrengen. Verre van haar tweelingbroer te redden, ging Katherine de laatste drie dagen vóór James' terugkeer herhaaldelijk het salon uit, als Ralph en Madeleine daar waren, om hun gelegenheid te geven, het eens te worden. Zij waren er rijp voor heerlijk verliefd, met de frissche geestdrift van onbedorven jeugd. Beiden leek het, dat hun levens pas begonnen waren, op een wonderbare, verrukkelijke manier. Als Ralph de laatste elf jaren overzag, bespeurde hij niets dan een dorre reeks van allemaal eendere dagen en als er een gedachte aan Jeanne Paul in hem opkwam, schoof hij die met een geringschattend lachje opzij. Hoe had hij er ooit aan kunnen denken, zonder liefde te trouwen Hoe zou hij ooit dat schoolkind kunnen liefhebben, dat hij als een kribbig wicht van zes had leeren kennen Dat moest zelfs James begrijpen. „Mijn leven begint vanavond," fluisterde hij Madeleine op dien sprookjes avond toe. „En een stuk van het mijne is voorbij, hoop ik," antwoordde zij. „Dat zeg je net, of 't heel erg geweest is," zei hij. „Dat is het ook," vertelde ze. „Afschuwelijk zelfs, nu en dan." Ze was vijf jaar jonger dan hij, maar avontuur en ellende had ze beleefd, waarvan haar verloofde zelfs geen besef had. „Dat kun je nu allemaal vergeten," troostte hij haar. „Ik weet niet, of ik 't wel wil vergeten," sprak zij. „Ik vind trouwens, dat jij 't allemaal weten moet. Anders kun je me nooit echt heelemaal ken nen En toch," ging ze voort na een paar oogenblikken stilte, „spreek ik er niet graag over. 't Was zoo'n ontzettende tijd, in New York, na den dood van mijn vader.... 't Leek wel, dat het lot zich altijd tegen ons keerde; iederen keer als we een klein stukje omhoog kwamen, sloeg 't een of ander toeval ons weer neer. 't Heeft mijn moeder ten slotte het leven gekost." „Maar dat is nu allemaal voorbij," zei Ralph. „En bovendien, ik geloof niet in toeval. Dat doen alleen zwakkelingen en verkwisters. Ik tart het lot, ik tart het, om ons van elkaar te scheiden Even keek Madeleine verschrikt, toen haalde ze diep adem. „Je bent zoo dapper 1" zei ze. „Maar je hebt ook nooit zooveel hoeven doormaken als ik." „Nee ik had James," erkende hij. „Maar die gelooft ook niet aan lot of geluk of ongeluk of toeval. Hij heeft het lot getrotseerd en verslagen, 't Is hem genoeg tegengeloopen heel erg zelfs, elf jaar terug. Maar hij heeft voet bij stuk gehouden en gewonnen." „Ja, hij is sterk," merkte Madeleine op. „Maar hij is hard ook. Jij bent niet hard." „Hij ook niet. Niet écht," zei Ralph. „Dat zul je zien. Hij zal in 't begin erg boos zijn over jou en mij. Maar hij zal toegeven. Dat weet ik. En als hij 't niet doet. Hij keerde zich om, deed de deuren van het bordes open en keek uit in de rustige schoonheid van den avond. Hij wou de heele wereld trotseeren met zijn besluit, haar te winnen. De kamer was niet groot genoeg om zijn gevoel te omvatten. Verfrisschend kwam de windlooze lucht in het warme salon. Madeleine huiverde even, sloeg toen een sjaal om en trad naast hem op het bordes. Zij liepen naar de marmeren treden en keken naar het zwart van de zee. „Ik geloof, dat ik je hier beter zal kunnen vertellen," begon zij. ,,'t Is zoo heerlijk kalm en stil. Maar terwijl ze dit zei, kwam uit de stille verte in de richting der stad het zwakke klop-klop van paardenhoeven op het asfalt een regelmatig geluid, dat gestadig aangroeide, en hun gedachten terugtrok naar de gewone dingen van het dagelijksch leven. ,,'t Lijkt wel," zei Madeleine in een vlaag van ongeduld, „of dat ver schrikkelijke ding nooit voorbij komt." Ralph lachte, een beetje ongemakkelijk. „O jawel," zei hij, „zelfs 't luiste paard gaat voorbij, als je lang genoeg wacht." Maar voor dit paard ging dat niet op. Het bleef staan voor het tuinhek, een man stapte uit en kwam naar de lichtplek van bordes en salon. „Hallo! Wie is daar? Ben jij 't, Ralph klonk een stevige Amerikaan- sche stem. „James HoeWe dachten „Een paar dagen vroeger klaar dan ik gedacht had," was het antwoord. „Help me maar even met mijn koffers." Madeleine was haastig naar binnen gegaan. Ze hoopte, dat James haar niet gezien had. Van haar moed was er niets over. Ralph scheen haar gedachten te raden, toen hij de kamer weer betrad. „Maak je maar niet ongerust, hoor," zei hij dapper. „Ik.. ik zal hem direct aanpakken." Hij stal een kusje, terwijl zij naar de deur ging. Maar het was James, die aanpakte, zoodra de koetsier betaald en vertrokken was.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 28