No. 7
VRIJDAG
14 JULI 1933
221
„Wie was die jongedame, die je bij je had vroeg hij.
„Juffrouw Olivier," antwoordde Ralph aanstonds. „Ik...."
„Wiè is 't viel James hem ongeduldig in de rede.
„Je hebt toch kennis met haar gemaakt, toen we hier kwamen," begon
Ralph.
„De juf van Katherine zei James. „O ja, nu herinner ik 't me. Waar
is Katherine
„Boven."
James legde onzacht een hand op den schouder van zijn broer.
„Ga jij 's avonds wandelingetjes maken met dat meisje
Ralph's gezicht vlamde.
„Hoor eens, James," viel hij uit, „je moet goed begrijpen...."
„Ja ja, 't is in orde," zei James. „In ieder geval, morgenochtend vroeg
gaan we naar Italië."
„Ik ga niet mee naar Italië, James," zei Ralph vlug. „Ik zal 't je uit
leggen maar niet hier. Ga mee naar binnen."
Zonder op antwoord te wachten ging hij voor. Zijn harteklop en adem
haling gingen wat sneller dan gewoonlijk, en hij wou een paar minuten tijd
hebben, om zich te herstellen. Het beeld van den toegevenden broer, die
zelf geraakt was door den verzachtenden invloed der romantiek, was aan
stonds uitgewischt, toen hij James zelf zag. De James, die tot hem gesproken
had zooeven op het tuinpad, was de scherpe, sterke zakenman van het kan
toor in de Vierde Avenue.
Tot zijn verwondering zag Ralph, toen zij het salon binnentraden, dat
Madeleine daar nog of weer zat. James kwam vlak achter hem aan, maar uit
de snelle blikken, die hij met Madeleine wisselde, "begreep Ralph, dat ze haar
moed bijeen had geraapt en hem wilde helpen en sterken, ook al zou ze aan
het gesprek weinig of geen deel nemen.
James keek naar haar, knikte even, deed de deuren dicht .en stak de
hand op, om stilte te verzoeken.
„Sla dat maar allemaal over, Ralph," zei hij kortaf, de verklaring van
zijn broer voorkomend. „Ik weet precies, wat je me zeggen wilt, en 't spijt me
voor jou, jongen, maar je moet maar direct goed begrijpen, dat 't niet kan.
Je had zooeven groot gelijk, toen je zei, dat je morgen niet meeging naar
Italië. Dat doe je ook niet. Je gaat terug naar New York. We hoeven er niet
meer over te praten."
Ralph stond strak en hoekig rechtop, met de handen in de zakken van
zijn jasje. Nu wist hij, wèt hij zou moeten trotseeren. Dat „we hoeven er
niet meer over te praten" was zijn broers laatste woord. Zelf blufte hij er
niet op, maar zijn compagnon, Seaton Paul, had er dikwijls op gebluft, dat
James Hendry nooit van gedachten veranderde. Hij was niet onfeilbaar
hij vergiste zich wel eens maar zelfs als hij een verkeerde politiek had
aanvaard, zette hij die door, tot hij er een goede van had gemaakt. Die koppige
vastberadenheid was het grootste zwak van James Hendry.
Maar nu was het Ralph's beurt. Ook hij had, snel en zonder consideratie,
zijn besluit genomen.
„Jij kunt teruggaan, James," zei hij kalm, „maar ik niet. Ten minste
niet onder die voorwaarden."
„Onder diè voorwaarden, of heelemaal niet," snauwde James. „Ik geef
je bedenktijd tot morgenochtend negen uur."
„Ik hoef me niet te bedenken," antwoordde Ralph. „Ik ga met juffrouw
Olivier trouwen, en als jij me dan niet meer kunt gebruiken, zal ik mijn eigen
weg maken, net als jij."
„Hoe dan vroeg James kortaf.
„Door werken en volhouden, net als jij."
James gaf hierop niet onmiddellijk antwoord. Een paar seconden keek
hij zijn broer strak aan met dien harden blik, dien hij gewoonlijk voor zake
lijke gesprekken reserveerde toen, klaarblijkelijk begrijpend dat Ralph zich
door geen commando's zou laten dwingen, haalde hij zijn sigarenkoker te
voorschijn.
„Dat hèb ik niet gedaan," zei hij, bijna verstrooid, toen de sigaar goed
trok.
„Wat niet vroeg Ralph. Hij begreep zijn broers optreden op dit oogcn-
blik niet goed. Misschien kwam dat, omdat hij James nog nooit een neder
laag had zien lijden.
„Mijn eigen weg maken door werken en volhouden," was het antwoord.
„Hoe ben je er dan gekomen?" vroeg Ralph.
„Door toeval," zei James, en hij ging voort, alsof hij den smaak der
woorden genoot „door een gelukje van één op de duizend. Als dat er niet
geweest was.Hij ging naar den haard, om het beetje asch van zijn sigaar
af te stooten.
Ralph trok zijn mond in een harde lijn.
„Ik geloof niet in gelukjes," zei hij. „Ik geloof niet, dat 't toeval sterker
kan zijn dan de wil van een man. En jij ook niet. Op werken komt 't aan
willen en doorzetten."
James keek naar zijn broer met een blik, waarin goedkeuring scheen
te liggen maar toen hun oogen elkaar ontmoetten, verhardde de uitdrukking
tot een van vastberadenheid.
„Dus je weet goed, wat je wilt vroeg hij. „Je gaat niet mee terug naar
New York
„Nee," antwoordde Ralph stellig. „Of je moest mij toestemming geven,
om met juffrouw Olivier te trouwen."
„Dan hoeven we er niet meer over te praten," zei James koud, en zijn
gezicht stond even koud, toen hij voortging „ik heb voor jou en Katherine
dingen gedaan, jongen, die ik voor niemand anders gedaan zou hebben
maar jij schijnt me den rug toe te keeren voor een jonge vrouw, die je pas
drie weken kent."
Het dagelijksch leven (Amersfoort).
„Maar, James...."
„Ja, dat weet ik. Sla maar over. 't Spijt je verschrikkelijk, en zoo meer.
Dat wil ik niet hooren. Ik zal Seaton vertellen, dat je niet met Jeanne wil
trouwen. Ik vind 't ellendig. Ik heb een massa aan Seaton te danken, en hij
was er net zoo op gesteld als ik."
„Luister nu toch eens, James," sprak Ralph, zoodra hij gelegenheid kreeg.
„Ik wil geen kwade vrienden met je worden. Ik kéér je den rug niet toe. Maar
zulke dingen zijn niet te verhelpen. Een man kan er niets aan doen, dat hij
van iemand gaat houden en als 't eenmaal zoover is, wordt dat het belang
rijkste van zijn heele leven. Kun je daar nu niet inkomen
„Nee, dat kan ik niet," zei James.
„Hebt u dan nooit van uw leven van iemand gehouden vroeg Made
leine, met iets in haar stem, dat aan medelijden en minachting tegelijk deed
denken.
Hij beantwoordde die vraag niet terstond, en niets in zijn oogen verried,
wat er in hem omging, toen hij zei
„Zoowat elf jaar geleden zat ik zoo vast aan den grond, als een mensch
maar zitten kan. En ik had een broertje en een zusje, die van mij afhingen.
Ik vertel jullie die geschiedenis, aan jullie alle twee, om je een beetje te laten
begrijpen wat 't leven is. Daar hebben jullie nog geen van tweeën idee van.
Zelfs Seaton weet er niets van. Ik heb er nog nooit met iemand over ge
sproken."
Hij trok aan zijn sigaar, merkte, dat die uit was en gooide haar ongeduldig
in den haard. Hij deed zijn verhaal, vierkant en resoluut voor den
haard staande, maar niet éénmaal keek hij Ralph of Madeleine aan, terwijl
hij sprak.
„Ik had dien avond precies een kwartje in mijn zak, en ik wist niet, waar
ik 't tweede vandaan zou moeten halen. Het lot was altijd tegen me geweest.
Als ik een baantje kreeg, ging de firma failliet of de helft van 't personeel werd
ontslagen. Ik was liftjongen geweest, stadsreiziger op provisie, kruier al
wat ik maar grijpen of vangen kon. En dien avond was 't beetje geld, dat we
van vader hadden, op, en wat ik verdiend had ook. Ik had niets meer dan dat
kwartje.
Ik liep even over twaalven op Broadway. Er was een première gegeven
in een van de groote theaters. Ik keek naar de menschen, die er uit kwamen,
en begon uit te rekenen, hoe lang wij met z'n drieën zouden kunnen leven van
één zoo'n sieraad, als sommige vrouwen droegen. In ieder geval lang genoeg,
om ons in leven te houden, tot ik weer een kans kreeg want als ik die kreeg,
zou ik er gebruik van weten te maken dat wist ik. Een eindje verder kwam
ik bij den tooneelingang. Daar was 't niet zoo druk. Er stond een taxi voor 't
trottoir.
De chauffeur was uitgestapt om zijn motor op gang te brengen er scheen
iets aan te haperen te koud of zoo en een vrouw, die met haar hand op
haar borst een sjaal vasthield, leunde uit het raampje. Ik heb haar maar heel
even aangekeken, maar ik weet nog, dat ze heel knap was en een buitenland-
sche scheen te zijn. Ik keek geducht naar den diamanten ring aan haar lin
kerhand, den. mooisten diamant dien ik ooit buiten een juweliers-etalage ge
zien had.
Enfin, ik weet niet goed, wat me zoo gauw bezielde, maar 't was net, of
ik niet anders kon ik greep en de ring viel in mijn hand, net zoo gemakke
lijk, alsof ik hem van een toonbank geraapt had. Er was een verkeersopstop
ping ik was aan den overkant, voor die was opgelost, en twee blokken ver,