DE FEEKS DOOR ST. JOHN ERVIN 244 VRIJDAG 21 JIJLT 1933 No. S 'fcoenlaoó. op niet was ingegaan. Fanny was in ieder geval een groot actrice, en als zij hem verklaring van haar rol vroeg ,,lk kan onmogelijk met u dineeren," zei hij zoo zachtzinnig mogelijk, „maar als u met mij wilt dineeren „Nee, ik noodig n uit," drong Fanny aan. „In orde," riep Jaspar, die een vruchtelooze dis cussie van uren lang vreesde. „Mr. Tintagel neemt uw invitatie aan We gaan verder." Zoo kwam het, dat de actrice en de schrijver, ondanks de gezellige kennismaking, 's avonds samen naar 'n fantastisch restaurant gingen, waar fantastische diners tegen fantastische prijzen wer den opgediend. Fanny, die hier of daar nog een vriendin had gevonden, om aan het feestje deel te nemen, was in een engelachtig humeur en had een fabelachtigen eetlust. Zij liet allerlei uitgebreide en dure schotels bestellen, en haar vriendin, die evenveel at als zij weinig sprak, hielp dapper mee om de rekening op te jagen, zoodat Tintagel zich afvroeg, hoeveel Fanny met haar kunst wel zou verdienen, om zich dergelijke uitgaven te kunnen permitteeren. Hij merkte echter op wreede wijze, dat hij zich vergiste. „Is het niet aardig van onzen schrijver, om ons hier te inviteeren?" vroeg zij haar vriendin. „Ik vind het verschrikkelijk leuk om in een (Tuur restau rant te eten het is zoo opwindend, om te denken, dat je minstens bij iederen hap 'n gulden verteert." De arme Tintagel werd koud van schrik. Hij ontving behoorlijke honoraria voor zijn boeken en stukken, maar hij was niet rijk en ook voor schrij vers was het een slechte tijd. Hij bevroor bijna, toen Fanny er m slaagde, een kostbaar dessert uit de spijskaart samen te stellen en de duurste likeuren uitzocht, en intusschen maar opgewekt converseerde. Zij scheen totaal vergeren te zijn, De feeks was bekend als de meest tempera mentvolle, de meest brutale, de meest vin nige en de meest humeurige vrouw van de stad, van het land, als het niet was van heel Europa. Want iedereen die haar kende, kon zich niet voorstellen, dat er ergens een onaangenamer schepsel kon gevonden worden. Zij was eens bijna verloofd geweest, en de jongeman in kwestie be wonderde haar temperament, maar niemand kon het hem kwalijk nemen, dat hij het liever op een behoorlijken afstand bewonderde; toen hij haar een week kende, solliciteerde hij naar een betrek king in de tropen; daar had hij de minste kans, haar nog eens te ontmoeten. De feeks, juffrouw Fanny Fairey, was ook de geestigste, meest begaafde en meest bekende tooneelspeelster van Engeland en de rest van Europa, dat moest iedere schouwburgdirecteur erkennen het was het eenig goede, dat zij van haar zeiden, en dat was hun schuld niet. Georg Mundane, de directeur van het Pali Theater, had zichzelf al dertig keer beloofd, dat hij haar nooit meer op zijn tooneel zou toelaten, vooral toen zij hem eens, in tegenwoordigheid van alle acteurs en tooneelknechts, had verteld, dat hij wel een gezel lig, dik, klein kereltje was met een leuk snorretje, maar dat hij toch meer op een behaaglijke, vette poes leek dan op een theaterdirecteur. Dergelijke opmerkingen, en nog ergere, vond Mundane, ruï neerden zijn prestige. Maar Fanny Fairy speelde toch enkele jaren in zijn schouwburg. Jaspar Bittern, eigenaar en tegelijk eerste acteur van het Socor Theater, was ook niet bepaald geest driftig over Fanny. Tijdens de repetitie van ,,De volmaakte heer" dat intusschen vijf maanden achter elkaar volle zalen trok beweerde zij eens op haar gewone beminnelijke manier, dat hij mis schien wel zou worden toegelaten als leerling op de tooneelschool, maar dat hij nu in ieder geval niet wist, wat tooneelspelen was. Ze zei zeer onaange name dingen over Bittern's vrouw en nog iets ergers over zijn dochter, en ze zorgde wel, dat iedereen het hooren kon. Jaspar Bittern brieschte en bruiste en kookte zoowat over, maar veel meer kon hij niet doen 't was trouwens genoeg om zijn woede te luchten; hij wist bij ondervinding, dat men meestal machteloos stond tegenover de venijnige opmerkingen van Fanny. Natuurlijk zei hij nog, dat zij den langsten tijd bij hem gespeeld had, maar zooiets zeiden directeuren wel meer tegen haar altijd met hetzelfde resultaat. Zoo ging het nu ook. Jaspar Bittern wist dat hij geen betere actrice voor de hoofdrol in zijn nieuwe stuk „Een vrouw zonder hart" kon vinden dan Fanny. Fanny nam het voorstel aan en Fanny was op de eerste repetitie weer de oude Fanny, scherp, sarcastisch, giftig en venijnig. Het scheen of zij niet leven kon zonder onaangename dingen te zeggen, ofschooti zij wist, dat zij daardoor iedereen tegen zich in het harnas joeg. Onder het eerste bedrijf zag zij den schrijver in de zaal zitten. Zij brak haar spel af en vroeg aan Jaspar, of er publiek in de zaal was. „Ja," zei Jaspar. „De schrijver zit in de zaal Verder. U bent hier om te spelen en niet om te vragen." Fanny slaakte een gilletje of zij nog een bakvisch was en beweerde dat zij al jaren verlangd had met den schrijver, den beroemden Winny Tintagel, kennis te maken. Jaspar deed of hij niets hoerde, maar dat middel hielp niet, en na tien minuten pra ten, dreigen en driftige woorden stuurde hij een tooncelknecht naar de zaal, om Tintagel te vragen even op het tooneel te komen. Tintagel was ondanks zijn roem een bescheiden mensch (die altijd sprak over zijn „stukje", ofschoon het een tooneelstuk was van vier bedrijven, veertien tafereclen), maar hij vond, terecht, Fanny een onuitstaanbaar arro gant en brutaal wezen, dat hij niet van plan was in iets tegemoet te komen. Hij was blij niet deze gc- egenheid, om Fanny te prikkelen en te irriteeren. Hij stuurde den tooneelknecht onverrichterzake terug en hoorde tot zijn vreugde, dat Fanny haar ontstemming niet verborg. Jaspar voorzag dat de geheele dag verloren zou gaan, als de schrijver niet aan den wensch van de actrice voldeed, en riep in de donkerte van de zaal „Kun je niet even hier komen, Tintagel Miss Fanny wou graag kennis met je maken." „Na de repetitie," antwoordc Tintagel. „Ik stoor nooit een repetitie...." „Och, bent u wel eens meer op repetities ge weest ?>Li vroeg Fanny onschuldig. „Ik dacht dat dit uw eerste stuk was." Tintagel brieschte. Hij had drie dozijn boeken geschreven en zeven tooneelstukken het heele land kende hem, en hier stelde die heks hem voor als een beginneling, een prutsertje die zijn eerste stuk had weten te plaatsen. „Als iemand zelfs geen hersens genoeg heeft om een krant te lezen, begrijp ik dat zij mijn naam niet kent," antwoordde hij grof. „Kunnen we verder gaan, Jaspar Fanny vond niet gauw genoeg een scherp ant woord en zocht wraak op een andere manier. „Wilt u niet met me dineeren vanavond vroeg ze. „Ik wou u toch graag nader leeren kennen en wat vra gen over mijn rol. Ik begrijp sommige passages niet." Tintagel was'geen schrijver geweest, als hij hier-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 20