R. MARTIN 252 VRIJDAG 21 JULI 1933 No. 8 Lord Innismore zat in een hoekje van den eerste-klas-salon te lezen in een boek over West-Indië. Nu en dan haalde hij een met goud gemonteerd notitieboekje te voorschijn en maakte er heel plechtig eenige aantee- keningen in. Verder zaten er in dien salon een half dozijn huwbare dochters, allen in een boek verdiept, die toch zijdelings een oogje op den rijken edelman hielden. Ze wilden in de oogen van den hoogen heer, die juist een reis door West-Indië gemaakt had in het belang der landsverdediging van het rijk, voor echt degelijk en ont wikkeld doorgaan en lazen daarom in gewichtig-uitziende boeken. Iedereen aan boord wist, dat lord Innismore bezig was een toespraak voor te bereiden, waarvan het Hoogerhuis zou rillen, en de menschen aan boord, die van de politiek op de hoogte waren, fluisterden elkaar toe, dat hij in het volgend ministerie zeker een belangrijke plaats zou krijgen. Terwijl aldus iedereen gewichtig was en gewichtig deed, voelden allen plotseling een heftigen schok het schip trilde over zijn geheele lengte, schudde heen en weer en begon gevaarlijk over te hellen. De meisjes vergaten al haar huwelijksplannen en holden naar het dek. Toen lord Innismore zag, dat hij de laatste in den salon was, begon hij zich ook allesbehalve deftig te haasten. Op het dek heerschte de grootste verwarring. Alle lichten waren gedoofd. Het was een stikdonkere nacht. Van alle kanten klonken verwarde bevelen. Een matroos met reddings gordels botste tegen hem aan. „Beste man," begon lord Innismore, „wat is er aan de hand Hij was wel een beetje verontwaardigd, dat de kapitein zelf niet naar hem toegekomen was om het hem te verteilen. „We gaan naar den kelder bromde de man. „Als we van die klip af glijden, dan gaan we naar de haaien. Hier, wil je een gordel hebben Lord Innismore nam den zwemgordel aan. Hij had hem nauwelijks om of het schip kantelde geheel en verdween in de diepte. Het volgend oogenblik lag hij in het water en zwom zoo hard hij maar kon, om uit de buurt van het zinkende schip te komen. Hij dacht er nog aan, dat zijn toespraak over de verdediging der koloniën geheel verloren was. En toen kwam hij in botsing met een stuk van een mast en verloor zijn bewustzijn. Toen hij weer bijkwam, lag hij in den hellen zonneschijn op een koraal- strand met een parapluie boven zich opgestoken. Hij hoorde stemmen, maar voelde zich te zwak om zich op te richten en te kijken, wie er spraken. „Ik zeg maar.... neem 'n parapluie mee.... die komt altijd te pas! Toen ze dan ook begonnen te schreeuwen van „in de booten 1" holde ik naar beneden en haalde mijn goeien hoed en m'n parapluie. Ik wou er tenminste fatsoenderlijk uitzien, als ik dood most 1" „Wat u daar zeit, is precies zoo, juffrouw Blodd. M'n man heit me meer malen verteld, dat ie, toen de Sailor Prince vlak bij Oessant verging, z'n beste uniform angetrokken heit om d'r netjes uit te zien, als ie anspoelde. Hij wist wel, dat ik 't, als ie gevonden werd, toch wel prettiger zou vinden. Maar ja, toen is ie nog net bijtijds door 'n sleepboot gered, ziet u „En nou ziet u toch maar, wat die parapluie goed te pas komt om boven 't hoofd van dat jongmensch te zetten. Hij slaapt erg vast, is 't niet Juffrouw Blodd boog zich over zijn lordschap heen om zich zekerheid te verschaffen. „Nee maar.hij heit z'n oogen open. Nou joggie, je mag blij zijn je bent allang weer in orde hoor Toe, as u 'm nou effen 'n beetje water uit dat vat daar wou geven, 'n Koppie sterke thee zou wel beter zijn, maar ja, op zoo'n verlaten eiland heb je alles zoo maar niet bij de hand Lord Innismore dronk het water op. „Hmehik voel me beslist heel wat beter 1" zei hij. „En.... ver telt u me eens, wat is er van de anderen geworden „Dat mag jij weten," antwoordde juffrouw Blodd. „We zaten net in de booten, toen het schip van 't rif afgleed. De matroos, die met ons in de boot zat, sneed de touwen door, maar raakte zelf overboord in de wieling. En toen zat ik samen met juffrouw Yates in stikkedonker. We bleven maar stil zitten, tot het weer licht werd en zagen toen dit eiland en zijn er heengeroeid. En jij lag hier op het strand en we hebben wat water over je hoofd heengegooid en mijn parapluie boven je gezet. Het is maar goed geweest, dat ik om die para pluie gedacht heb. Ik heb er verleden jaar op den uitverkoop van Wiggings en Dullard twee gulden dertig voor betaald en de knop is met echt doublé be slagen 1" „Moet ik daaruit opmaken, dat de anderen allemaal verdronken zijn vroeg lord Innismore. „Wel nee 1 Ze waren allemaal in de booten, en er zullen wel alleen matro zen verdronken zijn, maar dat hoort nou eenmaal bij d'r vak, de stumpers. Mijn man, ziet u, is kapitein op een vrachtboot en de man van juffrouw Yates is er eerste machinist. We waren met ze meegegaan naar Tampa, omdat we dachten, dat ze daar wel 'n retourvrachie zouden krijgen, maar ze kregen order om naar San Francisco door te gaan en mijn man vond die reis wel wat te lang. Wat moest er van de kinderen worden En daarom zijn we tweede klas met jouw boot mee teruggekomen." „Het is meer dan schandelijk 1" meende lord Innismore. ,,'n Schip zoo maar op 'n rif te laten loopen zonder eenige waarschuwing. En dat midden in den nacht, als ze des te voorzichtiger behoorden te zijn. Het is nog een wonder, dat ik het overleefd heb. Zoo gauw ik in Engeland ben, zal ik het dadelijk voor den raad van scheepvaart brengen 1" „Nou," zei juffrouw Blodd. „Mijn man is dan maar wat in zijn schik, dat ie een vrachtboot heit De lading kan ten minste niet mopperen, zeit ie altijd. Passagiers mopperen altijd, net of de kapitein niet even goed als zij mee verdrinken moet „En tegen machinisten mopperen ze, omdat die niet meer snelheid uit door slechte machines kunnen halen. Mijn man heit drie vingers afge- kneld tusschen 'n machine bij 'n storm 1" „Maar.... wat moet ik.... wat moeten wij nu gaan doen? We zullen hier doodgaan van gebrek „Er was wat proviand in de boot," zei juffrouw Blodd. „Jij hebt zeker geen lucifers bij je, wel?" informeerde juffrouw Yates. Mylord voelde in zijn zakken en haalde te voorschijn een notitieboekje, een vulpen, een portemonnaie en een sigarettenkoker met 'n gouden monogram. „Geen lucifers 1" riep juffrouw Yates uit. „Wat heb je nou aan zakken in je kleeren, als je er niets behoorlijks in draagt „We zullen het toch wel klaarspelen," zei juffrouw Blodd „geef me je horloge maar. Die jongen van me is padvinder en hij bezorgt me heel wat last, maar dat heb ik ten minste van hem geleerd Als je twee horlogeglazen tegen elkaar legt, heb je een brandglas. Gelukkig, dat ik mijn klokkie aan heb. Het heeft wel nooit geloopen, maar nu hebben we er dan toch wat aan „Zeg, jongmensch, als jij nu eens wat dooie takken zoeken ging zei juf frouw Yates. Mylord voelde zich wel verontwaardigd zoo gecommandeerd te worden, maar hij ging de struiken toch in en kwam met een armvol droog hout terug. „Nou 'n stukkie papier uit je boekie en dan hebben ze zóó vuur riep juffrouw Blodd. „Als ik nou nog een hallef pondje thee had, dan voelde ik me echt thuis 1" „Zeg, jongmensch, jij zit daar nog maar aldoor in je natte kleeren. Trek die 's uit 1" „Geen denken aan 1" zei mylord verontwaardigd over zoo'n voorstel. „Je weet zeker niet wat rimmetiek is!" hield zij vol. „Hier, trek mijn mantel maar aan, terwijl ik ze te drogen hang. Touw hebben we genoeg in de boot en als ik 'n paar stukkies goed heb te drogen hangen, dan voel ik me veel meer thuis 1" „Vooruit nou, malle jongen, wees maar niet verlegen 1" zei juffrouw Blodd. Op behoorlijken afstand trok mylord zijn natte kleeren uit en hulde zich in den mantel van juffrouw Yates. „Met 'n uurtje zijne ze droog riep juffrouw Yates, de kleeren opnemend. „Ik wou, dat het thuis bij me ook zoo gauw droogde ais hier 1" Na een paar uur hoorde mylord, die somber voor zich uit zat te staren, haar roepen. „Hier zijn je kleeren. En het eten is klaar Lord Innismore kleedde zich en besloot na eenige aarzeling toch maar met die twee drukdoenige vrouwen te gaan eten, omdat hij rammelde van den honger. De vindingrijke juffrouw Blodd had een soort hutspot van scneepsbeschuit en varkensvleesch weten klaar te krijgen in een leeg beschuitbiik, dat ze boven het vuurtje gezet had. „Wc zullen uit het blik motten eten. Maar er zijn gelukkig schelpen genog voor lepels. Jammer, dat ik er geen uitje in had 1" „Och," zei juffrouw Yates, „het kon heusch wel slechter en wie weet, als we hier lang motten blijven, wat we dan nog zullen motten eten. Hadden we nou maar een tammen aap, om wat fruit voor ons te plukken Juffrouw Blodd keek veelbeteekenend naar lord Innismore en hij voelde, dat ze hem graag voor een tammen baviaan had willen ruilen. „Zeg eris...." vroeg juffrouw Yates. „Reisde je geen eerste klas? Bij ons was je niet." „Ja, ik had de luxehut op het dek," zei mylord luchtigjes. „Ben je dan lord.... och, hoe heette die ook weer?" „Ik ben lord Innismore!" „Nee maar.... dan hebben we uwes heel wat keertjes zien wandelen met den kapitein. Maar ja, met die gescheurde kleeren en die hangsnor had den we uwes heelemaal niet herkend." „Maar och, ik zeg maar zoo.. op zoo'n verlaten eiland als hier mot je het maar voor lief nemen, wat voor gezelschap je krijgt. Ik ben anders ook zoo niet. Maar vrindelijk zijn kost op slot van zaken niks." „Heeft uwes niet 'n zuster, lady Banchc vroeg juffrouw Blodd. „Eh Ja.hebt li haar dan wel eens ontmoet „Ik heb d'r portret in de krant gezien met een balpakkie anGedurfd, als je 't mijn vraagt „Er wordt u niets gevraagd," zei mylord verstoord. „Nee, dat is maar goed ook, maar als een van mijn dochters, al was 't dan ook op zoo'n balmeskee, net als een man 'n lange broek droeg, nou, dan kreeg ze 'n pak rammel, al was ze ook twintig „Wat ik zeggen wou," kwam juffrouw Yates tusschenbeide, „hoe motten we vannacht nou slapen Het dauwt hier altijd nog al hard. Weet je wat, als uwes de riemen 's uit de boot haalde Als we die in het zand steken en er dan touwen overheen spannen en daar takken en bladeren op leggen, dan hebben we ten minste een soortement hut." „Hebt u wel eens meer schipbreuk geleden?" vroeg lord Innismore ver wonderd. „Nee, gelukkig niet. Maar ik heb zes kinderen grootgebracht met een traktementje van 'n tweeden officier, en als je dat gedaan hebt, nou, dan weet je jezelf wel te redden op 'n onbewoond eiland. Ik heb m'n jongens ook wel 's hutten zien maken. Doet uwes 't nou maar, dan zal ik 's bedenken, wat we zullen eten vanavond." Toen lord Innismore, trotsch op zijn werk, terugkwam, bemerkte hij, dat juffrouw Blodd was gaan visschen. Ze had van een uitgerafeld touwtje een snoer gemaakt, er een veiligheidsspeld als haak aan bevestigd en een stukje spek voor aas genomen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 28