No. 8 VRIJDAG 21 JULI 1933 253
*Y« aan &ie*.
„Ze bijten best," zei ze. „Kijk, we hebben nou al wel genoeg, Meer vangen
geeft toch niks, want morgen zijn ze toch al rot en stinkend."
„Ik heb de hut af," zei mylord met zekeren trots.
Mijn jongste van veertien," zei juffrouw Blodd met vriendelijke min
achting zijn werk bekijkend, „zou het er heel wat beter hebben afgebracht.
Maar je kunt het onmogelijke nu eenmaal niet verlangen. Net als ik altijd van
een schoonmaakster zeg. Gaat uwes nou nog maar wat meer hout halen voor
vannacht, dan zal ik de visch bakken." Toen hij terugkwam, had juffrouw
Blodd de visch gebakken en juffrouw Yates drie reuzenschelpen gezocht voor
bordjes.
„Och, uwes wordt toch heusch al handig,',' zei juffrouw Yates gemoedelijk.
En ik zat er net over te denken, als uwes morgen nou eens hier bij ons uit
de buurt blijft, mylord...."
„Hier op een yeriaten eiland zijn we allemaal gelijk, onderbrak juffrouw
Blodd haar vinnig. „Ik blijf jongmensch tegen hem zeggen. Dat is waar ook,
je hebt je broek bij het houthalen nog erger gescheurd. Als je 'm me morgen
ochtend geeft, dan zal ik er 'n paar steekies aan doen. Ik heb altijd naaiboel
bij me. Maar wat zei je ook weer, buurvrouw?"
„Ik zat erover te denken, dat ik Woensdag altijd waschdag hou.Dat
zou nog 's 'n beetje afleiding voor me zijn.... Als hij dus wat uit de buurt
bleef
„O, ik zal u heusch niet in den weg loopen," zei mylord.
„Dat is goed. Trek jij die broek dan maar ergens op het strand uit en dan
kom ik 'm wel halen en zal 'm wat verstellen. Anders gaat-ie nog heelemaal
kapot. En nou mosten we maar gaan slapen. Als we eraan gedacht hadden,
hadden we best wat gras of blaren bij elkaar kunnen halen om een bed van te
maken. Maar 'n mensch kan niet om alles-tegelijk denken. Wel te rusten, juf
frouw Yates. Wel te rusten, jongmensch
Lord Innismore lag in een hoek v<ïo hun „hut", keek naar de tropische
sterren en luisterde naar het diep gesnurk van juffrouw Blodd aan den an
deren kant van het geïmproviseerde muurtje, nu en dan onderbroken door
een fluitend gesis van juffrouw Yates. Hij voelde zich bar ongelukkig in zijn
lot. Tegen den morgen dommelde hij eindelijk wat in. Hij schrok weer wakker
door een schellen uitroep van juffrouw Blodd.
„Kijk 's, hij heeft me warempel het vuur aangehouden
„Iemand moesr er toch wel de wacht houden zei hij, zich door haar
verbazing gevleid voelend.
„Nou, ik had ncoit kunnen denken, dat het je gehint zou zijn. Als je nou
eens probeeren wilt, ga dan visch vangen voor het ontbijt. Ik zal eerst mijn
haar opmaken, want ik houd van netjes.... zelfs op een verlaten
eiland
Toen hij terugkwam met de gevangen visch, trotsch, dat hij ook wat aan
de huishouding gedaan had, vond hij juffrouw Blodd bezig een grooten tros
bananen af te plukken.
„We kunnen op dit eiland toch niet van honger omkomen," zei ze. „Ik
heb deze gevonden vlak achter de struiken, waar jij om brandhout bent
geweest."
En weer voelde de jonge edelman zich erg klein, omdat hij vlak bij die
bananen moest geweest zijn, zonder ze op te merken.
„Laten we nu#wat voortmaken met het ontbijt, want ik wou graag van
daag met mijn wasch klaar komen. Jammer, dat ik geen waschketel heb
zei juffrouw Yates.
Toen ze met hun maal klaar waren, begon juffrouw Blodd meteen „En
nou, jongmensch, ga jij nu maar 'n endje het strand op en laat daar die broek
van je achter, dan zal ik 'm maken. Kleermakers heb je nu eenmaal niet op
een verlaten eiland 1"
„Heel graag, juffrouw Blodd. Misschien wilt u dan wel zoo goed zijn, hem
te komen halen, als ik aan het zwemmen ben."
„Ja, dat is best. Ik verstel nou eenmaal graag, zooals juffrouw Yates
graag wascht. Jammer, dat ik geen wit garen bij me heb. Nou zal ik het met
zwart moeten doen."
Lord Innismore ging op weg en genoot kort daarop van een heerlijk ver-
frisschend bad. Wel een half uur lang dreef en zwom hij rond. Dan ging hij op
een klein eilandje in de buurt lekker in de zon zitten in zijn verfomfaaide
onderkleeren. Maar die zon werd ten laatste onaangenaam en brandend heet
en dus besloot hij naar het strand terug te zwemmen en een schaduwrijker
plekje op te zoeken. Hij had nog niet ver gezwommen, toen hij 'n zwarte vin
boven het water zag uitkomen. Hij gaf een gil van schrik en begon zoo snel
mogelijk te zwemmen. En tegelijkertijd zag hij juffrouw Blodd aankomen met
zijn broek over den arm en. haar parapluie boven 't hoofd. Hij schreeuwde
weer, ofschoon hij van haar geen hulp verwachten kon. De zwarte vin kwam
hoe langer hoe dichterbij. Hij voelde den haai vlak bij zich. Hij deed een paar
wanhopige slagen en bereikte het strand. Op hetzelfde oogenblik kwam juf
frouw Blodd tot haar middel door het water waden en sloeg er wild op los met
haar parapluie. Ze greep den uitgeputten man Bij zijn arm beet en trok hem
op het strand.
„Daar is je broek," zei ze. „Dat mormel is er vandoor met mijn beste
parapluie in zijn bek."
Ze keerde zich om en liep heen. Hij bleef eenige oogenblikken liggen uit
rusten, trok zijn kleeren aan en wandelde langs het strand terug tot waar hij
juffrouw Blodd bezig vond Bananen te koken.
„Dat kan een heel fatsoenlijke pudding worden," zei ze.
„Juffrouw Blodd," zei hij-, „ik moet u mijn hartelijken dank betuigen voor
uw moed. U hebl me voor een tweeden keer het leven gered. En ik vraag u
excuus, als mijn manieren u mochten gehinderd hebben."
„Ga nou maar 's zitten, dan kunnen we 's praten," zei juffrouw Blodd.
„Kijk's, ik heb zelf ook 'n zoon, zoo ongeveer van jouw leeftijd, en mijn Albert
kreeg het ook een beetje hoog in z'n kop, net als jij, omdat-ie als chauffeur
dertig gulden in de week verdiende. Geld is slecht voor jongelui. En nou heb
ik met Albert net gepraat als nou met jou. Ik zei tegen 'm hoor 's, d'r zijn heel
wat degelijker kerels dan jij, die maar de helft van je loon in de week hebben.
En ik zeg je, dat er heel wat betere mannen dan jij zijn, die geen honderdste
deel van jouw twintigduizend per jaar verdienen. Jij bent nu eenmaal geboren
met een zilveren lepel al in je mond, en dat is niet altijd goed. De meisjes
loopen je achterna en de
mannen buigen voor je
als een knipmes, omdat
je 'n lord bent. Je hebt
nooit iets hoeven doen
voor je boterham. Ik heb
loopen popelen om je
eens te zeggen, wat ik
van je dacht, toen ik je
aan boord zoo genadig
tegen iedereen zag optre
den. Nu is het wat an
ders. Ik geloof, dat ei
een heel degelijke kerel
in jou zit, als je maar
niet te verwaand wordt."
„Juffrouw Blodd,"
antwoordde hij, „in wat
u daar zegt, zit veel
waarheid en ik ben u
dankbaar, dat u het ge
zegd hebt. U bent de
eerste, die het me ooit
ronduit in mijn gezicht
hebt gezegdZou u
soms graag hebben, dat
ik nog wat gras ging
halen, om onze hut wat
geriefelijker voor van
nacht te maken
„Dat is heel best
Werken is goed voor 'n
mensch
„Enheb je 'm 's
lekker op z'n nummer
gezet vroeg juffrouw
Yates, die met een paar
stukken waschgoed kwam
aandragen.
Reizen m Mexico.