EEN ENGEL ONBER OORLOGSVRAKKEN door NORMA PATTER/ON - HOOFDSTUK I. DE ZWARTE WOLK. De roep was tot Jenny gekomen als een stem in den nacht. Zij was toen nog te jong, om er de beteekenis van te begrijpen, al voelde zij wel, dat het een ding van belang was. Het was een nacht vóór in den herfst van het veelbewogen vierde oorlogsjaar Jenny sliep maar opeens werd zij wakker, alsof een hand haar had aangeraakt. Zij ging zitten in bed, en luisterde, want zij wist, dat er iets tot haar gesproken had. De nacht lag overal om haar heen, fluweelig zacht om aan te raken. De huizen der stad, de weinige, die zij kon zien, en de vele, die zij alleen maar aanvoelde, hadden hun hoofd laten zakken in wezenioozen droom, en zouden niet meer opleven, vóór de hanen ze wakker kraaiden. Wat was het toch, dat ze gehoord had Zij had haar handen om haar knieën geslagen, en zat maar voor zich uit te staren, in afwachting, of de duisternis het geheim zou openbaren. De wanden van haar kleine kamertje ademden maar door, en haar vriend, de oude eik buiten het raam, zuchtte, en keerde met een zacht gebaar al zijn bladeren heen en weer, alsof hij zich in zijn slaap bewoog, om een makke lijker houding te krijgen. Maar er was iets..iets.Ze zwaaide haar voeten het bed uit, naar den vloer, en drukte een hand tegen de plek van haar een voudige nachtpon, waarachter haar hart bonsde en zij hield haar adem in. Zij had het wéér gehoord. Verdofte voetstappen regelmatig en snel en toch wat ingehouden de aarde rakend met luchtigen, helderen spoed. Zij waren nog niet in deze straat nog niet eens in de volgende maar zij kwamen nader. En niemand wist het, behalve Jenny. Zij bleef zitten wachten zij wachtte, tot het geluid nauwelijks meer dan een gefluister over onberoerde bladeren aangroeide van een schaduw tot een echo van een echo tot een werkelijkheid tot het een leger werd, dat op haar toe kwam marcheeren. Nu was het in zicht een groote, zwarte, voortdrijvende wolk en nu onder haar raam, nu waren het aparte mannen en aparte voetstappen en onmiddellijk smolten die weer ineen tot een golvende massa, één stevigen tred, die tegen het ernstige aanschijn der aarde klopte en sloeg met een onherroepelijke vastberadenheid. Het was een beslist afscheid. Geen enkel venster werd licht. Geen enkele betraande zakdoek wuifde verdriet uit door de zwartheid. Geen muziek schetterde een ontroerend vaarwel uit. De donkere wolf dreef voort door de straten, voorbij de huizenrijen, en naar buiten, den weg op naar de zee. De voetstappen waren verklonken. De soldaten waren weg. De nacht lag weer even stil als tevoren. Eén onbegrijpelijke minuut was er dót geweest toen was er weer enkel de leege tijd, met de dommelende huizen, die het hoofd gebogen hielden in wezenioozen droom. Wat had het met Jenny uitstaande Waarom was zij wakker geroepen uit haar slaap, om dat matte afscheid te beleven Zij knielde voor haar open raam en voelde, dat dit uur haar aangegrepen had, en een zwaar gewicht gestort in haar leven en zij probeerde er de beteekenis van te doorgronden de beteekenis voor haarzelf, een stil en verlegen meisje van vijftien. En hoe kwam het toch, toen zij weg waren die menschen, die zij nooit gezien, nooit gekend had dat zij toen zoo'n troostelooze verlatenheid voelde Jenny vond geen antwoord. Eindelijk ging zij het aan tante Hezzy vragen. En tante Hezzy wist het antwoord direct. „Dat beteekent absoluut niéts, Jenny. Voor jou ten minste niet. 't Was gewoon een troep soldaten, die 's nachts marcheerden, zooals ze zoo vaak doen, en jij was toevallig even wakker." Jenny zat met haar magere armen en gevouwen handen om haar knieën, en in haar eigenaardige oogen stond die blik, waar tante Hezzy altijd zoo verwonderd en ongerust over was, een luisterende blik griezelig, vond ze net of er heel diep in Jenny's aderen iets geheimzinnigs klopte.... en of Jenny zich naar binnen boog, om te luisteren, om te trachten, het vage beeld te ontcijferen „Neen," zei Jenny, met een stem die heel kalm en heel zeker de woorden uitsprak, „neen ze hebben iets tegen me gezegd 1 Tegen mij alleen. Ik voelde het, en toen ben ik hard naar 't raam geloopen.. en toen waren ze voorbij. Ik weet niet, wat ze bedoelden 't was al uit de lucht geveegd Tante Hezzy keek naar haar met een ontevreden, bezorgden blik. „Jij maakt je overal veel te dik over. Ik weet niet, hoe 't met je af moet loopen, als je zoo doorgaat, Jenny. Wat 'n idee, dat die soldaten tegen je praatten 1 Je maakt je zenuwachtig over dingen, die je niets aangaan." ,,'t Ging me wél aan." Zij kibbelde niet, maar sprak met ernstige, kalme zekerheid. „Dat zeg je altijd," zuchtte tante Hezzy. „Met dat verdwaalde katje laatst ook, en met dien hond, die z'n poot bezeerd had, en met dien ouden bedelaar en met dat weggeloopen jongetje. Je verbeeldt je, dat zij altijd jou moeten hebben, en als jij je zin kreeg, haalde je 't heele huis vol ontuig. Denk nu maar niet meer aan die soldaten. Ze hebben niet eens geweten, dat je naar hen keek! Ze liepen aan hun familie te denken, en of ze alles wel in hadden gepakt, en of ze echt in den oorlog zouden komen, of alleen maar in de modder." Dit was verstandige taal. En Jenny had er niet meer aan moeten denken. Maar toch bleef haar nog heel lang het gevleugelde gefluister van marcheerende voeten bij het troepje soldaten, dat zich wegrepte in den nacht, en zelfs geen afscheid mocht nemen. Het zou haar onverdraaglijk geweest zijn, als zij niet uit alle macht aan hun blijden terugkeer gedacht had. Als niet alles meer zoo stil hoefde te gaan, als de ellende en de strijd voorbij waren, zouden zij triom fantelijk terugkeeren, en hun land zou hen ontvangen met warmte en bewon dering. En allemaal vlaggen..en muziek en juichende menschenmassa's. en al die witte wuivende handen.... Jenny was nog te jong om iets anders voor den oorlog te doen, dan wollen vesten breien, waarvan de randen altijd ongelijk uitvielen. Het was gewoonweg onmogelijk, zoo'n heel eind van links naar rechts te breien, rechts en averechts, en dan precies gelijk uit te komen. Aan den eenen kant kreeg ze lange losse steken, aan den anderen kant korte strakke altijd, net of 't zoo moest. Weliswaar had Jenny een middeltje gevonden, om ze door het Roode-Kruis- Comité aangenomen te krijgen je maakte 't nat, en spreidde 't uit op den vloer, en dan legde je er een massa boeken en andere zware dingen op, en als 't droog was, leek 't recht maar dikwijls zag zij angstige visioenen van brave soldaten, die in goed vertrouwen zoo'n vest hadden aangetrokken, en dan scheef ten strijde trokken, en misschien de overwinning misliepen door het gebroddel van Jenny. Tante Hezzy daarentegen kon de breikunst wel uitgevonden hebben, zoo knap was zij er in. Men hoefde haar trouwens maar aan te kijken, om in te zien, dat het zoo zijn moest. Tante Hezzy bestond uit drie genoeglijke rondingen boven elkaar. Er kwamen een paar zeer forsche enkels onder haar lange japon uit. Zij bewoog zich weer zwaarwichtig, net of zij brj iederen stap een voet uit de klei trok. Het was geen machtelooze gang, maar een zware, koppige. De dikke handen van tante Hezzy konden onophoudelijk de breinaalden bewegen, zonder vermoeienis en bijna zonder aandacht. Zoo was het heele leven van tante Hezzy kalm, tevreden, vrij van vragen en verwondering. Haar handen stonden nooit stil. Ze kneedden het deeg in groote gele potten, of ze wreven het vaatwerk af en zetten het keurig in rijen, of zij wreven de oude mahoniehouten en notenhouten meubels glimmend glad, of zij maakten kleedjes van kleurige lapjes. Hiertoe had zij ook Jenny's handen opgevoed. Zij had Jenny's handen in beweging gehouden, om te verhelpen, wat haar in Jenny ongerust maakte een veel te licht bewogen hart, en dien blik van gelatenheid in Jenny's ondoor grondelijke oogen. Jenny was zoo gevoelig en snelberaden en edelmoedig echt iemand, die zich op een onmogelijke taak zou gooien, of haar leven zou laten bederven door den een of anderen mislukkeling, omdat zij iets aandoen lijks in hem had gevonden. Landloopers, die 's avonds langs de stoffige wegen slenterden en daklooze katjes en griezelige hondjes.... al die een zame verschoppelingen namen een stukje van Jenny's hart mee als zij voorbij zwierven. Zij kon ze nooit heelcmaal vergeten. Hoe erger tante Hezzy zich bezorgd maakte over Jenny, hoe harder zij aan 't mopperen ging. „Van mijn kant van de familie heb je 't niet.... De Mullins zijn allemaal gezonde verstandige menschen. Ze hebben royaal hun 4*

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 12