lieHeden fia ótancL* qcung bedtaq lUo vacahUeqenot aantmheUih te mhooqenl! 282 VRIJDAG 28 JULI 1933 No. 9 Zoo luidt de titei van onzen nieuwen roman. Ziehier een greep uit het werkelijke, alledaagsche leven. Of komt het niet herhaaldelijk voor dat een jong, knap en lief meisje voor de keus ge: steld wordt om öf de ingeving van haar hart te volgen en de zijde te kiezen van een jongeman, die haar wel liefde, veel liefde geven kan maar verder geen beschikking heeft over geld en aard: sche goederen öf te luisteren naar de lokstem van een aanbidder die haar alles verschaffen kan wat met geld te koop is maar wiens liefde zij volstrekt niet beantwoorden kan? Naar welken kant zal dan tenslotte de weegschaal overslaan? De keuze, waarvoor de heldin in dit boek gesteld wordt, is des te moeilijker nu de omstandigheden waarin hare familie verkeert het voor deze veel verkieselijker doen zijn dat zij zich in den echt verbinden laat met den jongen bankier, die als reddende engel uit financieele moeilijkheden met juichkreten zal worden binnengehaald 1 Zal de liefde triomfeeren of zullen overwegingen van materieelen aard uiteindelijk zegevieren? Het ant= woord op deze vraag zal u de lezing geven van dezen roman die buitengewoon boeiend en onder: houdend geschreven is en die u, voor slechts 171/2 cenf, ingenaaid, of 70 cant, in prachtband, door onzen bezorger of agent geleverd wordt. Als Steffen op visite kwam, zat hij gewoonlijk in het kleine ontvangkamertje met Susan, aan den anderen kant van de hal. Het was een kil vertrek met een groen kleed en donker groen behangsel. In één hoek stond een piano, en in een anderen een ouderwetsch tafeltje, dat vol stond met familieportretten. Op den schoor steenmantel stond de grafachtige witte klok, die altijd gonsde vóór het slaan. De kamer was 's avonds niet zoo somber als over dag vooral niet op Steffen's avonden dan draaide Susan alle lichten aan en zij legde den koperen haard aan. Toen zij op dezen avond, om tien voor acht, bin nenkwam, om het vuur aan te leggen, stond John daar voor het raam, uitkijkend naar de donkere straat. Hij keerde zich om, toen zij binnenkwam, en trok zijn handen uit zijn zakken. „Wacht, ik zal 't wel even voor je aanmaken." Hij nam haar de lucifers uit de hand en hield een vlammetje tegen een verfrommelde krant, die onder het hout lag. „Dus je gaat met Steff trouwen," zei hij, zijn hoofd wendend om haar aan te kijken. „Had ik natuurlijk moeten voorzien maar dat deed ik toch niet. Ik dacht, dat 't je enkel om tijdverdrijf te doen was." „Bevalt hij je niet, John Hij stond op en keek boos naar de groote vlam, die plotseling opschoot. „Bevalt hij jou vroeg hij. „Ik bedoel dit, Su san bevalt hij je zóó erg, dat 't je geen steek schelen kan, of hij mij bevalt of niet Of hij iémand bevalt of niet bevalt Susan keek hem aan, zich afvragend, of zij zóó van Steffen hield. „Want zooveel hóór je van hem te houden, als je met hem wilt trouwen," ging hij voort, met een hoekig gebaar van zijn beide handen. „Al vindt de familie hem een engel daar schiet jij niets mee op, als je met hem trouwt, en dan merkt, dat je niet zoo erg dol op hem bent. En ik geloof nooit dat je dat bent, Susie. Ik weet niet je hebt de verschijnselen niet van een groote liefde; misschien moest ik dat niet zoo zeggen, maar ik had graag, dat je goed wist, wat je deed." „Ik wéét het, John." Susan stak een van haar handen in de zijne. „Ik heb al een heelen tijd ge dacht, dat ik hem wel zou willen trouwen, als hij me vroeg en toen hij 't deed, wist ik zeker, dat ik wou." „Nou, da's dan fijn. Ik had zoo'n idee, dat je Steff alleen nam, om hier vandaan te komen. Daar heb je 'm." Hij wendde het hoofd naar de hooge ramen, toen het geluid van voetstappen buiten op het bordes klonk, en de bei schril door het huis rinkelde. „Denk er maar niet meer om, dat ik tegen je gepraat heb als een stiefmoeder met rood haar," zei hii. en hij ging naar de trap. Voor 't eerst viel DOOR BEATRICE BURTON MORGAN het Susan op, dat hij Steffen zoowat altijd uit den weg ging, als die kwam. Zij ging opendoen. Op de stoep, met de vallende sneeuw als een verwaaid gordijn achter hem, stond een man. Niet Steffen, maar een breedgeschouderde jongeman met een grijze overjas. In 't licht, dat uit de hal naar buiten stroomde, zag Susan, dat hij blauwe oogen en een heel knap gezicht had. „Goeden avond," zei hij opgewekt. „Meneer Roderick had gezegd, dat ik vanavond mijn bagage over mocht brengen." Susan zag toen, dat hij in de eenc hand een grooten handkoffer had nog zoo'n exemplaar stond naast hem. „O ja, u bent de.... u bent meneer Sholes," zei ze, en zij deed de deur wijder open. „Komt u binnen. Ik zal vast licht op uw kamer maken." „Dank u." Hij glimlachte, niet enkel met zijn mond, maar met zijn heele gezicht, en er tintelde iets in zijn oogen. Zij voelde altijd sympathie of antipathie voor andere menschen om hun stemmen en hun manier van kijken. Als hun stemmen dun en scherp waren, of als hun oogen te dicht op hun neus stonden, ging zij onwillekeurig een stapje achteruit, zooals een kind doen kan. Meneer Sholes mocht zij wel, voelde ze, terwijl ze hem vooruit rende, de trap op. Om zijn stem en zijn oogen en zijn lach. Toen zij het licht in de slaapkamer aandraaide, zag zij, dat er nog niets gedaan was, om die klaar te maken voor den gast. Er hing een muffe, stoffige lucht, de familieportretten met de lijsten van wit en verguld hingen nog aan de muren, en de borstels van grootvader Roderick lagen nog op de toilettafel. „U hebt zeker liever, dat ik die dingen maar op ruim," zei ze, en ze begon de borstels bijeen te rapen. In den spiegel zag zij, dat hij een van zijn koffers op de middentafel zette en opende. Hij begon er boeken uit te halen en hij stapelde ze op een stoel naast hem groote dikke boeken met bruine ban den, en zwarte en gouden letters. „Rechtsgeleerde werken," dacht zij -het waren net zulke boeken, als haar vader op zijn kantoor in de stad had. In 't schijnsel van het licht boven zijn hoofd zag zij, dat hij donker haar had. Niet glad en stug, als het haar van Steffen, maar kroezig alsof het krullen wou. Er waren kleine rechte lijn tjes in zijn rechte wangen dat schenen kuiltjes geweest te zijn, toen hij klein was. Zij werden plotseling dieper, toen hij opkeek, in den spiegel haar blik ontmoette, en lachte. Een paar seconden bleven zij elkaar aanzien, alsof zij geen van beiden hun blik konden afwenden. Toen 't had Susan een heel lange tijd geleken keerde zij zich om. „Ik keek naar uw boeken. Wetboeken, is 't niet Mijn vader is ook advocaat." „Ik ben géén advocaat," antwoordde hij, den anderen koffer openend. „Ik probeer het te worden. Avondlessen, driemaal per week." „Bevalt het u Susan wist wel, dat zij hier in de kamer niets meer te doen had. Als Lucie en tante Edna wisten, dat zij hier was met meneer Sholes, zouden ze 't heelemaal niet goed vinden. Maar toch bleef zij nog, en zij lachte tegen hem. „Ik zal hier morgen eens flink luchten, en de familie van den muur halen," zei ze, met één hand naar de portretten wijzend, ,,'t Is de kamer van mijn grootvader geweest, en er kwam al jaren bijna nooit iemand in. We hebben nog nooit een kamer verhu urd." Hij knikte de lach was nu verdwenen en alleen de kleine rechte lijntjes waren op zijn wangen zicht baar. „Ik ben maar heel weinig thuis," zei hij. „Ik heb overdag een baantje bij de rechtbank." Susan begreep, wat hij zeggen wou hij voelde, hoe onaangenaam het voor hen zijn moest, voor 't eerst een vreemde in huis te hebben, en hij wou hun zoo weinig mogelijk last bezorgen. ven," zei hij. „Eén van de voordeur en één van de zijdeur, geloof ik. Maar ik heb er geen twee noodig." Hij stak haar den kleinsten sleutel toe die was van de voordeur. „Ik zal van de zijdeur gebruik maken," ging hij voort. „Dan kan ik in- en uitloopen, zonder iemand te hinderen, zei meneer Roderick." „Echt oom," dacht Susan. „Ik zou ze maar alle twee houden," zei ze. Hij legde den sleutel van de voordeur op tafel en schudde het hoofd. „Neen ik heb aan één deur genoeg," hield hij vol. „Als u me nu die andere deur even wijst, weet ik morgen den weg, als ik met de rest van mijn bagage kom." Hij nam de leege koffers op, en de gedachte schoot Susan door 't hoofd, dat een mensch wel arm moest zijn, als hij maar twee koffers had, en dan nog van die oude, en er twee reize.: mee moest maken, om zijn heele bezit van 't eene pension naar 't andere te dragen. Dat was echte armoede, dacht zij, toen zij hem voorging de trap af, de deur van de eetkamer voor bij, naar het nauwe achtergangetje, dat met drie treetjes bij de zijdeur van het huis uitkwam. Toen meneer Sholes de hand uitstak, om de deur te openen, merkte zij op, dat de mouw van zijn overjas aan den rand een beetje gerafeld was, en dat hij kloven in zijn ongeschoeide hand had. Hij zag er net zoo sjofel uit als zij in haar verschoten blauwe japon. „Draagt u niet graag handschoenen hoorde zij zichzelf vragen, en het scheen haar toe, dat de vraag er vanzelf uitkwam. Hij schudde het hoofd. „Ik heb lang in 't Westen gewoond daar was 't zoo warm, dat je ze niet aan hoefde te trekken, als je er geen plezier in had toen zal ik 't afgewend zijn." „Ik heb 't nooit aan kunnen wennen," zei Susan. Zij had het onzinnige gevoel, dat 't een zekeren band tusschen hen vormde, die gezamenlijke afkeer van handschoenen. „Hij zal ook wel graag in 't donker en in de kou loopen, net als ik," dacht zij, toen zij op het be sneeuwde zijpad stond, waarover de booglamp vóór het huis koude purper-zwarte schaduwen wierp. „Tot ziens," kwam zijn stem door het donker tot haar. „Goeden avond." Susan deed de deur dicht en bleef er enkele minuten tegenaan staan leunen. Zij had een eigenaardig gevoel van opwinding in zich heel iets anders dan het gevoel van tevredenheid over haar verloving met Steffen. ,,'t Geeft ten minste 'n beetje leven in de kajuit." dacht zij, met een prettig gevoel van opgewektheid, toen zij de drie treetjes weer opging in deze oude kajuit, waar nooit iets gebeurde Haar oom stond aan het eind van het gangetje op haar te wachten, om haar te vertellen, dat Stef fen er was. „Niet zoo haastig, meisje 1" Zij wou hem voorbij schieten, mompelend: „dank u voor de boodschap," maar hij hield haar tegen. Hij ademde den geur uit van den drank, dien hij genoten had uit de bruine flesch op zijn bureau zoogenaamde maag- bitter. Alle huisgenootcn wisten, dat hij veel te veel dronk. Maar omdat hij het bijna uitsluitend in de eenzaamheid van zijn kantoortje deed, achter een gesloten deur, spraken zij er nooit over, en pro beerden zij nooit, er hem af te houden. „Je hebt met meneer Sholes staan praten," zei hij. „Ik heb hem de zijdeur gewezen. Hij schijnt uw zachte wenken goed begrepen te hebben." „Anna had hem de zijdeur kunnen wijzen," zei hij, met een air, alsof hij een uitvoerig personeel te zijner beschikking had. „Dat had jij niet hoeven doen en ik wou maar, dat je 't gelaten had. Toen we 't er vóór 't eten over hadden, dat we een beta lend logé in huis zouden nemen, waren we 't alle maal er over eens, dat wc ons niet met hem hoefden af te geven en jij staat maar ineens met hem te keuvelen bij de achterdeur, terwijl Steffen op de mat staat te wachten." Steffen stond niet op de mat te wachten. Hij was in de ontvangkamer, en toen Susan daar binnen trad, stond hij voor een der schilderijen, en hij streek met zijn vinger over den bovenrand van de lijst. Hij haalde twee sleutels j. uit een vestzak en toonde (UZC icfuttetende CfcleCfettncid CUM Om OOOÏ ft wUtót ze haar. „Die heeft me- neer Roderick me gege-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 26