No. 9
VRIJDAG 28 JULI 1933
287
Hanussen op de voorplecht van het jacht,
waarvan hij in de vette jaren" eigenaar was.
verklaarden dit laatste nummer voor bedrog. Hanussen kwam opgewonden
het cafe Payer binnen, liep aanstonds op mij toe en zei „Let u eens op,
doctor, ik zal dien Breitbart eens eventjes onmogelijk maken. Het is toch
belachelijk, dat zoo iemand met een ordinairen truc heel Wecnen in be
wondering kan brengen."
„Doet u dan aan telepathie zonder trucs vroeg ik, niet zonder ironie.
'n Oogenblik keek hij mjj aan of hij mij levend op wilde eten, dan zei hij
„Maar hoe kunt u zoo iets zeggen, dr. Thoma Ik werk toch altijd met vreemde
personen, die ik te voren nooit heb gezien."
Ik had toen nog niet de gelegenheid gehad, mij van de echtheid of onecht
heid van zijn bewering te overtuigen 'en zweeg dus.
Tot mijn niet geringe verbazing las ik eenige dagen later in de Weensche
bladen een groote uitdaging van Hanussen aan S. Breitbart, den boeienkoning
van Weenen. Hanussen was voor een hoog honorarium met de directie van het
Apollo-theater, den grooten concurrent van 't Ronacher Variété, overeenge
komen, de krachttoeren van Breitbart door een zwak Weensch jong meisje,
Martha Farra, die hij zoogenaamd in trance zou brengen, te doen
overtreffen.
Hanussen vertelde mij voor de voorstelling, waarin, naar zijn mcening,
de trucs van Breitbart bestonden.
Wanneer men een plank regelmatig met spijkers „beplant", dan kan
men zich daarop met den blooten rug neerleggen, zonder zich te bezeeren, en
desnoods nog steenen op de borst leggen, als men zijn gewicht maar goed
heeft verdeeld. Den truc van het doorbijten van een ijzeren ketting kende hij
nog uit zijn tijd van jong variété-artist. Er bestaan bepaalde kettingen, zgn.
knoopkettingen, die bij dezen truc worden gebruikt. De schakels kunnen door
middel van een klein hefboompje gemakkelijk los gemaakt worden, waardoor
de ketting uiteenvalt. Het komt er slechts op aan, den ketting op de juiste
plaats tusschen de tanden te nemen, een ingespannen gezicht te trekken, en
de juiste mimiek bij het „stukbijten" te gebruiken. Over deze trucs had
Hanussen 'n jong, werkloos meisje ingelicht, hij gaf haar 'n echte tooneeljapon
en de opvoering kon beginnen. Ik had van hem een logeplaats gekregen om
de zaak zoo nauwkeurig mogelijk te kunnen bekijken. Vlak voor het scherm
opging, zei hij nog tegen me„U zult zien, zoo'n herrie hebt u nog
niet beleefd."
En het kwam dan ook tot een ongeloofelijke ruzie. Want de aanhangers
van Breitbart, betaalden en onbetaalden, vulden de zes eerste rijen van het
Apollo-theater. Toen Hanussen met het aardige, maar opvallend bleeke
medium het tooneel betrad, ging er van verschillende kanten gefluit op.
Maar zijn strijdlustige natuur was aan tegenslag en kabaal gewoon. Zijn scherpe,
markante stem overwon gemakkelijk met één luid geroepen woord al de
interrupties van zijn tegenstanders en deed de massa naar hem luisteren. Zoo
ook nu. Hij verschafte zich rust en begon, ondanks 't geschreeuw „oplichter,
bedrieger," zijn program af te werken. En wat de reus Breitbart in een protsig
gladiatorenpakje had volbracht, deed nu een jong meisje, zoogenaamd door
telepathie, hem na.
Er heerschte in de zaal een verbazende opwinding en na de voorstelling
kwam het tusschen de voor- en tegenstanders tot een regelrechte kloppartij.
Den volgenden dag trof ik hem in zijn café, genoeglijk grinnikend boven
een stapel kranten. Ik kon mij niet weerhouden te zeggen
„Hanussen, je bent de geniaalste bedrieger, dien ik ken."
„Kijk, dr. Thoma, dat vind ik eerlijk van u. Dat gezegde doet me meer
plezier dan heel de rest. Wanneer Breitbart een bedrieger is en daarmee
zooveel geld verdient, waarom zou ik hem dan niet nadoen
Breitbart echter liet het gebeurde niet op zich zitten en het kwam dage
lijks tot verwoede krantenpolemieken. Heel Weenen bemoeide zich er mee en
het einde was, dat Hanussen, die Tsjecho-Slowaak was, als „lastige buiten
lander" voor tien jaar het verblijf in Oostenrijk werd ontzegd. Hanussen kookte
van woede maar er bleef hem toch niets anders over, dan te vertrekken.
Hij schoof 't gebeurde op den haat, dien de Weensche politie hem toe zou dragen
daar hij een bankbiljettendief te pakken had weten te krijgen, die aan de
politie ontglipt was. Maar lang treurde hij niet over zijn verbanning. Hij
engageerde zijn medium voor'n reis naar Boedapest, waar hij dezelfde „tele-
patische experimenten" hield.
t-IAIUI l<ï<ïFI\I VIFRT "NT" verloor ik Hanussen voor meerdere
HflNUaoElV VlfcK J>^j oog Jk hjeId jntusschen
TRIOMFEN TE voordrachten in Argentinië en Brazilië
en vernam uit de kranten, dat hij te New-York
Dcpi IJN. met succes optrad. Toen ik in Europa was
teruggekeerd, bemerkte ik, dat hij juist in
Tsjecho-SIowakije, waar hij als helderziende
optrad, wegens bedrog was aangeklaagd. Dit proces echter vestigde eerst
goed Hanussen's roem als helderziende. Immers, hij werd vrijgesproken en
in het vonnis werd zijn begaafdheid als helderziende erkend. Nu begon de perio
de van zijn triomf, welke in 1928 te Berlijn aanving. Hij was geen vriend
van een bescheiden begin. Voor den eersten avond, waar hij als helderziende
optrad, liet hij onmiddellijk plakkaten aanplakken van het formaat, dat
circussen gewoon zijn te gebruiken. Nu begon mij de man, met wien ik tot
nu toe in geen ander dan oppervlakkig contact had gestaan, toch werkelijk
te interesseeren. Want ik vond het toch nogal kras, dat iemand, die nooit
anders dan telepathische kunststukjes had uitgehaald, in deze critischc stad
in het openbaar durfde optreden en zeggen „Ik ben helderziende. Kom maar
op en stel mij maar op de proef."
Ik besloot op hem te letten en hem te controleeren zonder dat hij er erg
in had. Als medewerker voor psychologische vraagstukken aan een Berlijnsch
blad had ik een goede plaats en kon hem gade slaan, zonder dat hij mij zag.
Dien eersten avond was de groote concertzaal niet heelemaal vol. Hanussen
had in Berlijn nog geen naam gemaakt. En ook in deze stad, gelijk overal
elders, deed zich het merkwaardige verschijnsel voor, dat den eersten avond
de zaal slechts half bezet, den volgenden echter totaal uitverkocht was. Want
zijn optreden had iets fascineerends, zoodat iedere bezoeker mondeling
reclame maakte. En het geheim hoe 'n man als hij in korten tijd tot twintig
maal toe een groote concertzaal in Berlijn tot de uiterste hoeken wist vol te
krijgen ligt hierin, dat de bezoekers steeds nieuwe aanhangers meebrachten
en dan zelf weer terugkwamen, want de avonden van Hanussen bleven steeds
interessant, omdat hij steeds met andere menschen experimenteerde.
Ik wil nu de indrukken van dien eersten avond te Berlijn weergeven,
zooals ik ze toen ondervond. Het publiek bestond, gelijk altijd, uit een zeldzame
mengeling van geleerden, blasé-typen, zeer vele dames, en niet behoorende
tot het soort, dat waarzeggers pleegt te bezoeken. De persmenschen waren,
voor Hanussen op het podium verscheen, reeds van verschillend gevoelen
over hem. Evenzoo het publiek.
„Vertel mij nu maar niets, er bestaat- geen helderziendheid."
„Waarom zou die niet bestaan 1 Mijn moeder wist nauwkeurig den dag,
waarop mijn broer gesneuveld is."
„Och, dat zijn uitzonderingsgevallen. Maar het kan toch niet bestaan,
dat iemand geregeld iederen avond helderziende wordt."
Zoo debatteerde men onderling.
Toen kwam Hanussen op. Eerst sprak hij geen woord, aldus de bestaande
spanning op handige wijze nog verhoogend. Zijn groenachtige oogen, door de
zware wenkbrauwen overschaduwd, richtten zich suggestief naar het midden
der zaai. Zachtjes, maar duidelijk, begon hij te spreken „Dames en heeren."
Meteen ontstond er rumoer op de achterste rijen. Als op een geheim commando
stonden degenen, die goedkoope plaatsen hadden, op, en renden naar voren
om de betere, niet geheel gevulde rangen in te nemen. Hanussen glimlachte,
en wachtte tot het weer rustig werd. „Dames en heeren. U weet allen wel, wat
onder occultisme wordt verstaan. Ik zou het kunnen definieeren als die gees
telijke krachten in ons, en hun mogelijkheden, welke wij met ons normaal
verstand niet kunnen begrijpen en die toch aanwezig zijn en wier werking wij
kunnen constateeren. De laatste jaren is de belangstelling in deze zaken ge
groeid. En gelijk wij voor eenige jaren nog gelachen hebben om aethergolven
en hun bestaan zelfs ontkenden, zoo glimlacht men nu om geestelijke golven,
die van mensch tot mensch kunnen gaan. Maar die ook zullen blijken te
bestaan. Ik wil vanavond deze stelling bewijzen en verzoek u slechts niet te
gelooven, dat ik 'ri soort van toovenaar ben. Ik ben geen wondermensch, maar
ik beschik over bepaalde zielsvermogens, welke ik in mij heb versterktiets,
waartoe u zelf ook misschien in staat zijt."
(Wordt vervolgd)