Al wat in ongebondenheid een leven langs de straten leidt, de zwervers, op van stad naar stad, op wie een huis heeft greep noch vat, de bedelaars, langs weg en rand voorttrekkend door het zomerland, zigeunersdie hun wagen laat verankeren bij een dorpsche straat, de venters, in hun nering vrij, die huis aan huis trekken voorbij, en dan de zwerfsche kastjesman, die loopt zoolang hij loopen kan, de zwerfberoepen, stoelenmat en scharensliep, altijd op pad; dit heele volkje trekt voorbij aan regelmaat der maatschappij het kent slechts vreugde in den wind en wegen waar het vrijheid vindt. De vrijheid is het hoogste goed, maar eischt een sterken levensmoed (FOTO'S UIT NIEUWLAND, KOUDEKERKE, GOES, VLISSINGEN EN DOMBURG).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 32