Al wat in ongebondenheid
een leven langs de straten leidt,
de zwervers, op van stad naar stad,
op wie een huis heeft greep noch vat,
de bedelaars, langs weg en rand
voorttrekkend door het zomerland,
zigeunersdie hun wagen laat
verankeren bij een dorpsche straat,
de venters, in hun nering vrij,
die huis aan huis trekken voorbij,
en dan de zwerfsche kastjesman,
die loopt zoolang hij loopen kan,
de zwerfberoepen, stoelenmat
en scharensliep, altijd op pad;
dit heele volkje trekt voorbij
aan regelmaat der maatschappij
het kent slechts vreugde in den wind
en wegen waar het vrijheid vindt.
De vrijheid is het hoogste goed,
maar eischt een sterken levensmoed
(FOTO'S UIT NIEUWLAND, KOUDEKERKE, GOES,
VLISSINGEN EN DOMBURG).