EEN ENGEL ONDER OORLOGIVRAKKEN door NORMA PATTERSON Jenny hield de soldatenjas in het oog. Haar eenzaamheid ging zijn een zaamheid volgen, en achter elkaar gingen hun twee donkere gestalten naar buiten, Jenny achter hem aanen zoo kwamen zij beiden de volte van het station door, en toen buiten, in den drukken, helderen dag. De soldaat stond op het trottoir en wenkte een taxi, en Jenny stond dicht bij hem. Hij stapte in en reed weg, en nog stond zij daar, in 'n soort vervoering, en zij stond het verkeer der voetgangers in den weg, en werd er door voort gedrongen, zonder er zich van bewust te zijn. Dit was de thuiskomst van Jenny's opgewekte, dappere leger. Hier was de belooning voor hun toewijding, hun offers verminking, vergetelheid, nu de oorlog en de dringende nood vergeten waren. En er waren hospitalen vól met zulke mannenvele, vele hospitalen Er ging voor Jenny een licht op. Zij stond roerloos in dat licht. De regelmatige tred van voeten onder haar venster het bewustzijn, dat zij gesproken hadden, wenkten haar. Hun onduidelijke roep was inde lucht blijven hangen een tijd lang.... Jenny struikelde over haar lange nachtpon, toen zij zich naar het venster repte en bijna die boodschap had kunnen vattenen toen waren zij weg. Maar nu, op dat drukke trottoir, in het daverende rumoer van die vreemde straten, drong eindelijk die roep tot Jenny door woord voor woord. „Vergeet ons niet 1 Wij komen terug. Dan zullen we je noodig hebben 1" Eindelijk werd zij aangesproken door een vriendelijken politie-agent, die al een paar maal geaarzeld had, wegens de uitdrukking op Jenny's opgeheven gezichtje en hij vroeg, of zij verdwaald was. O nee, stelde Jenny hem gerust, met een stevige, heldere stem nee, zij niet verdwaald. Nu wist zij den weg. Zij had haar weg gevonden 1 En recht voor zich uit kijkende, strak en vastberaden, ging Jenny op haar bestemming af. HOOFDSTUK II KERSTMIS. October lag over de aarde, toen Jenny haar entrée deed in het Veteranen- Hospitaal no. 80. Den eersten keer zag zij het door de rammelende raampjes van den klei nen autobus, die ieder half uur weghobbelde naar het hospitaal-terrein. Het was het uur vóór zonsondergang, een gouden licht besproeide de muren van de uitgestrekte gebouwen, en de vlag woei goudachtig uit tegen een brandenden hemel, en heel het land scheen verguld te zijn. Jenny hield haar adem in en voelde haar hart beven. Wat een heerlijke plek was het, waar haar droom haar heen had geleid 1 Zij herinnerde zich den dag, nu twee jaar geleden, dat zij in de vreemde stad was aangekomen, een zaam en angstig en zij wist niet, wat zij doen moest en toen had haar doel haar gewenkt. Van toen af had iedere dag zwaardere dagen waren het geweest, dan Jenny ooit had kunnen vermoeden haar nader gebracht tot het oogenblik van deze intree. Dóór, achter die vergulde vlakte, aan den voet van rustige heuvels, stond het groote gebouw met het gouden hart, dat Jenny's tehuis zou worden en een ander tehuis had zij niet. De twee jaren opleiding waren haar niet licht gevallen. Men had haar gewaarschuwd, dat zij het niet vol zou houden.-Dat was begonnen met den vriend van haar vader, mr. Leonard Lawrence. Jenny was recht van het station naar hem toe gegaan. Hij was een vriendelijk mensch en hij herinnerde zich haar vader nog, met een gevoel van warme genegenheid. Het deed hem genoegen, en 't ontroerde hem, dat Jenny hem sprak over haar plan, maar hij bleef volhouden, dat zij een verkeerde keuze had gemaakt. Verpleegster in een hospitaal Hij keek Jenny oplettend aan. Zij was klein, en zag er jonger uit dan zij was. En zoo'n gevoelig gezichtje Iemand, die zich alles diep aantroken er waren nu zoovéél mogelijkheden, makkelijker en prettiger werk. Hij deed verschillende voorstellen. Zij trokken Jenny niet aan. Toen hij zag, dat hij haar niet tot andere gedachten kon brengen, ging hij zijn best doen, om haar te helpen. KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. Het weesje Jenny Guest wordt buiten door haar tante opgevoed. Deze komt bij een brand om het leven en het jonge meisje trekt alleen naar de stad. Daar wordt zij ontroerd door het zien van een oorlogsinvalide en zij herinnert zich een droom uit vroeger jaren, waar in duizenden verminkte soldalen voorbijschreden „Als u vast besloten hebt, u te laten opleiden, zal ik daar O dadelijk voor u werk van maken. Ik zou 't, als het lukt, 't pret- tigst vinden, als u in Veteranen-Hospitaal no. 80 kwam, 't hospitaal van dr. Ht _"fy. Dat is echt een prachtmensch iemand die veel presteert. Zoo zijn er niet veel." De moeilijke jaren der opleiding kwamen om. Mr. Lawrence had gebruik gemaakt van zijn invloed, en Jenny naderde het hospitaal van dr. Huffy. De eerste aanblik was een blik van schoonheid geweest, maar toen Jenny voor 't groote hek uit den auto stapte, en door den portier was binnengelaten, was de zon weg, en de vlag was binnengehaald voor dien nacht, en er was niets over dan een groot somber gebouw, dat een geduldig grijs gezicht naar de heuvels keerde. Er hing over het terrein een duister broedénde geest, alsof er rustelooze spoken dwaalden over een oud slagveld. Zij stond tegenover een leven, dat geen leven was alleen een weren van den dood. Een onbeschrijfelijke gedruktheid kwam over haar, gaf haar een gevoel van onwelheid, van verraden-zijn. En zij. bleef op het voorplein staan, in een plotselinge ontsteltenis vooruit kon zij niet, en terug kon zij ook niet. Maar als men zich twee jaar voor een taak heeft laten opleiden, keert men zich niet om, vlucht men niet, als men er vóór staat. Dit moest haar tehuis worden. Zij had een langen, moeilijken weg afgelegd, met dit voor oogen als een blij visioen. Het zou binnen wel anders zijn. Binnen zou zij een welkom vinden, en iemand, die het begreep. Jenny nam dus den ouden handkoffer weer op en beklom de stoep. De hoofdverpleegster zat kaarsrecht en stijf, en zij keek Jenny aan met een afkeurenden blik. Zóó optimistisch kon geen mensch zijn, dat hij hier ook maar iets van een welkom, een begrijpen in vond. Jenny had zich zoo gekleed, dat zij er meende uit te zien als een onberispelijke verpleegster, maar de koude blik van de hoofdverpleegster ging dieper dan de stijfsel, waarin: Jenny beklemd zat. Die blik drong in Jenny's bevende hartin haar impul sieve, onstuimige edelmoedigheid haar onverschilligheid voor bestudeerde regelmaathaar trouw aan een banier, die voor haar uitwapperde, door ande ren ongezien. En dat deugde allemaal niet. „Zoo, bent u de nieuwe verpleegster." Het was onmiskenbaar een be schuldiging. „U ziet er nog erg jong en onervaren uit ik begrijp eigenlijk niet, waarom zulke jonge meisjes 't hospitaal-werk kiezenof 't moet uit een soort ziekelijk romantische neiging zijn Maar zoo ging ze niet door, toen zij den blik van geërgerde verbazing in Jenny's eerlijke oogen zag, en prikkelig sprak zij verder: „hl ieder geval begrijpt u niet voldoende, hoe 'n ernstig werk het hier is. Ik voor mij heb liever vrouwen van 'n beetje leeftijd. Daar krijgen we niet zoo'n last mee." Jenny keerde haar blik af van de scherpe ontevredenheid in het gezicht der hoofdverpleegster en keek naar cte muren die waren koud en strak en onverschillig. Jenny klemde neerslachtig haar stille handen in elkaar. „Uw kamer is in de Oostelijke gang van den verpleegstersvleugel. Ik zal u den weg laten wijzen. Rust u vanavond maar uit, morgen krijgt u uw werk." Hier scheen het bij te blijven. De hoofdzuster zond haar weg, door zich weer naar haar schrijftafel te keeren. Jenny frommelde aan haar tasch, aarzelde, vond den moed om te spreken. „Ik heb een brief bij me voor dr. Huffy. Mag ik hem dien brengen „Het is absoluut overbodig, dat verpleegsters schriftelijk geïntroduceerd worden bij den commandant." Mr. Lawrence had dien brief nogal gewichtig gevon den. Jenny beet op haar lip, keerde zich half om, sprak toen weer. „Hij is van zijn besten vriend." De oudere vrouw keek niet op, liet zelfs niet blijken, dat zij het gehoord had maar zij drukte op een knop. Zonder om te zien sprak zij tot een hulpverpleegster „Breng juffrouw Quest naar 't bureau van dr. Huffy." Zij vond een ouden man, die over zijn werk gebogen zat. Maar toen hij haar zijn gezicht toekeerde, zag zij, dat hij niet oud was - niet in jaren ten minste. Maar hij was wel oud door verantwoording, door zorg. Die oogen, zoo diep en doordringend en vermoeid, hadden veel gezien.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 12