No. 10 VRIJDAG 4 AUGUSTUS 1933 301 kussen te kijken, waarop 't rooie hoofd van Ben zes maanden van taai vechten had liggen vlammen. Achter in den middag was er een troep jongens van 8 langs gekomen, en die hadden zaal 17 het onverdraaglijke nieuws in de knorrige bezichten ge slingerd, dat ze met een stel anderen uit mochten, loopen naar Tombstone, en de bloemetjes eens flink buiten zetten. Doen wat ze wouen, en den heelen avond wegblijven. Toen waren ze vroolijk verder getrokken, ontevredenheid en opstandigheid achter zich latend. In een hoek zat Honea Dewey, bijgenaamd Honingdauw, een krant te lezen, en hij ergerde zich hoorbaar. „Wat mankeert je, idioot Je meisje met een burger getrouwd „Nee veel erger. Ik zit te lezen over die nieuwe barakken, die ze aan 't bouwen zijn voor onze kranige zeelui. Moet je hooren „Er zal van een aantal nieuwe werktuigen gebruik worden gemaakt, om de manschappen van allerlei kleine nevenplichten te ontlasten. In den hoek van iedere keuken komt een machine te staan, die in tien minuten dertig kilo aardappelen kan schillen en wasschen." Zaal 17 huilde ongeveer. „Luister„Daarbij is er 'n waschmachine, die in tien minuten het vaat werk van een heelen maaltijd kan wasschen"." Er ging een gesnik door de zaal. „Ja, heeren, zoo'n lauw lijntje hebben de matroosjes tegenwoordig. Da's ten minste dienst 1 En ons willen ze niet eens meer hebben." „Toen ik nog leefde," zei Benzine, en hij ging in zijn bed overeind zitten, om gebaren te kunnen maken, „moest je poot-aan spelen, en makkelijke baantjes waren er niet. Nu hoeven ze alleen maar op een knopje te drukken, en dan schiet er een machine naar voren, die 't werk voor hen opknapt." „Toen ik nog leefde," nam Frank 't woord over, „waren de roem en het geld maar voor een paar, voor de machtigen. Presidenten bijvoorbeeld, en zulke lui. Maar tegenwoordig hoef je alleen maar lang genoeg op een paal te blijven zitten rooken, of je danst maar eeuwig door, of je slaat een record in 't zitten. Zoo zijn de tijden veranderd, en wij kunnen niet meer mee. Ik heb altijd achteraan gesokt. Ze vliegen tegenwoordig, in plaats dat ze loopen, en ze hebben machines om aardappelen te schillen en borden te wasschen, en Met z't\ tweeën alleen. Er was iets in zijn gezicht, dat aantrok, al merkte Jenny op, dat hij haar eigenlijk niet aankeek. Geduldig vroeg zijn stem „Wou u me spreken Jenny gaf hem den brief, dien mr. Lawrence zoo belangrijk gevonden had. Hij keek eerst naar de onderteekening, en zei „Ah, ja.... Gaat u zitten." Jenny ging zitten. Hij las den brief, zonder zich te haasten. Toen hij ermee klaar was, stak hij hem kalm weer in de envelop, legde die neer, en keek haar toen eerst recht in 't gezicht een vriendelijk, bezorgd doordringende blik. „Ik heb uw vader niet gekend, maar ik heb wel over hem hooren spreken. Ik ben blij, dat ik kennis mag maken met zijn dochter." Hun oogen ontmoetten elkaar, en Jenny had het gevoel, dat zij iets met elkaar gemeen hadden. Dit was Jenny's welkom in haar tehuis. Het kwam zoo onverwacht, en zoo warm, dat het Jenny overmeesterde. Er schoten tranen in haar oogen, en zij moest die even neerslaan, om haar stem meester te worden. „Waarom hebt u dit werk eigenlijk gekozen 7" vroeg hij, en nog steeds keek hij haar nadenkend aan. Zij meende, dat hij het begrijpen zou. „Ik heb het niet gekozen," zei Jjenny ernstig. „Het heeft mij gekozen. Ik bengeroepen." Hij zei, na een pauze, waarin hij nadacht over haar antwoord „Het gaat in 't leven nooit, zooals wij gedroomd of voorzien of gehoopt hadden. Altijd anders. Altijd. U bent hier gekomen met het idee van een zending een heilige roeping." Wat doorzagen ze haar gauw 1 „U hebt aan die mannen gedacht, en aan de offers, die ze brachtenen aan de misère, die ze er voor gekregen hebben. Maar u zult merken, dat 't alleen werken is, net als ieder ander werk. Eentonig en lastig een saaie, geestdoodende sleur, 't Lijkt geen steek op den mooien droom." Jenny dacht aan tante Hezzy die had haar geleerd, haar handen op gang te houden. Jenny dacht aan haar vader.... „Ik geloof," zei Jenny, „dat ik die twee kan combineeren het saaie werk en den droom." „Laten we 't hopen. Veel hebben 't er niet gekund. Er is er lang geleden, heel lang geleden één geweest, wie 't gelukt is. We beginnen nu nóg zachter te praten, als we over haar spreken." Hij zuchtte en keek naar zijn overladen schrijftafel. Jenny begreep, dat het onderhoud ten einde was en stond op. „U treft het niet, dat u dadelijk hier terecht komt. 't Is hier niet zooals in andere hospitalen, ziet u. 't Zal wel eens pijn doen. Als 't u te machtig wordt, komt u maar eens rrret me praten." Jenny dankte hem en ging weg. Toen zij bij de deur was, ging zij terug, en légde spontaan haar kleine warme handje in de hand van den commandant. Toen zij weg was, bleef hij lang zitten peinzen. Een dochter van Andrew Guest verpleegster 1 Roeping, zei zeJa, de oogen, het visioen had ze 1 Hij had heel wat verpleegsters gekendhij had er zich eene gedroomd, die 't werk op zou vatten als-een „roeping", en niet als een baantje. Maar juist daarom was hij bang voor haar. Het zou haar ontzettend aangrijpen het zou haar knauwen en breken. De oude dokter zuchtte. Hij had ongetwijfeld een goede verpleegster gekregen maar het was heel zeker ookeen persoon meer, waar hij zich zorg over maken moest. En hij had er al zooveel. Er was beroering op zaal 17. Daar hadden ze de nieuwe zuster gekregen.- Het groote nieuws was gekomen aan het einde van een zwaren dag, een dag, dat alles verkeerd liep. Die eerste koele dagen van den herfst stuurden den boel altijd in de war je voelde je opgewekt door een be drieglijk gevoel van kracht, een onmogelijke hoop, een dwaze roekeloosheid. En het was October, de drukke verhuistijd er werden er overgeplaatst, met verlof gestuurd, ontslagen. En die weggingen hadden geluk, en die bleven hadden pech. Zaal 17 had menschen verloren vandaag. Er waren er twee naar Legion, in Texas, vertrokken, omdat ze dan dichter bij hun familie waren, en Amos, de trouwe hospitaalsoldaat, bracht hen weg. Het leek den treurig achtergeblevenen een ware wereldreis, en heel wat paren oogen hadden met gretig verlangen hun toebereidselen tot het vertrek gevolgd. Ted Grimes, forsche kerel uit Tenessee, kreeg zijn ontslag ging terug naar de be schaafde wereld, naar huis, naar de ouwe lui. Terug naar de open wegen en de rivieren, waar je forellen in vangen kon met een stukje spek aan een gevorkten tak. En wie weet wat je nog méér ving, hè jog ?-Enfin, tot ziens, smerige bofvogel. We zien je nog wel eens in de kerk. En Ben Singer had op een andere manier zijn ontslag gekregen, en 't was een heele toer, om niet naar dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 13