can Wijk bij %uuteLdi.
AcMe* fat oude kasteel
4
'O,
v. M£C
,^v
Juist wilde mr. Noble, terwijl hij zich lekker in
een hoekje van den leegen eerste-klas-coupé
vlijde, zijn krant open vouwen, toen de deur
van den wagon onverwacht werd geopend en een
nog jonge man, achter zijn koffer aan, in den
coupé kwam gerold.
Noble fronste zijn wenkbrauwen en keek tame
lijk stug naar den allesbehalve welkomen passagier.
Deze scheen zich echter niets aan te trekken van
de stoornis die hij in het compartiment gemaakt
had, want hij raapte zijn koffer en zichzelf kalm op
en zei
„Nee, dank u ik heb me heelemaal geen pijn
gedaan 1"
„Dat kan me anders niets schelen," bromde
Noble, terwijl hij zijn best deed zich verder niets
meer van den jongeman aan te trekken.
„Mij wel," repliceerde de jongeman, zijn goed
afstoffend en schuin tegenover den ouden brom
beer plaatsnemend. „U vindt het toch niet erg, dat
ik van dezen trein gebruik maak liet hij er vrien
delijk op volgen.
„Hoor eens, mijn waarde," klonk het koel terug,
„ik heb lang gezocht naar een leege eerste klas,
omdat ik eens rustig wilde zitten en er niet van ge
diend ben naar al die flauwe praatjes van andere
menschen te luisteren. Ik heb totaal geen behoefte
aan al dat geklets dusjhoud alles wat je te zeg
gen hebt, maar voor je."
De jongeman luisterde blijkbaar maar met een
half oor, want eensklaps sprong hij op en gaf, tot
grooten schrik van den nijdigen Noble, een harden
klap op de ruit.
„Ziezoo, die is dood," merkte hij laconiek op,
terwijl een vlek op de ruit bewees, dat daar een
mug den laatsten adem had uitgeblazen.
Voor de rest, meneer, ben ik gewoon met „u"
te worden aangesproken."
Graag had Noble hetzelfde met den jongeling
gedaan als deze met de mug, doch diens gespierde
figuur boezemde hem teveel ontzag in. Hij verge
noegde zich er dan ook mee, binnensmonds een
vriendelijke benaming aan het adres van zijn reis
genoot te mompelen en draaide zich nijdig om met
zijn gezicht naar het ruitje van den coupé. De trein
zette zich juist in beweging, en gleed puffend het
perron uit.
„Jammer, dat u er niet van houdt, te luisteren
naar hetgeen anderen vertellen," zei de jongeman
met een geheimzinnige stem, „want dan zou u dik
wijls eigenaardige dingen te hooren krijgen." En
zonder de toestemming des heeren Noble af te
wachten ging hij voort „Neemt u mij bijvoorbeeld
ik ben zeker wel de grootste wanboffer die er
bestaat. Ik studeerde in vroegere, jaren aan de
universiteit, totdat mij op zekeren dag door de
curatoren de raad werd gegeven er maar mee uit
te scheiden en zoo spoedig mogelijk mijn biezen te
pakken. Ik handelde overeenkomstig hun wensch,
maar als u nu denkt, dat ik door mijn familie met
open armen ontvangen werd, hebt u het mis. Ze
keerden mij netjes den rug toe en dus moest ik
maar zien, verder zelf aan den kost te komen. Ik
wou journalist worden, omdat ze zeggen dat zoo'n
baan het best geschikt is voor iemand die zijn be
roep is misgeloopen en ik ging mij aanbieden bij
verschillende redacties. Maar ik kreeg overal
nul op het request en de eenige raad dien ze kon
den geven, was het door mij gemaakte werk in te
sturen. Ik stuurde van toen af alles wat ik had en
zij stuurden alles weer even gauw terug. Het gevolg
was, dat ik de helft van mijn spaarduitjes aan post
zegels kwijt raakte, zonder er een stuiver voor terug
te zien. En toen kwam eindelijk mijn groote kans.
Ik zag een advertentie, de raarste die ooit versche
nen is:
„IEMAND WENSCHT EEN WEEKBLAD
UIT TE GEVEN."
Voor de rest niets, behalve dan het adres waar
men zich vervoegen moest. Zoo gauw ik dat ding
had gelezen stevende ik naar de Piccadilly Road,
en wonder boven wonder, ik kreeg de betrekking.
Het was een der prachtigste huizen van de geheele
buurt en de man die de advertentie geplaatst had
was niemand minder dan Ironking, de multi-mil-
lionnair. Zoo gauw had hij mij gezien, of hij liet
alle andere sollicitanten wegsturen. Waarom Dat
wist ik zelf nog niet.
Kort en goed, Ironking zat nog aan zijft ontbijt
en liet me tegenover hem een stoel nemen.
„Ik wil een weekblad voor me zelf uitgeven,"
zeide hij. „Kan je dat
„Natuurlijk kan ik dat," antwoordde ik.
„Mooi Het eenige wat je te doen hebt is alles
wat ik wil lezen in dat weekblad op te nemen.
Maar vdoruit móet ik je waarschuwen, dat ik van
lezen en schrijven niet veel terecht breng, want
toen ik jong was, was mijn eenige liefhebberij het
rekenen, en zooals je ziet heb ik het daarmee ver
gebracht. Met lezen is geen geld te verdienen, maar
met rekenen wel. Altijd heb ik een secretaris gehad,
die allen schrijf- en leesrommel voor me in orde
maakte, zoodat ik allen tijd overhield om zaken te
doen. Langzamerhand heb ik natuurlijk wel wat