No. 11 VRIJDAG 11 AUGUSTUS 1933 (9ft tcii- dooi Jledeiland. Het primitieve sluisje in het Zwartewater te Utrecht. In den nacht werd zij uit haar slaap gewekt. De hoofdverpleegster zei, dat ze direct moest komen. De Kleine Majoor. „Hij vraagt naar u." Jenny wist, wat dit beteekende en repte zich. Toen zij door de gang snelde, steeg er een vlug, onsamenhangend gebed omhoog.Maar vóór het licht werd, had de Kleine Majoor zijn laatste overplaatsing beleefd. „Je moet het zóó bekijken," zei dr. Huffy hartelijk, ,,'t is een verlossing voor hem 't eenige, dat hij nog krijgen kon. Je misgunt hem toch zeker den vrede niet De hoofdverpleegster legde een hand op Jenny's schouder. „Je zult er wel aan wennen, kind. We worden hier gehard. Moeten we wel." En de oude kromme portier zorgde, dat hij haar in de gang tegenkwam, en hij bleef even staan met z'n eeuwigen stoffer en blik, en hij zei met gedwongen luchtigheid want zij wisten allemaal wel, hoe zij 't zich aantrok „Zoo, juffrouw Jenny nu krijgt de Kleine Majoor na al die jaren misère ten minste weer eens een gelukkige Kerstmis Als u dóór maar om denkt 1" Ja, zij moest zich dwingen, om daaraan te denken. En zij moest niet mocht niet toelaten, dat de andere jongens er over gingen broeden, of neer slachtig werden, omdat wéér een goede kameraad had moeten gehoorzamen aan den oproep van den laatsten trompetstoot. Zij hadden allemaal al lang geweten, dat het voor den Kleinen Majoor nog maar een kwestie van tijd was. Wat had hij ook weer tegen haar gezegd gisteravond, met dien onnatuurlijken glans in zijn oogen „Jij bent ook een soldaat, Jenny." Zij ging haar mantel aantrekken en stapte naar buiten, in den vriezenden morgen. In de kapel was licht aan voor den vroegen dienst. Jenny gleed achteraan een bank in en viel op haar knieën. Ditmaal vroeg zij iets voor zichzelf. „O lieve God, help mij om vol te houden, en weer opgewekt en vroolijk te worden." Dien avond, zich hartstochtelijk vastklemmend aan de hoop, voor Bill en Windy van Kerstmis een feest te maken, schreef Jenny haar twee brieven een aan Bill's moeder, en een aan Windy's vrouw. Zij onderteekende ze „De zaalzuster". Zij kon zich niet voorstellen, dat de wereldsche Mildred Wren zich ook maar iets zou storen aan Jenny's smeekbede, neergeschreven met haar kinderlijke steile letters. Als ze maar een beetje steviger hand had Om dit tekort goed te maken, gebruikte ze nogal krachtige woorden ze schudde haar hoofd over hen en bootste de strenge zinnetjes van de hoofdverpleegster na. Mevrouw Wren moest denken, dat ze met een krachtige persoonlijkheid te doen had, die niet met zich liet spotten. En zoo scheen het te gaan óók. Vier dagen later kwam Jenny bij een dol- zenuwachtigen Windy, die met een brief zat te zwaaien. „Ze komt, Jenny 1 Hoera Is dat even wat Ik heb net bericht gekregen. Ze komt den drie- entwintigsten met het kind, en ze blijven drie dagen. Oei ik geloof, dat ik mijn eigen jongen niet meer zal kennen. Hij moet 'n heel eind gegroeid zijn in die zes maanden, de kleine rakker. Misschien kunnen we hier een klein boompje zetten wat vindt u „Ik vind, dat u een beetje kalmer moet zijn, om kracht op te sparen." „Kalm zijn! Makkelijk praten. Kalm zijn, als m'n heele gezin komt? Ik voel me waarachtig een heel ander mensch. Moet u die spieren eens voelen. Kom er maar in, ouwe heer," riep hij tegen een veteraan, die op krukken, met een kolossaal dik verbonden voet, voorbij huppelde. „Kijk eens, hoe ik opgeknapt ben, ouwe stakker 1" Hij zette zijn borst uit, en sloeg er op. De man met den verbonden voet keek hem aan, met een droefgeestigen blik. Hij had zoo zijn eigen gedachten over de vrouw van Windy net als allemaal trouwens. („Ik snap niet, hoe zoo'n echte goeie kerel als Windy er toe gekomen is, om met zoo'n varken te trouwen.") Jenny was heel, heel blij voor Windy, en een beetje neerslachtig voor (9/t ieio dooi Jledoilond. De Linge in de omgeving van Tricht. zichzelf. Die vrouw gaf niets en alleen al door haar tegenwoordigheid kon ze 'n man zoo gelukkig maken. Den volgenden dag was het Bill, die haar met een stralend gezicht groette. „Ik heb een verrassing, Jenny. Moederen Helen komen met Kerstmis over. Is 't niet reusachtig En hij gooide zijn kussen tegen het plafond. Het waren de menschen, die het feest maakten niet de cadeautjes, en niet de bijeenkomsten en tractaties. Kon zij er ook maar een paar krijgen voor de andere jongens Het groote, stralende idee kwam in Jenny op, terwijl zij de trap op klom. Je voeten konden nóg zoo moe zijn die kon je altijd nog wel dwingen; maar als je knieën 't vertikken, gaat 't niet meer. Jenny's knieën begaven het op het trapportaal. Op eens zat zij, en zij keek naar het groote raam, en zij voelde, dat het mis was. En terwijl zij naar dat raam zat te staren, en wachtte, tot haar knieën weer bij kwamen, schoot het idee haar te binnen. Jenny's mond viel open, zoo gewaagd als het was ipOigrootsch. Maar toch was 't doodmakkelijk, als ze Htör maar lieten begaan. En nadat zij de mogelijkheid van een weigering overwogen had, kwam zij tot de conclusie 't was het wijste, 't maar stilletjes te doen, en niets te zeggen, 't Kon haar haar ontslag kosten, maar ze zouden haar toch zeker wel laten blijven tot na Kerstmis. Den volgenden morgen stond Jenny voor de hoofdverpleegster, met een wild kloppend hart en een krant. Zij stak de krant naar voren, en de oogen van de oudere vrouw vielen op een omlijnde advertentie. Gevraagd Vijftig jonge, knappe, vroolijke meisjes, om Kerstmis te vieren met vijftig invalide oud-strijders. Uw soldaat is voor dien dag uw schat. Behandel hem als zoodanig. Aanmelden Veteranen-Hospitaal No. 80, Kerstcomité. Het gezicht van de hoofdverpleegster werd rood van schrik. Woorden vond zij niet. Lang keek zij Jenny aan. „Wat wat wil je nu weer „Meisjes voor de jongens," zei Jenny plechtig. (Wordt vervolgd.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 15