De Dame met den Degenstok ^k,r fei&SiSöSï-35^^iWv «sst.. S?M»*4 „1 -wl V,vU-^: afc9Basg>va& DOOR JOHN RAFTER s- ^i^-~ 4^< ^'.r Oft %eit> dooi Jtedetland. Wilde zwijnen in de bosschen van Hoog Soeren bij Apeldoorn Beste kind," merkte Harry North op, den groenen auto nakijkend van mr. Hike Keil, die juist om den hoek verdween, „ik geloof zeker, dat die man eep bedrieger is. Ik wou dat je mijn raad had gevraagd, vóór je die zes Corregio-etsen aan hem verkocht. Geen gevaarlijker schurk dan een oneerlijke kunsthandelaar. Ik ben al een menschenleeftijd in de kunstwereld bekend, maar den naam van Hike Keil ben ik nog nooit tegen gekomen." Het jonge meisje keek naar de plaats aan den wand, waar zooeven nog de zes beroemde etsen, door haar grootvader van Italië meegebracht, gehangen hadden. Daarna zag ze den ouden vriend van haar overleden vader, millionnair Harry North, aan. „Maar hier heeft u zijn geteekend contract," zei ze. „U wéét toch niet of hij een bedrieger is 15.000 gulden was zoo'n prachtbod. Nu vader niet veel nagelaten heeft, kan ik met dat geld mooi mijn landhuis laten opknappen." „Juist dat hooge bod vind ik verdacht," zei de oude heer. „Ik heb niet veel verstand van Corregio, maar als ze dat waard zijn, had je op een verkooping ook wel een goede som gekregen. En je was zeker van je geld." De oogen van het meisje vlamden. „Bedrieger Hij zal me niet durven bedriegen. Bovendien, wat weet u van hem U heeft hem maar vijf mi nuten gezien." „Jammer, jammer," zei Harry North, haar over zijn bril aanziend, „dat je niet getrouwd bent. Je moest een verstandigen man hebben, die een oogje op dat soort dingen hield. Een meisje al leen. „Ik ben veel gelukkiger alleen," interrumpeerde de temperamentvolle Mary Dough. „Goed, goed," suste de oude heer. „Je weet dat ik het goed met je meen, Mary. Wat dien Keil betreft, we zullen den eersten van de volgende maand afwachten." Nadat haar oude vriend weer naar Londen was vertrokken hij had in de buurt naar Romeinsch aardewerk gezocht bleef Mary in gedachten achter. Heel gerust voelde zij zich toch niet. Maar neen, zij kon niet gelooven, dat mr. Hike Keil een oplichter was. Zij herinnerde zich zijn goed hartig gezicht, zijn tact om haar over het onaan gename feit heen te helpen, dat zij iets van de familieschatten had moeten verkoopen. Hij had in een artikel over de collecties in die streek gelezen van de Corregio-etsen, haar een brief gezonden van een voornaam adres in Londen, was toen zelf. gekomen, had de etsen gekocht, en ten slotte ge zegd „Mijn cheque zal ik u einde van deze maand sturen, zooals de gewoonte is in ons vak als u dat schikt". Zij had toegestaan, dat hij de etsen meenam. Nee, haar oude vriend was te wantrouwend; einde der maand, over tien dagen, zou de cheque voor 15.000 gulden komen. Zij liet haar gemoeds rust niet verstoren. De dochter van den ontdek kingsreiziger Martin Dough zou men niet bedriegen. De eerste der volgende maand bracht een ver rassing. Toen zij thuiskwam van een bezoek bij haar buurman sir George Caister, met wien zij geschermd had Mary Dough was een uitstekend schermster was er geen cheque van Keil, maar in de bibliotheek wachtte een lange, knappe jon geman. Hij stelde zich voor als Travers, was een beetje zenuwachtig, staarde even naar haar opval lende schoonheid en zei „Ik kom van mr. Keil uit Londen. Ik kom u het geld brengen 15.000 gulden voor de Coreddio-etsen." „Corregio," verbeterde Mary. Hij bloosde. „Ik.ben nog niet zoo lang in het vak," zei hij, telde haar daarna de 15.000 gulden in bankpapier uit. Mary was te opgelucht om de nervositeit van den jongen man op te mer ken. „U blijft natuurlijk lunchen," zei ze. „Heel graag." Hij bloosde weer. Terwijl hij zich verfrischte, liet Mary door den tuinman het geld naar de bank brengen, om te informeeren of de biljetten echt waren. Zij waren echt. Haar laatste twijfel verdween. Tijdens de lunch liet mr. Travers zich kennen als een aangenaam causeur, maar Mary's onafhan kelijk karakter vond hem toch iets te buigzaam. Blijkbaar stond hij in hoog aanzien bij mr. Keil, dat die hem 15.000 gulden toevertrouwde. Jammer, dat hij zoo nerveus en verlegen was. Dat haar eigen bekoorlijk persoontje daar de oorzaak van was, vermoedde zij niet. Na de lunch vergezelde zij haar gast naar de oprijlaan, waar zijn two-seater stond. Hij nam afscheid en sprong in den wagen. Toen hij die in beweging wilde brengen, kwam er een rammelend lawaai uit den motor. „U rijdt zonder olie 1" riep Mary. De jongeman, sprong weer uit den wagen, krabde zich achter het oor, maar liet den motor draaien. „Ik geloof dat u gelijk heeft," zei hij. Mary keek hem aan. De wereld was goed van daag en zij voelde zich vriendelijk, zelfs tegenover die idioten, die zonder olie dachten te kunnen rijden. „Stom van me," zei mr. Travers „erg stom. De wagen moet gerepareerd worden." „Ik zal een boodschap sturen naar het dorp om den wagen weg te sleepen. Wie weet wat u er in gebroken heeft. Dat kan yel een week duren. Wilt u den trein van 3 uur 45 nog halen „Nee," zei mr. Travers vlug, en oogenschijnlijk nogal opgewekt, „ik wacht maar hier tot de auto weer klaar is. Ik zag daarstraks een aardig hotelle tje in het dorp. 'k Denk, dat ik daar maar zoo lang ga Iogeeren." „Kan mr. Keil u dan wel een week of langer missen „Wie? Oh.... Keil. Ja zeker, zeker; dat kan hem niets schelen." Een vaag, ondefinieerbaar wantrouwen kroop in Mary's geest. Een vreemde opmerking voor een bediende 1 Bovendien scheen hij bijzonder opge wekt na zijn autopech. Hij ging naar het hotel in het dorp om een kamer te bespreken. Een half uur later kwam hij weer terug, bleef thee drinken, ging in het hotel dineeren, maar kwam 's avonds weer in het landhuis boordevol excu ses om een boek te leenen. Zijn oogen waren schuw en hij bloosde, toen hij haar uitnoodigde den volgenden morgen een rijtoer met hem te maken. Zij had immers een eigen paard, en de hotelhouder kon hem wel een paard bezorgen. Mary stemde toe, omdat zij zijn gezelschap niet onaangenaam vond, en toch reeds van plan was naar Sir George Caister te rijden, om hem een geleenden degenstok terug te brengen. Mr. Travers verliet haar om half elf, het uitgekozen boek vergetend. ,,'t Was me een groot genoegen kennis met u te maken, miss Dough," zei hij bij het afscheid. Mary, die nooit wist wat te zeggen, als de men- schen zoo tegen haar spraken, glimlachte maar eens. Terwijl zij naar bed ging, vroeg zij zich af, of hij wellicht verliefd op haar was. Dat zou verkla ren, waarom hij zoo vroolijk was toen zijn auto verongelukte. Wat het laatste betreft, kreeg zij den volgenden morgen een anderen kijk op de zaak. Toen zij, op

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 20