No. 12 VRIJDAG 18 AUGUSTUS 1933 365 verdrongen door het ontzettende feit van Windy's verlies en nu kwam hij het óók te weten van dien anderen man en óók, dat zij op slot van rekening niet eens van plan was geweest, om te komen. „We hebben u laten roepen," legde dr. Huffy uit, „omdat het aan Windy verteld moet worden. Daar lijkt u ons de meest geschikte persoon voor. Hij hangt zoo aan u hij.. „Hij mèg 't niet weten 1" „Hij zal 't wel moeten weten.. „Ik bedoel, hij mag niet weten, dat ze niet onderweg was hierheen. Hij rekende er op, dat ze vanochtend komen zou. Ze had geschreven, dat ze komen zou, en dat ze den kleinen jongen mee zou brengen. Hij mag nooit weten, dat ze haar woord niet gehouden heeft." „We kunnen net zoo goed ronduit alles vertellen, 't Komt toch in de kran ten te staan." Opeens kwam zij driftig een stap dichter bij hen. Zij dacht niet na, of het wel pas gaf. Zij zag maar één ding het verslagen gezicht van Windy, als hij de waarheid te weten kwam. Dat mocht niet Snel keek zij op naar de klok. „Ik moet een auto hebben en den besten chauffeur. Jake, als 't kan. Ik zal zorgen, dat 't niet in de kranten komt." „Kom, kom, Jenny," waarschuwde dr. Huffy, „je moet verstandig blijven. Met de kranten kun je niets beginnen." „Ik kan 't altijd probeeren 1 't Moet. Als ze 't vertellen, zooals 't gebeurd is, wordt 't zijn dood. Hij mag 't niet weten nooit I" De tranen rolden haar langs de wangen, en haar oogen schitterden buiten gewoon. Haar gezicht kreeg er een eigenaardige schoonheid door. „Ik ben over een uur terug. Laat u hem zoolang alstublièft met rust." En zij was weg. Jake kon rijden Jenny klemde zich aan de randen van haar bankje vast, toen het wagentje een slapende stad binnenraasde en even vóór drieën sprak zij tot een doodkalmen man met morsmouwen Ik moet den meneer spreken, die beslist, wat er in de krant komt of niet." Zoo kwamen ze altijd binnenstormen opgewonden dames, om den meneer te spreken, die besliste, wat er in de krant kwam. Zonder verbazing wees de man haar naar een bureau, waar een ongeloofelijk lawaai en 'n onge- Ioofelijke wanorde heerschten. Daar kwam Jenny te staan tegenover 'n anderen doodkalmen, nuchteren man met morsmouwen. Zij sprak haar ongerijmden wensch uit. „En zet u er alstublieft in, dat zij op weg was hièrheen, om Kerstmis te vieren met haar min, toen het ongeluk gebeurde." „Hoort u eens, jongedame we geven hier geen romannetjes uit 1 Onze krant draait nooit ergens omheen. We geven de waarheid, al doet die dezen of genen ook pijn." Zij stond haar handen te wringen. „Maar onder den oorlog toch zeker niet 1 Of durft u soms te zeggen van wel Toen hebt u de waarheid geschift een beetje gecorrigeerd iets alleen maar gedrukt, als u 't verstandig vond om 't te drukken. Is 't niet zoo „Ja, toen.... Dat was oorlog." „Dit is net zoo goed een stuk van den oorlog als dat vechten in Frankrijk. Die jongens zijn nóg den oorlog aan 't uitvechten, iederen dag weer aan, maanden en jaren achter elkaar. Als u dat ongeluk vertelt, zooals 't gebeurd is, sterft er iemand aan en dat komt op uw verantwoording. Het volk heeft nog altijd verplichting tegenover die jongens 't is hun heel, heel wat verschuldigd. Nu krijgt u de kans, om hen te helpen, om echt iets groots voor hen te doen. U hebt 't in uw macht, om zijn leven te redden.. Hij maakte een ongeduldige beweging er gingen kostbare minuten verloren. „Maar begrijpt u dan niet, dat het bericht in alle kranten komt De andere geven in ieder geval de juiste feiten 1" „We kunnen zorgen, dat hij die andere kranten niet krijgt." „Maar 't bericht is al door 't zit al in de pers 1" „Haalt u 't er dan in 's hémelsnaam weer uit 1" En er was iets in die oogen van Jenny een vuur, dat zacht gloeien en fel vlammen kon, een vrouwenliefde, die werelden verzetten kan dat dien doodkalmen, nuchteren man met morsmouwen ontroerde. Opeens keerde de hoofdredacteur zich om, hij maakte drukke gebaren en schreeuwde bevelen uit.... Mannen begonnen te hollen.... Zij zal hem wel bedankt hebben. Zij herinnerde zich vaag, dat zij had gehuild op iemands schouder, en dat een vriendelijke hand haar op het hoofd had geklopt. Nu gingen zij terug, en zij reden wat voorzichtiger. De goeie, trouwe Jake achter het stuur zei, dat ze zich maar niet moest geneeren - maar eens flink uithuilen.... Windy had zich kranig gehouden. Er moest om den kleinen jongen ge dacht worden. Zij hadden het kind al ontboden. „We dachten, dat je hem wel graag bij je zou hebben, ouwe jongen hij is al onderweg met Harkness," zei dr. Huffy. HITTEGOLF.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 13