I
1
Óp *o4 cioot JfuUtland.
óp lei* doo* Jledeilond.
No. 12 VRIJDAG 18 AUGUSTUS 1933 367
Bij den Piasmolen.
Den heelen dag den dag voor Kerstmis, die zoo'n gelukkige dag voor
hem had moeten zijn lag Windy doodstil, als verdoofd, en hij sprak tegen
niemand. Maar tegen donker kwam dr. Harkness, met Windy's zoontje.
Het kereltje werd aan Jenny toevertrouwd. Het was tegen de reglemen
ten, kinderen in het hospitaal, maar er werd een uitzondering gemaakt.
Toen hij op de kamer van Jenny zijn avondgebedje deed, sprak zij over zijn
moeder. Dat vond zij haar plicht. Hij dacht heel even na, en zei „O ja, die
met die mooie jurk aan." En Jenny begreep, dat hij haar niet zou missen,
omdat hij haar nooit had gehad net als Windy.
Er werd in de kamer van Windy een ledikantje voor hem gezet, en toen
bracht de plechtigheid van het kous-ophangen afleiding. Toen Jenny wegging,
om lekkers en speelgoed en vuurwerk te koopen, lag het kind bij zijn vader
in bed, en Windy vertelde sprookjes.
Nu kon Windy den heelen nacht naar zijn zoontje, dat sliep, liggen kijken,
en voelen, dat hij iemand had.
En mettertijd zou Windy beseffen, dat zijn verlies niet zoo ontzettend
was, als 't hem nu toescheen. Mettertijd kon Windy heel goed weer gelukkig
worden.
HOOFDSTUK III LENTE
gen is er niets meer dan een echo, geschiedenis. Maar hier had Jenny dag aan
dag, en de eene maand na de andere, den oorlog gezien, die eindeloos voort
duurde, vele trage jaren achter elkaar hier zag zij jongens, die tot mannen
rijpten, en mannen, die jongens bleven, met een luchtig hart de risico van den
oorlog aanvaarden. Zij doorleefden de ellende, en weigerden toch, zich ellendig
te voelen.
Het was achter in Mei een roerige maand. Door de ramen kwam het
geluid van stemmen, het neerslaan van kaarten op een tafel, het trappelen
van een muzikalen voet, die de maat aangaf bij het bijna onverdraaglijke
geratel van een oude gramophoon, die ,,'t Houdt wel weer op met regenen"
speelde.
„Ik zet een stuiver. Hou ik 't
„Ik dubbel!"
„Dat zal me een harde dobber worden."
„Vooruit, jog de pot is een weeskind
„Kom maar op! Ai...."
En de vier stemmen begonnen te zingen „Kijk niet zoo stom Lach
er maar om 't Houdt wel weer op met regenen
Er vloog een schoen met kracht tegen den tusschenmuur. Een teerge
voelige zie! schreeuwde dreigend: „Is 't nou uit met dat vervelende ding?
Zet een andere plaat op I"
„Hoe vin je ,,'t Kon altijd nog erger", broer
„Als je 't lef hebt.
Jenny reed haar patiënt naar buiten, het balkon op, naar een plekje
zonneschijn. Met een paar ernstige rimpeltjes tusschen haar wenkbrauwen
bestudeerde ze dit, toen trok ze hem weer terug, in de schaduw. En toen duwde
ze hem opeens, vastberaden, weer naar voren, en stopte hem warm in binnen
het vierkantje zonneschijn.
De man in den ziekenstoel nam die operaties met kalme pret waar, en er
kwam zachtheid in zijn mooie donkere oogen. Zij was zoo'n ijverig, onstuimig
klein ding, die Jenny. Zij gaf hem een bemoedigend kneepje in den arm.
„Zoo zit je heerlijk, Peter 't is prachtweer en ik kom over 'n half
uurtje terug."
Toen zij zich omkeerde, en heen wou gaan, gebeurde er iets eigenaardigs.
Een vogel, die hoog tegen de zon op vloog, liet zijn schaduw dwars over de
palm van Jenny's hand heen glijden.
Jenny bleef staan en hield haar adem in en bleef naar haar hand staan
kijken. Er tintelden kleine stipjes goud in Jenny's bruine oogen. Zij kneep
haar vingers dicht over de schaduw, die alweer weg was, en hief haar blik op
naar het stralende aanschijn van den dag. De vogel cirkelde hoog in het blauw.
Vliegen 1 Vleugels 1
De lucht was als zilver, vol van die bedwelmende helderheid, die bijna
hetzelfde is als persoonlijk geluk. Een dag, die alle mooie dingen van de natuur
in het licht trok, en de rest wegstopte. Een dag, die alle bezonnenheid wegblies,
en het hart weer jong maakte.
„Ik heb je al een heelen tijd iets willen zeggen, Jenny."
(Wordt vervolgd.)
Raalte (O.).
Zonlicht en schaduw op den ouden grijzen muur.
Vijf maanden waren weggegleden over den rand van den tijd, sinds den
tragischen nacht, waarin de vrouw van Windy verongelukt was vijf maanden,
die voor Jenny zeer verschillend van lengte waren geweest kort was 'n maand,
als zij ging op de snelle voeten van eindelooze bezigheid lang, als zij naast een
bed de angstige uren doorwaakte.
Maar No. 80 trotseerde de dagen met moed, door al die wilde beelden van
kwijnend en worstelend leven, en veranderde planhen, en gestorven of ver
jongde hoop heen.
Ranken van tastend klimop, zacht bewegend in den wind, versierden
den verkleurden muur met patronen van kantwerk en teerc franje. Aan den
eenen kant rezen de torens van de stad op uit een wolk van blauwe nevels
aan den anderen kant droomden de oude heuvels hun oude droomen. In de
hoogte, aan een ranken stok, sloeg de vlag nog steeds haar levendige kleuren
den hemel in. En er hing over de gebouwen en de lagere barakken en over
den grond, goudkleurig in het zachte licht, een waas van onzekerheid, van
afwachting de tijd scheen te aarzelen en zijn adem in te houden, tot het zand
beslist had, of het naar de ééne zijde of de andere zijde van de weegschaal
zou glijden.
Er ontstaat oorlog, en er gaat even een onweer over de aarde, en dan is 't
weer voorbij. Vandaag galmt de lucht van overwinning en nederlaag, en mor-