erie-
Mijn bekenden kregen aanstonds angst voor mij en groetten mij
schuw of overbeleefdwant iedereen heeft toch wel eens wat uit
gehaald, dat hij liever niet openlijk bekend gemaakt ziet. Ik
zette mij aan het schrijven van een roman, waarin ik den hoofd
persoon een voor een alle bekende café's van Weenen liet be
zoeken. Na het verschijnen van 't nummer ging ik dan naar den eigenaar
om hem te vragen „En wat betaalt u voor die pracht-reclame
O wee, als hij niet betaalde. In de volgende aflevering van den roman
bezocht de'romanheld weer hetzelfde café van de vorige maal, maar nu liet
ik hem klagen over de slechte bediening, het publiek, den wijn, en deed hem
verklaren, dat hij hier nooit meer terug zou komen.
Den volgenden dag gaf het beleedigde café een flinke advertentie op 1
Tijdens mijn hoofdredacteurschap maakte ik voor de eerste maal kennis
met een telepaath, die zonder trucs'werkte. Hij heette Rubini. Ook in mijn
café verrichtte hij, meer voor het plezier van zijn vrienden, eenige experi
menten. Vanzelfsprekend besloot ik, dat ook te kunnen. Wanneer ik mij
eenmaal heb voorgenomen hetzelfde te doen als een ander, dan lukt het mij
ook. Het komt in het leven slechts op het werkelijk vaste willen aan. Maar
dit „willen" begrijpen maar weinig menschen. Ik verzocht dan mijn vrienden
ook iets te bedenken, wat ik, evenais Rubini, alleen door de hand van een
geleider vast te houden, moest volbrengen.
Bij mijn eerste probeeren zag ik tot mijn eigen groote verbazing, dat het
mij even goed lukte als Rubini. Mijn eerste experiment bestond hierin, dat
ik eenige biljartballen in een bepaalde opeenvolging moest neerleggen en op
een bepaalde wijze moest wegstooten. Ik deed het inderdaad goed. Maar
niemand wilde mij gelooven, omdat ik zoo vaak streken had uitgehaald.
Van nu af experimenteerde ik, uitsluitend nog voor mijn genoegen, in allerlei
gezelschappen. Ik had toen nog geen idee, hoeveel geld ik hiermee later
zou kunnen verdienen.
„De Bliksem" ging hoe langer hoe slechter iedereen, die in aanmerking
kwam, had al eens geadverteerd. Ik nam dan ook mijn ontslag, ofschoon
het mij niet gemakkelijk viel afstand te doen van mijn mooie visitekaartjes
met „Hoofdredacteur" onder mijn naam.
Ik hoorde, dat het in Berlijn zooveel gemakkelijker was om aan den
kost te komen dan in Weenen. Ik reisde naar Berlijn, waarmede mijn laatste
geld opraakte. Treurig zat ik in de stationsrestauratie en bestudeerde een
krant, die een reiziger daar had achtergelaten. Daar las ik een advertentie,
waarin een café in de Friedrichstrasse een kellner zocht, die ook „grappig
kon zijn". Ik ging er heen in het vertrouwen, dat mijn brutaliteit mij wel
weer helpen zou. Dat café heette „Nachtasyl", was mysterieus verlicht en
berucht door den opzettelijk ruwen en onbeschaamden toon, die er heerschte.
De kellner was verplicht onbeschoft te doen tegen de klanten. Dat was in
die maand het allernieuwste te Berlijn. Ik moet bekennen, dat mij dit weinig
moeite kostte en ik schold lustig iedereen uit voor „idioot", kalfskop", suf
ferd" en dat viel zeer in den smaak. Voorts ontdekte ik een nieuw talent bij
mijzelf. Op populaire deuntjes maakte ik, onmiddellijk wanneer de menschen
binnentraden, beleedigende versjes op de gasten. Men was eenvoudig verrukt
over mij.
Om twaalf uur 's nachts begaven de aanwezigen zich naar een neven-
vertrek Hier mochten de gasten met zand gevulde handschoenen, augurken
mét spelden, natte sponzen en dergelijke dingen, in het pikdonker, in de hand
houden. Ik moest dan met een akelige stem vreeselijke verhalen over de
herkomst van deze voorwerpen vertellen. Ik loog de akeligste gruwelge-
schiedenissen aan elkaar; maar ik deed het zoo goed, dat ik er zelf néér
van werd, mijn fantasie was mijn zenuwgestel de baas. Ik ging zelf gelooven
aan het afschuwelijks dat ik vertelde. Toen het zoover was gekomen, verliet
ik deze betrekking weer.
Na veel vergeéfsche moeite vond ik 'n nieuw beroep goochelaar. In
een cabaret in de Chaussestrasse werd er een gezocht en ik besloot op de
vacature af te gaan. Ik was weliswaar nog nooit toovenaar geweest, maar
ik besloot het van den volgenden dag af te zijn. Ik ging naar een winkel en
kocht daar eenige instrumenten, die ik beslist noodig had, op crediet. De
eigenaar van deze zaak was vriendelijk voor mij en wijdde mij in eenige
goocheltoeren in. Zoo leerde hij mij eieren uit'n hoogen hoed te voorschijn te
brengen. Bovendien gaf hij mij een leerboek voor zelfonderricht. Op mijn
onbetaald kamertje leerde ik een dag en een nacht eenige trucs uit het hoofd
en oefende mij zoo goed mogelijk. Den volgenden dag reeds meldde ik mij
bij den directeur van het cabaret en deed heel verwonderd, toen bleek, dat
hij nog nooit van mij, den wereldberoemden toovenaar en goochelaar, had
gehoord. Ik werd aangenomen. Maar bij mijn eerste optreden liet mijn brutali
teit mij bijna in den steek. Mijn eerste goocheltoer, eieren uit een hoed te
voorschijn tooveren, mislukte. Het publiek, dat mij onwelwillend had ont
vangen, glunderde van genoegen. Dat kan wat worden, dacht ik. Ook mijn
tweede'toer viel verkeerd uit, omdat ik nog de noodige vingervlugheid miste.
Toen werden deze mislukkingen mijn succes. Het publiek begon n.l. te gelooven,
waarschijnlijk tengevolge van het verongelijkte gezicht, dat ik trok, dat ik
met opzet mijn goocheltoeren verkeerd liet afloopen. Ook de directeur van
het cabaret wist niet beter of ik handelde zoo om de menschen aan het lachen
te krijgen.
In dezelfde gelegenheid zou ik nog iets merkwaardigs beleven. Ik had mij
een zoogenaamd „telepathisch getallenspel" aangeschaft, waarmede men alle
mogelijke getallen kon raden als men maar volgens een bepaalde formule te
werk ging. Nu gebeurde het mij op een avond, dat deze formule mij opeens
ontschoot. Hoe ik mij ook inspande, ik kon mij haar niet meer te binnen
brengen. Desondanks raadde ik toch alle gevraagde getallen. Mq
Ik was daar zelf nog veel meer verbaasd over dan 't publiek.
Ik kon echter nog niet gelooven, dat ik aanleg voor telepathie bezat.
Jammer genoeg werd mijn kwaad humeur mij weer eens de baas. In een
oogenblik van drift schold ik de menschen in de zaal uit en den volgenden
dag werd mij de toegang tot het cabaret natuurlijk geweigerd. Voor de
zooveelste maal was ik door mijn eigen schuld zonder betrekking.
Enkele dagen later brak de groote oorlog uit. En het is in den oorlog
geweest, dat ik mij bewust werd van mijn telepathischen aanleg.
Met zoovele anderen werd ook ik naar het front gestuurd. Ik werd bij
een der eerste gevechten aan het Russische front gewond en ik moet be
kennen, dat ik den dag van mijn algeheele beterschap zoo lang mogelijk
trachtte uit te stellen. Men gaf mij lichte bezigheden achter de eigenlijke
gevechtslinie te verrichten en ik begon in de cantines tooneelvoorsteliingen
te geven. Deze hadden niet veel succes. Toen kwam ik op het idee telepathische
experimenten te gaan houden. Ik kreeg verlof dit te doen voor liefdadige
doeleinden en ik besloot bij mijn eerste optreden dezelfde experimenten
te doen, welke mij indertijd in café „Louvre" zoo goed waren gelukt. In-
tusschen vertrouwde ik nog zoo weinig op mijzelf, dat ik een heel systeem van
geheime teekens bedacht, én daarmee een vriend op de hoogte bracht, voor
het geval ik mocht „blijven steken". Het jonge meisje dat mij tot medium
zou dienen, zag er naar mijn meening al te gezond uit en ik besmeerde voor
ons optreden haar gezicht met een laag kalk, zoodat zij een doodelijk-bleeke
verschijning werd.
Alles ging naar wensch ik dacht zelfs niet aan mijn „waarschuwings
dienst"; alle experimenten gelukten. Toen begreep ik eindelijk, dat ik wer
kelijk over telepathische vermogens moest beschikken. Daar wij in Gorlitz,
waar zich een en ander afspeelde, vrij ver van het front waren verwijderd,
kon ik tijd vinden voor alle mogelijke proefnemingen met mij zelf. Ik experi
menteerde bij dag en bij nacht en ik maakte het stadje bijna onveilig. Kort
daarop kreeg ik verlof en ik trok naar Krakau, waar ik mijn eerste openbare
voorstelling wilde geven. Ik huurde een groote zaal, liet geweldige reclame
biljetten drukken en ofschoon ik voor dit alles geen geld had, trad ik overal
zóó zelfbewust op, dat men mij geen crediet weigerde. Tot mijn groote ver
bazing was de zaal den eersten keer geheel uitverkocht. Ofschoon ik met mij
geheel onbekende personen moest werken, liep alles uitstekend. Ik verdiende
dien avond drie duizend kronen, wat voor mij toen een geweldig hoog bedrag
was. Ik kon dien nacht onmogelijk in slaap komen en onophoudelijk stelde
ik mij de vraag „Hoe komt het, dat jij kunt volbrengen, wat anderen willen
en denken Er is toch niets buitengewoons aan je. Je ziet er uit ais ieder
een, je zenuwen zijn in orde, ziekelijk of hyper-nerveus ben je niet." Ik ver
mocht niet mijzelf een antwoord te geven. Mijn seance was ook bekend ge
worden bij de militaire overheid. Nu werd mijn verlof verlengd en ik mocht
overal optreden, ten bate van het weduwen- en weezenfonds van het Oos-
tenrijksche leger. In den tijd dat ik die voorstellingen, waarop ik mij met
veel ijver toelegde (want teruggestuurd worden naar de loopgraven lokte
mij heelemaal niet) gaf, ontdekte ik een nieuwe mogelijkheid in mijzelf.
Het bleek namelijk, dat ik talent bezat voor het wichelroede loopen.
Het heeft langen tijd geduurd voordat het wichelroede loopen door de weten
schap ernstig werd genomen.
Onder den indruk van eenige krantenartikelen, waarin een Weensche
geleerde, professor Benedikt, zich met deze kwestie bezig hield, besloot ik
een proef te nemen. Omgeven door nieuwsgierige kameraden begaf ik mij
naar een terrein, waarvan enkele ingewijden de plaatsen wisten, waar water
te vinden was. Inderdaad bleek, dat mijn aanwijzingen van de waterrijke
gedeelten overeen kwamen met hunne wetenschap. Ik probeerde het nu op
alle mogelijke plaatsen en had een vrij groot aantal „treffers". Zoo werd mijn
naam meer en meer bekend.
Natuurlijk heette ik in die dagen nog Steinschneider, maar het zou niet
lang duren of ik had mijn kunstenaarsnaam. Ik wist verlof te krijgen voor
een avondvoorstelling in Weenen. Deze maal was het lot mij wel op bijzondere
wijze gunstig gezind. In den trein naar Weenen ontmoette ik een heer, die
een impresario bleek te zijn. Hij interesseerde zich aanstonds voor mij en
wilde mij onmiddellijk „groot" doen optreden. Hij leerde mij iets, dat mij
mijn leven lang van pas is gekomen „Als je in het klein begint, zul je het
nooit tot iets groots brengen." Wij •■loten snel een contract. Hij huurde de
grootste zaal, die in Weenen te krijgen was, n.l. die van het Weensche Con
certgebouw en de impresario zeide mij, dat ik mij een kunstenaarsnaam
moest „aanschaffen". Daarover behoefde ik niet lang na te denken. Ik had
vaak gehoord van een beroemden hypnotiseur, die vroeger had geleefd, en
die Hanussen heette. Ik noemde mij voortaan Erik Jan Hanussen. Het klonk
„Deensch", en een buitenlandsche naam trekt altijd meer, dan een „binnen-
landsche". In het begin moest ik moeite doen om aan mijn nieuwen naam te
wennen. Groot was mijn vreugde toen ik mijzelf in soldatenuniform en als
wichelroedelooper op de reclamebiljetten zag staan 1
Mijn eerste avond in Weenen werd het grootste succes, dat men zich
maar denken en wenschen kan. Echter wil ik bekennen nog nooit in mijn
leven zulke vreeselijke hartkloppingen te hebben gehad als vóór den aanvang
van die voorstelling. En daar was wel reden voor. In de hofloge bevonden
zich namelijk Aartshertog Leopold Salvator, zijn gemalin en de toenmalige
opperbevelhebber van het leger. Ik had grooten angst, dat men mij, bij een
mislukking, voor straf naar de voorste loopgraven zou sturen. Het geluk
bleef mij trouw. Nadat ik eenige malen met goed gevolg met „telepathische
post" had geëxperimenteerd liet de Aartshertogin mij door een lakei een