EED ENGEL ON DEB OORLOGIWRAKKEN door NORMA RATTERION
It:»,»
Eén voor één zeefden de woorden door den droom, die naar bevangen
hield, haar bewustzijn binnen. Nog altijd kwam de muziek naar
buiten van die afgrijselijke gramophoon met dat afgezaagde,
hinderlijke deuntje maar vandaag had ook dit iets prettigs.
Het gonzen van een motor, ergens op den grooten weg, klonk zingend op
naar het overdekte balkonnetje. Het zachte gefluister van het klimop ging
over de oude muren.
„Luister je, Jenny
Met een schuldig gevoel riep zij haar aandacht terug.
„Ja zeker, Peter. Je wou me iets zeggen, dat je al lang op je hart had."
En zij ging op de bank zitten, en wendde haar ernstig oplettende gezichtje
naar hem toe, en wachtte in argelooze onschuld.
Er kwam een glans over Peter's gezicht een somber gezicht was het,
te oud voor zijn jaren maar nu straalde het door het ontzaglijk gewicht
van dit oogenblik. Hij keek Jenny aan, en hij verdronk in de diepten van die
klare oogen. Zijn eigen oogen werden plotseling nat, en hij bedekte de hare met
een groote, verlegen hand. Wat een weer, en wat een omgeving voor zijn
liefdesverklaring, na al die gespannen maanden van honger en onzekerheid,
hoop en wanhoop.
„|k ik hou van je, Jenny. Wil je met me trouwen
„Maór, Peter
De woorden ontsnapten Jenny, door haar verschrikte verbazing.
Met één veeg was het geluk weg van Peter's gezicht. Na een paar seconden
van verslagenheid zei hij langzaam
„Ik dacht, dat je't begrepen had. Ik dacht, dat je.
Dus dat was 't niet geweest...". Haar zachte teederheid, haar kleine
innigheidjes, haar sympathie en al dat hartelijke begrijpen het was niets
anders van haar geweest dan vriendelijkheid tegen een verminkten soldaat
niets anders dan medelijden.
„Enfin, hindert nietPeter hield zijn hand omhoog, om zijn gezicht
te beschutten tegen haar blik. Hij kon op 't oogenblik
niet hebben, dat zij het zag.
Zij keek naar hem met een woest, pijnlijk verdriet.
Wat moest zij doen Haar hand klemde zich tegen haar
hart, dat met de vleugels sloeg tegen de tralies van zijn
gevangenis. Want Jenny's hart zèt gevangen. En hiér had
zij het verloren hier, in No. 80. Zij wou alles, wat zij
bezat, aan haar jongens geven, maar over haar hart
kon zij niet meer beschikken.
Zij sprak, en zij koos haar woorden voorzichtig, omdat
zij tegelijk bewogen werd door haar medelijden en door
haar trouw aan eigen innerlijkheid.
„Hoor eens, Peter, weet je welzeker.... Komt 't
niet alleen maar door heimwee en door dat heerlijke
voorjaarsweer
Zij bleef naar hem kijken, wanhopig hopend.
Er waren andere jongens geweest, die zich ook wel
eens zooiets verbeeld hadden. Maar Jenny had er slag van,
om 't hun kalm schertsend uit 't hoofd te werken. Zij kon
het zich zoo volkomen begrijpen. Zij waren niet echt ver
liefd op haar. 't Was niets dan eenzaamheid, en 't verlan
gen, om de hand van een vrouw te voelen. Maar zij had
den toch gedècht, dat zij verliefd waren, en dat was een
poosje lang precies even onaangenaam.
„O, Jenny. Nog steeds verborg hij zijn gezicht
voor haar.
Dat was geen eenzaamheid.
Een tijdje zaten zij heel stil, en de vogel bleef maar
cirkelen, en de zonnestralen speelden op den muur, en lage
witte wolken streken langs de heuvels, en lieten er iets
wazigs op achter. Maar voor Jenny was het, alsof er door
de heldere lucht een bliksemstraal was komen schieten,
om haar te verslaan. Peter hield van haar. En Jenny wist
bij ondervinding, dat niets zoo ontzettend is als liefde.
KORTE INHOUD VAN HET
VOORAFGAANDE.
Het weesje Jenny Guest wordt
buiten door haar tante opgevoed.
Deze komt bij een brand om het
leven en het jonge meisje trekt
alleen naar de stad. Daar wordt
zij ontroerd door het zien van een
oorlogsinvalide en zij herinnert zich
een droom uit vroeger jaren, waar
in duizénden verminkte soldaten
voorbij schreden. Zij slaagt er in
haar opleiding tot verpleegster te
voltooien en wordt aangesteld in
het veter anenhospitaal, waar Dr.
Huffy directeur is. Jenny maakt
kennis met hemmet de hoofd
verpleegster, met Amos, den hos
pitaalsoldaat, en met haar zaal 17.
Zij gaat spoedig geheel in haar
moeilijke taak op. De verminkten
bewonderen en vereer en haar. Jenny
maakt plannen om de Kerstdagen
voor de soldaten zoo aangenaam
mogelijk te doen zijn. De vrouw
van een der verpleegden. Windy,
die naar hem toe zou komen, ver
ongelukte, terwijl zij, in strijd met
haar belofte, op weg was naar een
feest. Jenny weet de redactie van
een der groote kranten over te
halen het bericht niet op te nemen,
zoodat Windy gelooft, dat zijn
vrouw is verongelukt op weg naar
het hospitaal.
„Mijn hart heeft naar je gesnakt, Jenny, van den eesten T\Jq
dag af, dat je hier was. Ik had een helsche pijn, en toen deed
ik mijn oogen open, en toen stond jij bij mijn bed, over me heen gebogen.
En door iets in je oogen, en door de aanraking van je hand, was het ge
donder van de kanonnen, dat ik maar niet kon vergeten, ineens weg
't afschuwelijke gevoel, dat ik er aldoor van gehad had, ging hoe langer hoe
verder weg. Toen ben ik gaan begrijpen, waarom ik dat allemaal had moeten
doormaken, 't Heeft me bij jou gebracht. En toen was ik blij. Ik was overal
blij om. Ik deed mijn oogen dicht, en ik voelde, dat ik slapen kon. Ik was
thuis. Thuis bij jou, Jenny."
Zij probeerde iets te zeggen, maar de lucht bleef ergens steken, toen ze
door haar keel ging, en er kwam niets dan een snikje. En Jenny, wier taak het
was, anderen te troosten, liet haar hoofd neerzinken tegen den rug van Peter's
hand. Zoo ietsterwijl ze zich net zoo gelukkig voelde.
„Jenny, als ik je beleedigd hebals je je er zorg over maakt
(Wat moet ik toch tegen hem zeggen Hoe kan ik 't hem aan 't verstand
brengen „O nee, nee Peter. Alleen't leven is zoovreemd't
kan je zoo grijpen
„Had je 't niet gezien, Jenny Ik heb mijn uiterste best gedaan, om
't niét te laten blijken, maar ik wist niet meer, hoe ikHeb je niets
gemerkt
„Och, wat zal ik zeggen, Peterer waren er meermaar 't was echt
niets dan 'n soort heimwee, al begrepen ze dat toen niet. Ze hadden behoefte
aan iemand, en ik was toevallig hier. In 't begin, toen ik pas hier kwam, heb
ik een soort contract met mezelf gesloten ik moet altijd goed begrijpen, dat
't niets persoonlijks is alleen maar 't verlangen van een man naar vrouwe
lijke teederheid. Dus toen ik die stijve witte uniform aantrok, heb ik óók een
stijve witte uniform over mijn hart heen getrokken" (dit was natuurlijk niet
heelemaal waar) „en ik ging mijn gang maar, als verpleegster, en toen liep 't
allemaal best, voor iedereen."
„Bij mij was 't geen heimwee, Jenny."
„Nee
„Van dien dag af is iedere ademhaling van me voor
jou geweest. Met iederen klop van mijn hart zei ik
„Jenny". Maar ik heb mezelf verboden, om te spreken.
Ik dacht: „Ik kan haar geen stuk wrak presenteeren.
Ik moet eerst beter worden. Ik moet 't er bovenop halen.
Dat kan ik." En dat is 't keerpunt voor me geweest,
Jenny. Toen ben ik weer vooruit beginnen te gaan. Ik
kwam iederen keer maar een millimetertje verder, maar ik
heb volgehouden, met mijn tanden op elkaar. En ik
dacht Ik moet 't haar nog niet zeggen pas ais ik 't
zeker weet." Hij keek haar aan met een blik van zoo
groote verrukking, dat het zonlicht er bleek bij werd.
„Jenny, 't gaat reusachtig goed met me. Hebben ze me
gisteren gezegd. Nog een maandje, dan ga ik naar 8
de zaal van de Tippelaars O, wat was het gróót, dat
nieuws
„Peter Haar oogen glinsterden van de tranen.
Hij sloeg zijn beide handen over de hare. „Wie weet,
met Augustus...." Hij aarzelde, hoopte maar, dat ze
de rest wel begrijpen zou. „Met AugustusJenny, zou
je dan misschien
(Wat moet ik doen „Ik weet 't niet, Peter. Ik.
't overvalt me zoo."
„Als je eens wist, hoe gek dat klinkt, dat je dat
zegt, Jenny omdat ik er al zoo'n tijd op geleefd heb,
iedere minuut van den dag en den nacht. Ik heb o zoo
dikwijls mijn oogen dicht moeten doen, om je niet te laten
zien, wat ik er niet meer uit kon houden. Weet je nog
wel dien keer, dat we daar voor 't raam hebben gezeten,
binnen, toen de zon onderging, en toen ik verteld heb
over mijn huis en over den boomgaard Hij sprak met
jongensachtige opwinding.