Hei Meisje en de Millieenen
EEN SPANNEND BOEK VOOR WEINIG GE L D
DOOR PATRICIA WENTWORTH
De Hollandsche Bibliotheek heeft de uitstekende repu
tatie, welke zij onder ons lezerspubliek bezit, weer 'ns
versterkt door de uitgave van dezen interessanten en
afwisselenden roman. Patricia Wentworth is een veel
zijdig schrijfster, wier boeken door millioenen in Ame
rika en Engeland gelezen worden. Het Meisje en de
Millioenen' behoort tot haar grootste successenon
danks den hoogen kostprijs in deze landen van bijna
5 gulden per exemplaar had het een enormen verkoop.
De Hollandsche Bibliotheek biedt 11 dit werk in
Hollandsche vertaling, keurig uitgevoerd, aan voor
17Y2 cent in gewonen band met gekleurden omslag
en in luxe-verzorging tegen 70 cent. Wij kunnen niet
nalaten U iets van deze mooie vertelling te verklap
pen. Charles Moray, een jong Engelschman, keert na
een oponthoud van vier jaren in het buitenland naar
Londen terug en woont in zijn eigen huis een zonder
linge ontmoeting bij van een bende samenzweerders.
Hij ontdekt dat zijn vroegere verloofde in handen van
deze misdadigers geraakt is en gedwongen wordt hen
in hun gevaarlijke ondernemingen te steunen. Een
poging om een rijk meisje te ontvoeren en haar met
een der bende-leden te laten trouwen met het doel
zich van haar geld meester te maken, leidt tot de
ontmaskering der samenzweerders. Er gebeurt nog
véél meer in dezen prachtigen roman helaas is
de plaatsruimte beperkt en kunnen wij U in deze aan
kondiging niet meer vertellenWij raden U aan een
exemplaar van onze bezorgers, agenten of bureaux te
koopenU zult stellig niet in Uw verwachtingen
teleurgesteld worden.
Charles Moray gluurde door het gat in den
wand en zag iets, dat hem geweldig ver
baasde. De kamer aan den anderen kant
was half in het donker en overigens schaars
verlicht. Er stond een lamp met een scheef
getrokken kap op het rozenhouten speeltafeltje,
waarop eertijds de portretten-albums van zijn
moeder lagen. De lamp stond op het dikste
album, met de groenzijden lampekap zóó gezet,
dat al het licht op de deur moest vallen.
Er zaten twee mannen bij de tafel. Een hunner
had zijn rug gekeerd naar Charles, die daarom
niets anders kon zien dan een zwarte overjas met
een vilthoed. De andere man zat in de schaduw
tegenover hem. Charles, die onder het turen hoe
langer hoe nieuwsgieriger werd, zag niets anders
dan een wit overhemd, dat als 't ware door 'n
soort lossen, zwarten mantel aan weerszijden was
afgezet. Boven dat overhemd was verder niets dan
een donkere vlek, vormeloos en zonder eenige lijn.
Natuurlijk moest die man 'n hoofd hebben; maar
even zeker scheen hij géén gezicht te bezitten. Hoe
diep de schaduw ook was, men zou toch de schei
dingslijn moeten zien, waar het haar boven 't voor
hoofd begint, en tenminste den omtrek der wangen.
Charles haalde diep adem. De man scheen heele-
maal geen haar of wangen te hebben. Hij bestond
eenvoudig uit het front van een wit overhemd met
een mantel en een grijsachtige vlek, waaraan noch
vorm, noch wezenstrekken te bekennen waren.
't Was ongewoon spookachtig. En terwijl hij
'n prikkelend gevoel bij de nekhaartjes gewaar
werd, sprak de man, die met zijn rug naar hem
toe zat
„Hier is Zesentwintig, baas."
Het Grijze Masker knikte.
„Zal ik haar binnenlaten
Dat „haar" bracht oogenblikkelijk Charles met
z'n oog terug naar 't kijkgaatje. Dat „zal ik haar
binnenlaten prikkelde zijn nieuwsgierigheid.
Het geluid van de deur, die openging, trof hem.
De man met zijn blauw serge-colbert en de khaki-
das kwam weer in 't gezicht. En onmiddellijk
daarna passeerde hem 'n gedaante met een rechten,
zwarten rug, met een zwarte muts op, waarover
iets als 'n lange zwarte voile, die om de muts heen
gebonden was, met twee einden op den rug hing.
Charles had plotseling zóó'n geweldigen schok
gekregen, dat hij niets meer in de kamer aan den
anderen kant kon zien. Hij zag, zonder te zien
hij hoorde spreken, en had toch geen begrip wat
hij hoorde. Hij stond op het punt om voorover te
vallen alleen zijn mechanisch uitgestoken hand
verhoedde dat. De hand had de paneelen aange
raakt, waartegen de kleeren van zijn moeder
plachten te hangen. En zoo, zachtjes tegen het
houtwerk steunend, staarde hij met alle macht
naar dien rechten, zwarten rug van no. Zesentwin
tig. Tezelfdertijd honsde het in zijn hersenen en
zei hij telkens weer tot zichzelf, dat dit niet was,
dat dit onmogelijk kón zijn Margaretha Langton.
Met haar rug stond de gedaante naar hem toe.
Zij stond nu vóór de tafel. Het lamplicht kon haar
gezicht niet bereiken, want haar hoofd stak daar
boven uit. Maar Charles hoefde dat gezicht niet
te zien, noch eenig daarop schijnend licht, om zeker
te zijn, dat 't Margaretha was, die hier stond en
niemand anders. Haar handen, ja, die waren nu
belicht. Ze droegen geen handschoenen. Ze legden
een pakje papieren op de tafel, papieren, die er
uitzagen als brieven.
Charles keek naar de meisjeshanden, die hem
beter bekend waren dan de hem toch zoo goed
bekende voorwerpen in de kamer van zijn moeder.
Hij keek weer geboeid naar Margaretha's handen.
Altijd toch had hij gedacht, dat 't de sierlijkste
meisjeshanden waren, die hij ooit gezien had
niet klein of teer, maar sterke, witte handen,
prachtig gevormd, koel en uiterst ontvankelijk
voor elke aanraking. Deze handen waren zonder
eenig sieraad. Hij was er bijna zeker van geweest,
dat Margaretha nu al getrouwd zou zijn maar er
was geen trouwring te zien aan den vinger, welke
eens zijn vierkanten smaragd op den verlovings
ring gedragen had.
Hij werd zich bewust, dat Margaretha sprak
maar met zoo'n zachte stem, dat de klank ervan
nauwelijks tot hem doordrong. En de woorden
bleven heclemaa! onverstaanbaar. Terwijl zij zoo
sprak, rustten haar handen op den hoek van de
tafel en dan, opeens, met een onverwacht rassche
beweging, draaide zij zich om en kwam door den
lichtstraal heen naar de deur, die zich opende om
haar door te laten. Het licht scheen op haar rug
de voile, met de wapperende einden van achteren,
bedekte haar gezicht. Zij liep nog met haar ouden
fieren stap en licht-schokkende schouders het
geen hij allemaal zoo goed kende. Maar haar hoofd
hield ze rechtop, terwijl ze naar buiten ging.
Achter haar werd de deur gesloten.
Charles haalde diep adem haar gelaat had hij
niet kunnen zien....
HOOFDSTUK III.
Dus Margaretha was daar geweest en weer heen
gegaan zij, Mar-ga-re-tha Zóó Daardoor kon
er geen sprake meer zijn, naar de politie te tele-
foneeren. Groote goedheid neen, inderdaad,
géén sprake
Hij moest een opkomenden zenuwlach kramp
achtig bedwingen. Had hij 't niet gezegd, dat het
interessant zou zijn, Margaretha wéér te zien
Ah, ja, interessant
„Wat drommels.... bromde Charles in zich
zelf.
Zeker, vrij interessant jawel Eigenlijk een
beetje ól te interessant, als hij en Margaretha
elkander dan weer op het bureau van den commis
saris van politie zouden weerzien. O, een sensatio-
neele en romantische scène, zeker„Herkent u
deze vrouw?" „Jawel, bijna was ik eens haar
man geworden Hij kon zich de sensatie-kop
pen, dwars over de hééle breedte van het avond
blad, levendig indenken „Gescheiden Verloofden
- ontmoeten elkaar weer op he.t Politiebureau"
„Verlaten Minnaar-ontdekkingsreiziger en de Zoek
geraakte Bruid." „Wordt de Vrouw Misdadiger?"
Neen, van politie kon geen sprake zijn
Het noemen van een naam boeide plotseling
opnieuw zijn aandacht.
„Margot...." De man, die met zijn rug naar
hem toe aan de tafel zat, bleek dien naam te hebben
uitgesproken.
Charles was een en al oor. 'n Oogenblikje had hij
zelfs verwacht, dat de spreker „Margaretha"
zou zeggen. Opeens hoorde hij diens stem opnieuw:
„Tweeëndertig begint kwaad te worden."
Het Grijze Masker maakte een gebaar met zijn
zachtgehandschoende handen, 't Gebaar beteeken-
de klaarblijkelijk, dat Tweeëndertig en zijn even-
tueele protesten van nul en geener waarde waren.
„En toch maakt hij zich kwaad."
Nu sprak het Grijze Masker; de gewoonlijk
zachte stem was thans sarcastisch scherp ge
worden.
„Kan een kwal kwaad worden Waar gaat
het om
De man met zijn rug naar Charles haalde de
schouders op.
„Hij zegt, dat tien percent de moeite en het risico
niet waard zijn."
„Wat voor risico Hij krijgt zijn centen op
volkomen wettige wijze."
„En hij zegt, dat hij méér dan tien percent
zou moeten hebben en dat hij het meisje ook
niet trouwen wil hij zegt dat ze 'm eerder kunnen
ophangen, voor hij haar trouwt."
Het Grijze Masker boog zich 'n weinig voor
over.
„Hoor 'ns, opgehangen zal hij niet worden, als
hij niet doet, wat hem bevolen wordt, maar dan
zal hij zonder meer zijn zeven jaren gaan uitdienen
Vertel hem dat maar."
Meteen krabbelde de spreker iets op 'n stukje
papier, hetwelk hij den ander toeduwde. „Daar,
geef hem dit." En dan vervolgde hij „Als hij niet
meer voorliefde heeft voor zijn vrijheid, tien percent
en een aardige vrouw, dan voor zeven jaren dwang
arbeid nou, dan kan hij dadelijk z'n zeven jaren
krijgen. Maar 't zal hem niet smaken."
De ander had het papiertje opgenomen.
„Hij zegt nog, dat hij niet begrijpt, waarom hij
dat meisje zou moeten trouwen, 'k Heb hem
beloofd, zijn grieven aan je over te brengen. En
waarom zou hij 't doen
„Om voor haar te zorgen uit te kijken
haar, en ook haar vrienden, koest te houden."
Weer sprak de ander, nu gejaagd „Dus je
denkt toch, dat er een trouwbewijs is
„Ik neem geen risico. Zeg Tweeëndertig, dat hij
van den brief gebruik maken moet, zooals we
afgesproken hebben."
„Dus denk je tóch...."
Er kwam geen antwoord. De ander sprak
„Op Somerset House is er niets te vinden. Is dat
nu niet genoeg voor je
„Heelemaal genoeg, neen. Niet iedereen trouwt
immers in zijn parochiekerk of op een bureau
van den Burgerlijken Stand. Niet iedereen zelfs
trouwt in Engeland."
Het Grijze Masker trok de lampekap recht,
zoodat de lichtbundel niet langer op de deur viel.
„Indien Veertig daarginder niet doof was, dan
zou hij die vraag kunnen beantwoorden."
„Misschien. Veertig zegt, dat hij over het dek
van het jacht op en neer placht te wandelen. Dan
praatte hij graag voor zichzelf, overluid. Misschien
zei hij dan wel wat bizonders wellicht had hij 't
dan over zaken, waarover hij niet overluid zou
gesproken hebben, als hij niet had geweten, dat
Veertig er niets wijzer door werd. Ten slotte sloeg
hij per ongeluk overboord en daardoor is ook
niemand onzer er eenigszins wijzer door geworden,
't Is jammer, dat Veertig nooit liplezen geleerd
heeft."
Meteen hief hij zijn hand op en gaf er 'n teeken
mee. Want Veertig deed hier dienst als deurwach
ter. Hij was stokdoof, hetgeen ontegenzeglijk
zijn nut hebben kon, maar overigens toch ook
lastig was.
Plotseling ging 't licht uit. Langzaam was de deur
opengedaan, terwijl het Grijze Masker zijn hand
naar het knopje van de lamp had uitgestrekt.
Nu was de kamer donker, met nog een enkelen
glimp van groenachtige duisternis, welke onmiddel
lijk verging in volkomen donkerte.
Charles stond op. Hij was zoowaar stijf ge
worden van zijn kijkgaatje in de kast. Zonder eenig
gerucht ging hij terug naar de kamer van zijn
moeder; alvorens zijn hand aan den deurknop
te leggen, stond hij 'n oogenblikje te luisteren.
Alles was doodstil.... Hoe graag zou hij die
mannen nu achterna gehold zijn, om ze misschien
nog boven aan de trap in te halen en ze daar met
een knock-out naar beneden te gooien. Dat zou
'n erg prettig werkje kunnen worden. Denk eens
even Veertig, die met heel het gewicht van zijn
reusachtig lichaam kwam neerbonzen op de twee
andere slachtoffers, daar beneden.
Die Margaretha toch Was zij nu maar niet
plotseling opgedoken in de hemel weet wat voor
'n smerige, misdadige samenzwering, dan zou
hij inderdaad een prettig karweitje te doen gehad
hebben. Nu echter moest hij, integendeel, het
zaakje maar lijdelijk blijven aanzien, moest hij op
zijn teenen, en dat nota bene in zijn eigen huis,
achter 'n troepje deugnieten aansluipen.
Onhoorbaar loopend, bereikte Charles de trap
en keek naar beneden in de vestibule. Daar be
woog zich iets in het flauwe schijnseler werd een
licht aangedraaid. En Lattery, de huisbewaarder,
kwam al fluitende door de verlichte hal.
Charles daalde als een lawine de trappen af,
wat op den man het effect van een ontploffende
helsche machine veroorzaakte.