DOOR C. FREDERICK-HEARD Een mooi meisje stapte het belachelijk kleine stationnetje uit, den kron kelenden weg op. De naargeestige Februari-middag ging snel over in den avond, en toen zij zich gereed maakte om den scherpen Oostenwind te trotseeren, vroeg zij zich vermoeid af, of er wel ooit iemand op dien weg zou hebben gestaan, die zich zoo eenzaam voelde ais zij. Even bleef ze staan, besluiteloos, welken kant zij op zou gaan toen ging zij terug naar den man, die haar kaartje had aangenomen en vroeg hem „Kunt u me misschien even den weg wijzen naar Ellerslie De welluidende stem, die zoo beschaafd de woorden uitsprak, klonk door de koude stilte en bereikte de ooren van een man, die juist den stations beambte naderde. „Ellerslie? Wou u daar vandaag nog heen, juffrouw?" De man raakte beleefd zijn pet aan, terwijl hij sprak. „Ja, dat zal ik wel moeten Is 't zoo ver „Een klein uur loopen, en dan moet u een gevaarlijken weg, over de heuvels. Langs den grooten weg is het tweemaal zoo ver." Agnes Delmont aarzelde. Zij herinnerde zich, hoe weinig geld zij maar bij zich had en dorst dus niet over een voertuig te spreken. Maar wat moest zij anders De korte sche mering was bijna voorbij fijne, ijzige sneeuw kwam haar snijdend in het gezicht en ze wès al zoo moe en zoo koud. Ze trok haar mantel dichter om zich heen. „Het valt me tegen, dat het zoo ver is, maar ik zal toch moeten zien dat ik er kom. Wilt u me even wijzen, hoe ik gaan moet Vóór de beambte antwoord kon geven, kwam de tweede passagier naar voren, nam zijn hoed af en zei „Heb ik goed verstaan, dat u naar Ellerslie moet, juffrouw?" Zij keek naar den man, die gesproken had, en haar blik bleef rustig, toen ze zijn trekken en gestalte had opgenomen. „Ja. Weet u misschien een korteren weg „Dat eigenlijk niet. Maar ik moet toevallig zelf óók naar Ellerslie." „Kent u juffrouw Heath?" vroeg het meisje, met meer levendigheid in haar stem. „Ze is nog in de verte familie van me, maar ik heb haar nooit gezien." Toen wendde hij zich tot den stations-beambte. „Kunnen we hier ergens een auto huren De man krabde zich twijfelachtig achter het oor. „Niet dat ik weet, meneer. Maar ik zou kunnen probeeren, of er een rijtuig te krijgen was. „Als u dat even doen wilt.Dan gaan wij zoolang in de wachtkamer zitten. Daar is 't tenminste niet zoo koud. Drie minuten later zat Agnes Delmont met haar voeten op de kachelplaat; de welkome warmte bracht kleur op haar fijne gezichtje. De vreemde stond met een peinzend gezicht naar haar te kijken. Eenige minuten bleef het stil, toen sprak hij „Als er geen rijtuig te krijgen is, weet ik heusch niet, wat ik met u begin nen moet. Zoo'n wandeling in dit weer is eenvoudig geen doen voor een meisje. Wisten ze, dat u komen zou „Neen maar u hoeft u heusch geen zorg over mij te maken. U hebt geen verantwoording over me, is 't wel „Niet officieel," zei hij. „Maar ik vind u te jong en tete teer, om te voet die wildernis in te trekken." Hij keek haar aan met een zekere gestrengheid, waar hij niets van meende zij zag trouwens ergens in een hoekje van zijn oog een vonkje plagerij, en zij glimlachte. „U praat net, of u mijn grootvader bent. Maar ik zal u heusch geen last bezorgen. Als 't niet anders kan, ga ik kalm wandelen." „U ziet er net uit, of de eerste de beste windvlaag u op zou tillen, en u. Hij zweeg even, en bij zichzelf voltooide hij den zin „u zóó den hemel in zou dragen." Zij ging weer naar de kachel zitten kijken, die allerlei tinten van onge poetstheid vertoonde; weer had de man een poosje den tijd om het fijne, lieve gezichtje te bestudeeren, met de zachtgetinte, gladde huid en de droomerig grijze oogen. Zij voelde zich onrustig worden onder dien uitvorschenden blik en zei opeens „Heet u Heath?" „ja Oswald Heath. Ik ben dokter. Ik heb een practijk in het zuiden van Londen. Ik heb geenandere familie, dan die verre bloedverwante op Ellerslie." „Mijn naam is Agnes Delmont," zei het meisje, vertrouwen met vertrou wen beantwoordend. „Ik sta óók zoowat alleen op de wereld. Mijn vader is een jaar geleden gestorven. Toen moesten mijn moeder en ik zelf ons brood zien te verdienen. Ik kreeg 'n betrekking als gouvernante bij een kleinen jongen. Mijn moeder werd huishoudster bij juffrouw Heath, op Ellerslie. We schreven elkaar geregeld, de eerste negen maanden toen kreeg ik opeens geen brieven meer ik heb telkens geschreven, maar ik kreeg geen antwoord, en daar ben ik vreeselijk ongerust over. Ik weet niet eens, of ze nog wefleeft I 't ls heelemaai niets voor moeder, om niet te schrijven. We hielden ontzettend veel van elkaar, en ze had zelf afgesproken, dat we elkaar iedere week alles zouden vertellen. Denkt u ook niet, dat er iets bijzonders gebeurd moet zijn „Daar ziet 't in ieder geval wel naar uit. Ofschoon als er iets gebeurd was, had u 't toch moeten hooren." „Ja, dat vind ik ook. Wie weet is juffrouw Heath wel zoo ziek, dat mijn moeder heelemaai geen tijd heeft om te schrijven juffrouw Heath is oud en ziekelijk maar van den anderen kant, een paar regeltjes kunnen er altijd wel afIk heb me al de verschrikkelijkste dingen in 't hoofd gehaald, en toen kon ik die onzekerheid niet langer meer uithouden. Ik heb een week vacantie gevraagd om hierheen te gaan en zelf te zien, wat er eigenlijk is." „Ik hoop van harte, dat u gauw heelemaai gerustgesteld wordt," zei hij ernstig. „Nu ik zooveel van u weet, zal ik ook nog maar een beetje over mezelf vertellen. De eigenares van Ellerslie is mijn eenige bloedverwante, en ze is nu vijfenzeventig jaar. U weet waarschijnlijk, dat ze kolossaal rijk is?" „Ja moeder heeft me alles over haar geschreven en over het meisje, dat bij haar inwoont Edna Thornton." „Ja daar heb ik ook van gehoord.... Juffrouw van gezelschap, en meteen een soort pupil. Een paar maanden geleden waren er drie neven, die vóór mij moesten erven, en het kwam eenvoudig niet in me op, dat ik ooit Ellerslie en het geld, dat er bij hoort, zou kunnen krijgen. Maar nu zijn ze alle drie dood alle drie slachtoffers van dat verschrikkelijke spoorwegongeluk bij Parijs, een poosje geleden en nu ben ik de eenige erfgenaam van juffrouw Heath. Wij hebben elkaar nog nooit gezien, maar zoodra zij wist, hoe de zaken stonden, heeft ze mij geschreven vanuit het buitenland, want ze was toen op reis met die juffrouw Thornton. Ze schreef, dat ze graag eens kennis wou maken met den man, aan wien zij haar bezittingen zou moeten nalaten, en toen heb ik terug geschreven, dat ik vandaag zou komen." „Wanneer hebt u dien brief ontvangen „Een maand of drie geleden. Toen waren ze in Como, misschien was uw moeder er ook. Ze zouden pas in de Kerstweek in Boxmorton terugkomen." Als een lichtschijn was de glimlach, die over haar bleeke gezichtje kwam. „O, maar dan begrijp ik alles! Moeder zal mee zijn gegaan naar Italië. Aan haar brieven te oordeelen had juffrouw Heath zich nogal aan haar ge hecht. Ik begrijp alleen niet, waarom ze mij er niets van heeft laten weten." „Trek er u maar niets van aan, juffrouw Delmont. U zult zien, dat alles in orde komt. Is 't niet mogelijk, dat uw moeder een andere betrekking.heeft aangenomen Er kwam een uitdrukking van vrees in haar groote grijze oogen. „O, als ze dat maar niet gedaan heeft 1 Dan zou ik niet weten, wat ik beginnen moest. Ze heeft me dikwijls gezegd, dat ik altijd bij haar kon komen logeeren, als ik vacantie had dat had juffrouw Heath goed gevonden. Waar moet ik heen in zoo'n eenzame, afgelegen streek, als ze me op Ellerslie niet hebben willen Ik zou misschien niet eens een nachtverblijf vinden." Ze voegde er niet bij, dat ze niets in haar taschje had dan een paar shil lings en een retour-kaartje naar Londen. Het was nog ver van den datum, waarop zij haar kwartaal-salaris ontvangen zou. Maar de jonge man vermoedde meer, dan er werd uitgesproken hij zag, hoe bescheiden zij gekleed was, en in haar wijdopen oogen zag hij de sporen der worsteling tusschen schaamte en radeloosheid. Toen hij weer sprak, klonk zijn stem heel zacht. „Mag ik u er even op wijzen, dat u u van streek maakt over iets, waar misschien niemendal van gebeurd is Zou u niet wachten, tot u voor het feit staat „U hebt gelijk.ja 1 U zult me wel erg kinderachtig vinden Het hoofd met de uniform-pet werd naar binnen gestoken. „Boer Simpson staat buiten met een wagentje, om u en de dame naar Ellerslie te brengen, meneer." „Dank u vriendelijk," zei de jonge man hij gaf een flinke fooi en leidde het meisje naar het voertuig. Met zorg hielp hij haar er in en zelf ging hij naast haar zitten. Het sneeuwde nu hard, en het paard leek niet erg ingenomen met de wandeling in zu'k weer het liep althans erg traag. Het meisje zat met haar koffertje op haar schoot en zij peinsde, hoe zij het had moeten maken, als zij Oswald Heath niet getroffen had, den knappen jongen man met de blauwe oogen, die zich nu en dan naar haar toe boog, om haar met een paar opgewekte woorden te bemoedigen. De weg scheen voortdurend te klimmen hoe dichter zii bij hun bestem ming kwamen, des te scherper werd de wind en des te sneller vielen de sneeuw vlokken. Zij kwamen ook dichter bij de zee, want het meisje kon de ziltigheid op haar lippen proeven, en nu en dan, als de wind even zweeg, hoorde zij het verdofte ruischen van golven op een strand.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 26