No. 14 VRIJDAG 1 SEPTEMBER 1933. 431 (9fi ids dooi J/idetland. (Luchtfoto K.L.M:) Lochem. dat -jarig bestaan als stad gepierd heeft. wo°rd n'et zijn oogen rolden naar haar toe. „Allemachtig 1 Hóórt u dat 6 Jenny hoorde het, eerst zwak, toen al hooger en luider. Het kwam van de balkons en door de ramen en uit de barakken, het ééne opgolvende gejuich na het andere. Zij hadden gezien, dat het costuumpje van verleden jaar en de hoed met het veertje hotsebotsend naar huis kwamen. Binnen plantte het nieuws zich voort als een loopend vuurtie. „Daar heb je Jenny 1" ..Jongens, Jenny komt er aan 1" „Vooruit, kerels, d'r uit 1 We gaan haar in 't gelid tegemoet - gauw een beetje Links rechts 1" Ze waren uitgelaten als schooljongens, ze vormden een ry en gingen paradeeren. Kussens, slepende dekens, krukken, beddelakens Eéns hadden zij gemarcheerd, die jongens, de bloem der forsche jonge lingschap van hun land. Nu marcheerden zij weer, hinke-pink, hompel- strompel. En hun gezichten straalden. Jenny leunde tegen den deurpost en lachte en huilde. O, 't mocht ergens anders zoo mooi en zoo vreedzaam en zoo vroolijk zijn, als 't maar wou het leven mocht er nóg zoo makkelijk verioopen - maar was er ergens op de heele wijde wereld zoo'n roekelooze, onsterfelijke moed te vinden als hier? Peter hoorde het lawaai, het geschreeuw: „Jenny!" Hij hoorde de zwakke golving van gejuich aangroeien tot een gebrul, en hij hoorde de parade voortstompen en voortstrompelen de gangen door. Zij was terug. Het wachten was voorbij. Zus of zóó beslist was het Er gebeurde iets binnen in Peter's borst, en hij greep de leuningen van zijn stoel, om zich sterk te houden. „Ik moet het drógen. Wat het ook is, ik moet het aannemen als een man een soldaat. Ik mag niet huilen, en Jenny niet laten merkenHij boog ook te "doorstaan." granaatvuur doorstaan. Help me, om dit En hij besefte, wat Jenny geleerd had dat liefde iets ontzettends is, dat boven menschelijke macht en beheersching uitstaat. .M.Ter.wijl..hii daar zat> met ziIn °°gen dicht, en een vreemde, schokkende trilling in zijn hart of in de lucht om hem heen en terwijl zijn gebed opsteeg, herinnerde Peter zich iets. Het kwam ais een lichtstraal door de verwarring heen, zoó levendig, dat het niet de herinnering was aan den kus maar Jenny s tegenwoordigheid zelf in deze kamer, de aanraking van haai1 lippen op zijn haar, de innige, sterkende sfeer die van haar uitging Peter glimlachte en strekte zijn hand uit en sprak tot haar. „Mijn engel ik wist wel, dat het zoo zijn zou Kom een beetje dichter bij me lieveling Ik ben zoo gelukkigzóó gelukkigJenny Toen Jenny eindelijk kwam, vond zij hem zoo, daar zittende met ziin oogen dicht, en zij zag 'n blik van buitensporig geluk op een gezicht, waarvan alle strijd was weggewischt. „Peter!" riep zij, en toen, een beetje wild „Peter.ben je niet goed?" Zij drukte op den belknop, en zei, toen zij voetstappen achter zich hoorde „Roep gauw dr. Huffy vlug 1" Dr. Huffy legde zijn vingers op Peter's pols en toen hij het gezicht 'ophief stond het ernstig, maar niet verwonderd. „Zijn hart.... kon iederen dag gebeuren...." Zij kon het maar niet begrijpen. „Maar het ging zoo goedhij zou in Augustus weggaan." „Ja," zei de oude dokter, met ontroering op het gezicht, met Augustus weggaan.... In zijn geval leek het me menschlievender, hem te bedriegen Hij deed zoo kranig zijn best, om 't op te halen. Flink blijven, kind. Zonder het minste geluid te geven was Jenny neergezonken, en haar voorhoofd kwam tegen Peter's hand. De tijd, de groote heelmeester, werpt zijn sluier van verzachting over de hardste feiten verdoezelt de scherpe kanten en lenigt de pijn. En geleidelijk was het beeld schooner geworden, het doel was geopenbaard. Zoo kwam het, dat Jenny, op het balkonnetje staande, herdenken kon zonder bitterheid. Een dag van mistig goud, en Peter met zijn wagentje in dat knusse vierkantje zonneschijn, met dat gretig bevende licht op zijn gelaat.Jenny hief haar hand op en keek er op neer. Weer zag zij de scha duw van een vogelvlucht door haar vingers glippen.en den vrijen, blijen slag van wieken, die het blauw kliefden HOOFDSTUK IV ZOMER De lente had Jenny een nieuw inzicht geschonken hartepijn en leed en verlies.... maar als vrucht daarvan de vrede, en herleefd vertrouwen Maar de zomer werkte haar tegen. v *,en ochtend stond de thermometer om tien uur op 95. Nu wordt m het Zuidwesten van den zomer verwacht, dat hij heet is, dus kan men er ook vrij goed tegen maar als de wolkelooze, droge, stralende zonnedagen elkaar maar blijven opvolgen, tot in de tweede helft van September, dan raken de elementen (ook de menschelijke) in een toestand, die zeer veel lijkt op zelfontbranding de geringste wrijving slechts, en de vlammen siaan uit. (bata'jon van levenslangen dienst) gaf blijk van een zoo fnïlnw J h e" de zusters wanhopig het hoofd schudden. De Infanterie (wandelstokken- en krukkenregiment) had eenvoudig geen humeur meer, blafte iedereen af, die dicht genoeg bij was, om hen te verstaan, en trapte op alles inzoover zij trappen konden. De Veld-artillerie (ziekenwagentjes- brigade) dreigde, dat zij zóó de deur uit, en totaal wèg zou rollen. (Wordt vervolgd.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 15