Nu. it VRIJDAG 1 SEPTEMBER 1933 437 (foto Filma) Mfexicaansche. merkte hij op. „Ik ben tegen dat huwelijk dat meisje wordt' ongelukkig met dien kerel. Hij is te lui om te werken en hij doet niets liever dan vech ten. Ik mag iemand toch wel van zijn ongeluk terughouden „Onzin," sprak Seymore geërgerd. „Neem een raad van mij aan bemoei je nooit met kleur lingen. En als je je met hen bemoeit, geef hun dan hun zin. Negers en mestiezen, de laatsten vooral, zijn net kinderen, zij willen hun eigen willetje volgen. En geef je hun niet hun zin, dan worden ze nijdig en schoppen ze tegen je beenen. Dat wil zeggen ze vergrijpen zich vandaag of morgen aan je." „Onzin," lachte Combacker. „Ik ben zoo zeker van mijn personeel als wie dan ook. Ik behandel hen behoorlijk en waarom zouden ze dan reden hebben om tegen me op te staan Seymore ontweek die vraag.De ethische begrippen van den ander waren allen planters een doorn in 't oog. Zij hadden altijd geregeerd met den bamboe stok en zoo noodig met de revolver, en Combacker's optreden dreigde een revolutie in de verhoudingen teweeg te brengen. „Ik blijf er bij, dat je die kleurlingen verkeerd aanpakt," hernam hij. „Als je hun den vinger geeft, nemen ze niet alleen je hand of je arm, maar je heele lichaam. Vandaag noemen ze je nog een aardigen baas, als je hun een gunst bewijst. Morgen eischen ze die gunst als een recht. En ga je dan niet op hun eischen in, dan heb je de poppen aan het dansen. Ik meen hetwij beginnen al last te krijgen met het volk." „Waarom vroeg Combacker droog. „Omdat zij hun positie gaan vergelijken met die van jouw personeel. Zij zouden graag eischen, dat wij hun evenveel betaalden." Hij liet het onderwerp plotseling varen, toen zijn blik op Michaeli viel. Het meisje had geen woord van het gesprek verstaan, maar uit de belang stelling in haar blik viel af te leiden, dat zij be greep, dat het verband hield met haar wenschen. „Als ik nu voor zoo'n geval stond, zou ik heel anders doen," hernam Seymore. „Hoe dan?" vroeg de ander glimlachend. „Wel, ik zou zeggen kinderen, de zegen van den baas. Hier hebben jullie elk 'n dollar, drinkt een glas rum op mijn gezondheid. Ik zal het doen op jullie huwelijksgeluk. Je krijgt vier en twintig wittebroodsuren van me en 'n halven dollar boete, als je morgen niet op tijd in den tuin bent. Je zou zien, Combacker, dat ze me dan veel dankbaarder waren dan José en dat meisje nu." Combacker lachte flauw. Maar direct werd hij weer ernstig. Zijn blik viel op Michaeli het viel hem niet moeilijk te raden, dat zij iets van hem verwachtte. „Zie je niet dat zoo'n kind nou verdriet heeft zei Seymore weer. „Wat heb je er in vredesnaam aan, om dien menschen den voet dwars te zetten? Kom, geef i.un je zegen, en afgeloopen is de zaak." Combacker haalde de schouders op. „Kom eens hier, Michaeli," verzocht hij. Het meisje kwam bedeesd nader. „Hou je van José vroeg de planter. Michaeli knikte. „Ja, baas, ik hou van José." „En wil je werkelijk gauw met hem trouwen „Graag, baas, heel gauw," antwoordde Michaeli met nadruk knikkend. „Ben je niet bang, dat hij je later slaan zal?" „Neen, baas, zeker niet." Combacker trok een bedenkelijk gezicht. „Wel, je moet het dan zelf maar weten, Michaeli. Trouw dan maar, als je er zoo naaf verlangt. Maar denk erom, je blijft tot het voorjaar in den tuin, want ik kan nu geen menschen missen. Als José zin heeft, kan hij ook komen. Maar zeg hem, dat hij bij mij niet lui hoeft te zijn." Michaeli lachte hem dankbaar toe. Voor de planter het had kunnen verhinderen, had zij hem een kus op de hand gedrukt. „Zie je, net kinderen," lachte Seymore. „Beloof hun nu nog een huwelijkscadeautje en dan kussen ze je voeten ook. Als je ze maar onder den duim houdt." Michaeli keek den baas smeekend aan. „Mag ik het José nog even gaan zeggen, baas „Nu nog, het is al donker!" wierp Combacker tegen. „Och, laat haar gaan, anders slaapt ze vannacht niet van ongeduld," vermaande Seymore. „Nu, vooruit dan maar," stemde de planter toe. „Gauw terug, hoor. En zeg José maar, dat jullie ieder op tien dollar van me mogen rekenen Michaeli stamelde een onverstaanbaar dank woord het volgende oogenblik was haar gestalte door de duisternis opgeslokt. Er was een geweldig rumoer aan beide zijden van de kreek. Men had lang en aanhoudend gillen gehoord en men vermoedde dat er iemand te water was geraakt. Van de eene zijde naderde Pavaro met zijn herbergbezoekers, José in hun midden. Van den anderen kant kwamen Combacker en Seymore, vergezeld door wel vijftig vrouwen. Zij droegen groote lantaarns, die een naargeestig licht verspreidden. Bij de brug ging er van beide kant n 'n kreet van ontsteltenis op. De lianen en bamboestokken waren in het midden van de brug gebroken, juist op de plaats waar de weerstand het grootst moest zijn, omdat de brug daar het meest zwiepte. „Zoek de oevers af!" commandeerde een zware stem. Jrs 's blik v rd ist r'ehet was C mbicker, dien hij hoorde. „Mislukt een volgenden keer beter," mompelde hij. Van den anderen kant klonk een schelle kreet. Verwarde stemmen riepen onverstaanbare woorden dooreen. Maar boven alles uit klonk de stem van Combacker in een kreet van schrik. „Dat is verschrikkelijk, Seymore. Nu ze zoo gelukkig was, dat ze mocht trouwen, treft haar dit ongeluk. We zullen morgen die zaak eens onder zoeken die breuk in de brug lijkt me nogal ver dacht." José trad nog een paar passen naderbij. Het licht van de lantarens viel op een witte plek tusschen de bamboestokken. De mesties greep naar zijn hoofd en begon schril te lachen op het donkere, drabbige water van de kreek dreef Michaeli's blanke kleedje.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 21