422 VRIJDAG 1 SEPTEMBER 1933 No. 14 al Ik had 't in een geldkistje thuis. Gisteren er uit gehaald. Denkt u, dat 't valseh is?" „Vast en zeker 't is nogal knap gedaan, maar als je in zaken bent, zie je 't direct." De kastelein keek hem nogal vreemd aan, vond Packer. Hij keerde zich vlug om, want ergens uit de diepte van het lokaal was er een andere klant genaderd, een stevige klant met eèn bolhoed en een regenjas. Hij keek naar het biljet, en zijn gezicht werd wat opgewekter. „Weet u niet, waar u 't vandaan hebt vroeg hij nonchalant aan Packer. „Hm... ik ben rechercheur u zult er wel niets op tegen hebben, mee naar 't kantoortje te gaan, en uw andere geld even te laten zien." „Met alle pleizier," zei Packer. Hij had niets meer bij zich dan het wisselgeld van de guldens en het echte biljet in zijn portefeuille. Binnen de muren van een politie-bureau zat de begaafde heer Packer te denken. Zijn gedachten renden door zijn brein als ratten over een zolder, Zijn oog stond wild, want zijn gedachten waren wèl geschikt om het gemoed in opstand te brengen, het jonge bloed te doen vriezen en zijn lokken uit een te doen gaan als de stekels van een egel. Zijn kunstenaarsziel schrijnde en bloedde want zijn pech, zijn beroemde pech, had zich weten te handhaven. „Wie heeft er ooit zooiets gehoord beklaagde hij zich tegen de vier muren. „Mijn kopie was volmaakt, een meesterwerk 1 Maar natuurlijk, natuurlijk was 't toevallig een valsch bankbiljet, dat ik als model gebruikte En zoo merkten ze, dat ik er twéé bij me had 1" Zoo zien de langpootige, prachtig beveerde struisvogels er uit, als ze tien dagen oud zijn. Ben Packer was het hoofd der firma Packer en Ramon. Packer was een groot kunstenaar. Maar hij wou tegenover niemand voor zijn talent uitkomen. Alleen zijn compagnon mocht er van weten. Ben Packer kon namelijk het keurigste bank- biljetje maken en het keurigste geldstukje, dat een kassier of een politie-agent ooit zou hopen te zien. Evenwel Packer had pech. Er hapert natuur lijk aan een valsch zilverstuk altijd iéts, en zóó voorzichtig kon Packer niet zijn, of dat iéts liep direct in de gaten, als hij het valsche zilverstuk probeerde te plaatsen. Ramon daarentegen kon de gemeensten looden gulden uitgeven, zonder dat er een haan naar kraaide. Ramon was dus voor Packer een pracht van een compagnon. Packer vervaardigde, Ramon zorgde voor den afzet. Zoo maakten zij een heel net inkomentje. Het is natuurlijk een heele toer, met guldens een méér dan net inkomentje te maken. Je moet te veel reizen, om de dingen te verspreiden, en ze zijn te zwaar, en de verdienste per stuk is gering. Zoo kwamen de gedachten van Ben Packer als vanzelf op biljetten" van een tientje. Hij verschafte zich in een groote zaak een biljet van een tientje, en ging 't namaken. Om te be ginnen tweehonderd stuks. Toen die klaar waren, nam hij het goede biljet, dat hij uit een groote zaak gehaald had, en één van zijn eigen producten, en die twee papiertjes gaf hij Ramon in handen. „Zie jij nu maar eens, of je verschil merkt," zei Packer. Ramon legde de twee biljetten vóór zich, be tastte, bekeek, berook en proefde ze, liet ze ritse len en vergeleek de geluiden, nam toen een ver grootglas en herhaalde zijn onderzoek. „Er is geen verschil," moest hij toegeven. „Geef me maar gauw een bosje, dan ga ik er meteen op uit." Hij ging, met vijfentwintig bilje ten, en Packer bleef alleen. Hij zat te droomen en te peinzen. Langen tijd zat hij zoo toen stond hij op hij wou óók uit. Maar hij had geen geld niet veel tenminste vergeten zijn compagnon te vra gen Zijn blik dwaalde naar de geheime kast, waarin guldens en biljetten genoeg lagen. Eigen fabricaat. Hij mocht die natuurlijk niet gebruiken, omdat hij zoo'n pechvogel was, maar het was hem een heele vernedering geweest, altijd zoo buiten het tweede deel van het werk gehouden te worden, en vanavond, in zijn geestdrift om het prachtig geslaagde biljetje, kwam hij met heel zijn trots tegen die vernedering in opstand. Trouwens, hij wou een glaasje bier koopen, en hij had geen ander geld. Hij nam een paar guldens en één van zijn mooie biljetjes en ging de straat op. Hij kocht sigaretten, en betaalde met een gulden valsch. Hij nam een glas bier, en betaalde met een gulden valsch. De winkeliers pakten de dingen grif aan. Vanavond had hij géén pech 1 En steeds liep hij te droomen over het tientje, zooals Rembrandt gedroomd moet hebben over zijn Nachtwachtwant Packer was een artist. Hij wou zoo'n biljet uitgeven. Hij wou de vólle voldoening van zijn schepping smaken. Hij wou zoo'n biljet in een kasregister zien verdwijnen, en het harde wisselgeld in zijn vingers voelen. Hij had vanavond geen pech. En de biljetten waren goed. Niets aan te merken. Ramon had niet eens het echte van het valsche kunnen onderscheiden. Als er een bank open was, ging hij er dóar zilver voor vragen. Hij ging een café binnen en vroeg een bittertje. Even greep hem de angst. Even dacht hij er aan, met het wisselgeld van de guldens te betalen, of desnoods met het echte bankbiljet, dat hij ineen apart zakje van zijn portefeuille had. Maar toen kwam de trots weer boven. Hij legde het eigen gemaakte bankbiljet op de toonbank. Terwijl hij het glas naar zijn lippen bracht, keek hij schuin naar den kastelein. Die nam het bankbiljet op en ging er mee naar het kasregister. Toen zag Packer hem stilstaan en het biljet bekijken, en 't vocht, dat door de keel van den kunstenaar ging, werd opeens dik en bleef steken, alsof het een kluit zaagsel was. Hij zag den kastelein praten met zijn vrouw, die verderop achter het buffet stond, en samen be- tuurden ze het bankbiljet. Toen kwam de kastelein naar hem toe. „Waar hebt u dit bankje ontvangen zei hij. ,,'t Is valsch." De heer Packer scheen wakker te schrikken uit een gepeins over belasting en schoenreparatie. „W'ót zegt u „Dat tientje is valsch. Hoe komt u er aan „Laat 'ns kijken.. Ja, hoe kóm ik er aan?" Hij rimpelde zijn voorhoofd. „Wacht, ik weet 't

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 26