No. 14
VRIJDAG 1 SEPTEMBER 1933
1443
leven Het was onnatuurlijk, zelfs voor een oude vrouw wat moest het dan
wel zijn voor Plashet Uit eigen vrije verkiezing zou hij zoo'n bestaan niet
kiezen, dat achtte Oswald wel zeker.
„Waarom kijk je zoo ernstig Heb je nog nagedacht over het onderwerp,
dat we gisteravond besproken hebben vroeg de oude dame, en zij legde
een hand op zijn arm.
Oswald ging zitten op den leegen stoel naast haar en spande zich in, om
opgewekt te spreken
„Natuur ijk 1 Denkt u zich maar even in mijn plaats in, dan begrijpt u
wei. dat het een erg aantrekkelijk onderwerp voor me is. Zei u niet, dat de
jonge dame vandaag hier zou zijn
„Ja, maar dat was een vergissing van me ze komt morgen pas. Kun
je nog een dagje geduld hebben
„Ik zal wel geduld moéten hebben we kunnen haar niet hier tooveren.
Vertelt u me maar vast wat is ze groot of klein, donker of blond, vrooliik
of ernstig
Hij boor zich naar haar over in een houding, die van levendige belang
stelling getuigde, en hij scheen volstrekt geen aandacht te hebben voor de
twee, die een eindje van hen vandaan zaten.
„Je nieuwsgierigheid lijkt me een goed teeken voor de toekomst," riep
de oude dame uit, en zij lachte even.
III. EDNA THORNTON.
Toen de oude dame en Agnes dien avond naar haar kamers waren gegaan,
noodigde Ronald Plashet den dokter uit, om een partijtje te schaken.
Zij speelden ruim een uur de secretaris scheen de tijdpasseering erg te
waardeeren en begon zich zeer ingenomen te toonen met de komst van dien
opgewekten,'blonden jongen man.
Hij was zelf een goed schaker, en kon dus het talent van Oswald voor
dat spel naar waarde schatten hij voorzag al een heele serie aangename uren
die hij met den logé slijten zou.
Bij het afscheid gaf hij hem hartelijk de hand, en zei
„Slaapt u lekker, dokter Heath. Het is een erg prettige afwisseling voor
me, dat u hier bent het zal me tenminste spijten, als u weer weg moet."
„Ik kan u het compliment tot mijn spijt niet teruggeven," kwam het
droge, half geeuwende antwoord. „Ik ben bang, dat 't een paar saaie Kerst
dagen zullen worden."
,,'t is nogal saai," gaf de ander toe het deed hem genoegen, dat de logé
zich niet door het een of ander op Ellerslie aangetrokken gevoelde en dat
gevoel had Oswald hem ook juist willen geven. „Als het weer omslaat, wordt
het wel beter. Dan kunnen we er eens uit trekken. Het landschap is best de
moeite waard."
„Dat geloof ik ook. Het lijkt me een echt stukje wilde, grootsche natuur."
„Laten we dan morgenochtend vroeg opstaan, om vast een beetje rond
te kijken. Sneeuwen' doet het niet meer."
„Neen maar de wegen! Brr Ik blijf maar liever in bed. Ik kan me
anders nooit permitteeren, om eens flink lui te zijn."
Met een slaperig lachje verwijderde Oswald zich.
Toen Ronald Plashet alleen was, lachte hij lang en stil.
„Wat een onnoozele
hals is dat," dacht hii
„een schuchtere, bedaarde
kerel laiig niet kwaad,
maar een kind in wereld-
sche wijsheid. Iemand,
die zich kalm zou laten
verkoopen, tweemaal ach
ter elkaar. Ik wil er hon
derd pond om verwed
den als ik hem vertelde,
dat er onder dit dak een
groot geheim school, zou
hij met zijn luie lachje
zeggen „eerst bewijzen!"
Hij schijnt al zijn hersens
aan 't schaken besteed te
hebben, want hij speelt
als de satan. Wat gek,
dat zoo iemand dokter is
geworden 1 Hij zal er wel
meer vermoord dan ge
nezen hebben."
Een half uur later
was er in het groote oude
huis geen geluid meer te
hooren Oswald meende
de eenige te zijn, die niet
door den slaap was op
genomen.
Hij had zich niet eens
ontkleed, zoo klaar wak
ker voelde hij zich, en
opeens nam hij 't besluit,
terug te gaan naar den
salon en een paar van de
tijdschriften te nemen, die
hij op de tafel had zien
liggen.
Jblanka onwhuld,
Hij trok zijn schoenen uit, en een paar vilten pantoffels aan, en bewoog
zich onhoorbaar door de galerij het duurde niet lang, of hij had gevonden,
wat hij was gaan zoeken.
Op den terugweg had hij juist de smalle trap bereikt, die naar beneden
leidde, naar de kamers van juffrouw Heath, toen hij iets hoorde, dat hem
stokstijf deed stilstaan een vroolijken, prettigen, helderen meisjeslach.
Als er een meubel was beginnen te spreken, had hij niet verbaasder
kunnen zijn. Agnes was het niet, die hij gehoord'had, want hij wist, weikê
kamer zij had, en het geluid kwam juist van den tegenovergestelden kant
en de huishoudster en de dienstbode waren boven in het huis.
Verder was er niemand dan de oude dame, Plashet, en hijzelf en die
konden geen van drieën op zoo'n manier lachen.
Wie was het dan geweest
Hij bleef op dezelfde plek staan, tot hij de kou bijna tot in zijn gebeente
voelde, maar hij hoorde het geen tweeden keer.
De tocht trok zwaar over de galerij, met een geluid, alsof de doode voor
vaderen droevig kreunden. En als om den heelen toestand nog griezeliger te
maken, kwam de maan gluren door een der gekleurde ramen tegenover hem,
en zette hem in een zwakken, blauwigen lichtschijn.
„Ik kan niet zeggen, dat het hier een vroolijke boel is," mompelde'hij,
terwijl hij doorliep naar zijn kamer, „en als Agnes Delmont er niet was, ver
dween ik morgen aan den dag. Of misschien bleef ik dan nóg wel. Er gebeurt
hier iets geheimzinnigs dat moet opgehelderd worden en dat zal ik
moeten doen. Ik moest maar eens gaan probeeren te slapen daar kan
een mensch nooit buiten lezen doe ik een anderen keer wel."
Hij sliep gezond en stond later op, dan hij gewoon was.
Het gesprek van den vorigen avond had hem we! lust gegeven in een
wandeling, maar daar was geen tijd meer voor, dus ging hij op zijn gemak
naar de eetkamer; tot zijn vreugde trof hij daar Agnes Delmont alleen.
„Ik ben blij, dat we even kunnen spreken," begon hij aanstonds, want
de tijd was kort. „Ik wou u vooreerst even vertellen, dat ik van dat ver
haaltje van juffrouw Heath over den dood van uw moeder geen steek
geloof."
„Ik geloof het ook niet," kwam zonder aarzeling haar antwoord. „Ik
durf bijna wel zeker te zeggen, dat mijn moeder nog leeft."
„Zoo denk ik er ook over. Misschien zult u nog een beetje hulp aan me
hebben ik ben namelijk van plan, zoo gauw mogelijk achter de waarheid
te zien te komen."
Er kwamen tranen van groote vreugde en dankbaarheid in haar oogen.
„Ik kan u r.iet zeggen, hoeveel goed u me met die bel"fte doet. U lijkt
me zoo sterk en zoo schrander, dat u zeker zult slagen, als u eenmaal iets
onderneemt."
„U schijnt heel wat gunstiger over mijn karakter te denken dan die
eigenaardige secretaris," zei hij.
„Vindt u hem ook zoo eigenaardig?" vroeg het meisje gespannen. j
„Buitengewoonen de oude dame ook."
„Er schijnt een soort zielsverwantschap tusschen ons te bestaan, dat we
zoo precies hetzelfde denken."
Zij lachte vroolijk, en hij merkte op, dat haar lach, hoe lief en meisjes-