No. 14 VRIJDAG 1 SEPTEMBER 1933 447 achtig ook, volstrekt niet leek op den lach, die hem eenige uren geleden zoo verbaasd had. „U hebt gelijk er bestaat zielsverwantschap tusschen ons dat heb ik al gevoeld, toen ik u zoo eenzaam op het stationnetje van Boxmorton zag staan. U moet me beloven, dat u niet leelijk over me zult denken, als ik u hier zoowat niet aankijk en weinig tegen u praat. Dat hoort bij mijn methode om dat geheim uit te vorschen." „O, dus u hebt het opzettelijk gedaan „Ja met boosaardigen opzet." Het stemde hem dwaas gelukkig, dat zij zich zijn schijnbare onvriendelijk heid aangetrokken bleek te hebben. „Maar nu vind ik 't niet erg meer," zei ze verlegen. „Ik zal 't u uitleggen," ging hij voort met een fluisterstem. „U zult wel al gemerkt hebben, dat Roland Plashet zoo vrij is geweest, tot over zijn ooren verliefd op u te worden. U zit te griezelen, zie ik en dat verwondert me niets. Enfin, als hij 't in zijn hoofd kreeg, dat ik te graag uw kant op kijk, zou hij me onder het een of andere voorwendsel het huis uit werken en dan zou ik u in geen enkel opzicht kunnen helpen. Begrijpt u „Ja. 't Is heel vriendelijk en attent van u." „En zult u probeeren, nergens over te tobben?" „Ik hoef nu niet meer te tobben. U hebt me zoo blij gemaakt, als ik dacht, dat ik nooit meer zou kunnen zijn. Ik weet zeker, dat u slagen zult." „Prachtig. Als ik u gerust en tevreden zie, heb ik belooning genoeg. U gaat hier de eerste dagen zeker nog niet vandaan „Moét ik eigenlijk niet weg Ik heb hier niet 't minste recht." Zij keek hem aarzelend aan, en er wós iets in zijn oogen, dat haar snel haar blik deed neerslaan. Op dit oogenblik kwam de secretaris binnen, en hij begon vriendelijk te spreken „Juffrouw Heath verzoekt u, vandaag niet te willen vertrekken, juffrouw Delmontzij zou u namelijk graag nog een keertje spreken." Het meisje beloofde aanstonds te blijven, gedeeltelijk, omdat zij den liefhebbenden blik van Oswald Heath nog duidelijk voor zich zag daarna gingen zij verder met hun ontbijt. Oswald bracht bijna dien heelen dag buiten doorhandig ondervroeg hij de dorpelingen over de bewoners van Eilerslie. Hij deed dit, zonder den indruk te geven, dat hij graag het een of ander weten wou, en zoo kwam hij spoedig alles te weten, wat er te vernemen viel. Juffrouw Heath was altijd een zonderlinge geweestzij vertoonde zich ongeveer nooit buiten de tuinen van Eilerslie. Reizen deed zij graag, dikwijls bleef zij maanden aan één stuk weg, en altijd werd zij vergezeld door haar pupil, juffrouw Thornton. Zij had dat meisje eenige jaren geleden uit het buitenland meegebracht, en scheen zich zeer aan haar gehecht te hebben. Drie maanden geleden hadden zij Boxmorton weer verlaten het perso neel wa- op „wachtgeld" gezet, gelijk vroeger al meermalen was gebeurd, en niemand wist, wanneer de oude dame terug zou komen. Een goede veertien dagen geleden waren zij teruggekomen, laat in den avond, zonder iemand verwittigd te hebben van hun thuiskomst. Er was natuurlijk niets voor hen in gereedheid gebracht en daar was de onredelijke oude vrouw zoo boos om, dat z'j aan juffrouw Thornton, die al haar zaken behartigde, bevel gaf, hen te ontslaan. Dit gebeurde, en 'n paar dagen later kwamen er uit een dergroote steden een nieuwe huishoudster en een dienstbode. Dit alles kwam Oswald Heath te weten, terwijl hij in den dorpsbazar post papier en envelop en stond uit te zoeken. Hij sprak de meening uit dat het nogal wreed was, het personeel zoo maar ineens te ontslaan, en vooral de huishoudster. „Nee, de huishoudster niet. Die was er niet. 7e is drie maanden geleden ziek gew rdcn n naar 't gasthuis gebrachtdat was precies een week vóór ze naar 't buitenland ging n, en ik heb verder niets meer van haar ,ehoord. 't Was een heel aardige dame. Mevrouw Delmont heette ze." Osw ld betaalde zijn inkoopen en vertrok, hij had goed werk gedaan dien dag. Hij wist nu, dat Margaret Delmont niet met haar meesteres naar het buitcnlar d vert okken was dus kon zij ook niet in Cannes gestorven zijn. Bij zijn terugkeer op Eilerslie vertelde juffrouw Heath hem, dat haar pleegkind even tevoren aangekomen was, en ze drukte hem op het hart, tegen over 't meisje geen woord uit te laten van hetgeen zij over haargesprokenhadden. us ze weet nog niets van uw plannen voor de toekomst vroeg hij. „Totaal niets. Ik zal me wel wachten, er iets over te zeggen. Ze heeft hooge opv .ttin, en, en trotsch is ze ook ze zou het uiterst kwalijk nemen, dat er zoo over haar beschikt werd. Het is mijn bedoeling, dat zij zich zonder dwan; naar onze plannen schikt." „Ik ben blij, dat u dat zegt. Ik zou het onaangenaam vinden, als zij om zoo te zeggen in net kom lot was," zei de jonge man, en hij keek naar Agnes Delmont en den secretaris, die aan het andere einde der kamer met elkaar stonden te praten. Wat stond er'n verlangen in de donkere oogen van den man en wat een koele onverschilligheid in de grijze oogen van t meisje! (Wocdl vervolgd) &fl toó doOÏ Jted&Uand. De Loosdrechtsche plasser

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31