EEK ENGEL ONDER OORLOGIW RAKKEN doopMORMA PATTEWOH
A
Op zaal 12 waren twee vechtpartijen voorgekomen. „Wat mankeert
jullie toch
Schaapachtig gegrinnik. „Ik weet niet hij is begonnen." „Wat?
Ikke Jij 1 lk weet niet meer, wat je gedaan hebt, maar je hèbt 't
gedaan. En als je nog durft te beweren van niet, zal ik je„Nou
nou laat jullie eikaar toch met rust. Geef hun maar ieder 'n stuk ijs in hun
mond, Amos, en een palmblad dan kunnen ze wuiven."
In de groote keuken was er een brandje uitgebroken. „Hoe is 't aange
komen, Charley ,,'t Is niet aangekomen de lucht deed 't die
vatte gewoon vlam."
Op zaal 17 had Jimmy O'Keef hooge koorts gekregen, en hij was zijn
thermometer op gaan eten, terwijl hij nonsens uitsloeg over een geramd machi
negeweer. En toen had Pop Knute zich uit zijn bed laten rollen, en hij had
zich kruipend en sleepend naar Jimmy's bed gewerkt, en hij had nog net
het laatste eindje van den thermometer van den ondergang kunnen redden.
En dien toestand vond de zuster, die anderhalve minuut weg was geweest.
Pop Knute had verstandiger moeten zijn. Als hij even kalm had nage
dacht, had hij kunnen begrijpen, dat 't even makkelijk was, of even onmogelijk
(dat zou in de operatie-zaal uitgemaakt moeten worden) om een completen
thermometer uit Jimmy's binnenste terug te halen, als twee derden, jimmy
had trouwens tóch al geen kans meer gehad. Maar nu had Pop de plannen
van het heele hospitaal in de war gestuurd hij had de meesterlijke in
spanning van den chef nutteloos gemaakt, en waarschijnlijk maakte hij een
taart met zeven-en-negentig kaarsjes onbruikbaar. Want morgen zou Pop
zeven-en-negentig worden, als hij het haalde, wat nu zeer twijfelachtig was.
Pop Knute was de oudste veteraan van den oudsten oorlog, die in eenig
staatshospitaal voorkwam. Hij was de trots en de roem van No. 80, en er
werden geen kosten of moeiten gespaard, om Pop zoo lang mogelijk in stand
te houden. Ieder jaar bakte de afdeeling voeding een verjaardagstaart voor
hem. Er is heel wat handigheid en beleid noodig, om zóó'n groote taart te
bakken, dat er zeven-en-negentig kaarsjes op kunnen. De opperkok had dit
jaar een heelen tijd moeten rekenen, met een potloodje en veel gekreun en
veel zweetdroppelen, op de keukentafel. Maar het was
hem toch gelukt. Eindelijk stond de verjaardagstaart,
kolossaal en feestelijk en besuikerd en omkranst, in de
provisie-kamer, een rood-met-witte symphonie van
keukenkunst, het voorbijgaan van nog slechts vieren
twintig uren afwachtend. En nu raapten ze Pop Knute
van den grond, met een dun staafje glas in zijn stijf toe
geknepen beenige vuist, en een trek van gemoedelijken
triomf op zijn bewusteloos gezicht. Enfin, zoo 't loopt
loopt 't. Je kunt een ouden soldaat geen nieuwe kunstjes
leeren.
Tegen tienen was de gesteven witte uniform van
Jenny versmolten tot een slappen lap, en haar bruine
krullen lagen als platte natte ringen tegen haar voor
hoofd geplakt, en haar muts toonde een duidelijke helling
naar stuurboord. „Oei 1 Nog één zoo'n dag, en we heb
ben geen brand meer noodig om te verbranden. De
heele boel smeult zóó weg."
Zij ging 'n hoek om, en merkte, dat zij voor Windy's
kamer was. Zij had dezen kant heelemaal niet opgewild
en zij had hier om dezen tijd ook niets te doen, maar
Jenny's voeten schenen met alle geweld met Jenny's
hart mee te willen naar Windy's deur.
„Ik zal even door 'n kiertje kijken om gedag te
roepen."
Hij lag koel en rustig in zijn kussens, met zonne
schijn op zijn blonde haar hij scheen onaandoenlijk
te zijn voor de hinderlijkheden, die zijn kameraden zoo
kwelden.
„O, ben je daar, Jenny. Zeg, waarom maken ze
toch'zoo'n opschudding op de zalen?"
Zij keek heen en weer de gangen door, en glipte
KORTE INHOUD VAN HET
VOORAFGAANDE.
Het weesje Jenny Guest wordt buiten door
haar tante opgevoed. Deze komt bij een
brand om het leven en het jonge meisje
trekt alleen naar de stad. Daar wordt zij
ontroerd door het zien van een oorlogs
invalide en zij herinnert zich een droom uit
vroeger jaren, waarin duizenden verminkte
soldaten voorbijschreden. Zij slaagt er in
haar opleiding tot verpleegster te vol
tooien en wordt aangesteld in het vete
ran enhospi taalwaar Dr. Huffy directeur
is. Jenny maakt kennis met hem, met de
hoofdverpleegster, met Amos, den hos
pitaalsoldaat, en met haar zaal 17. Zij gaat
spoedig geheel in haar moeilijke taak op.
De verminkten bewonderen en vereeren
haar. Jenny maakt plannen om de Kerst-
- dagen voor de soldaten zoo aangenaam
mogelijk te doen zijn. De vrouw van een
der verpleegden. Windy, die naar hem toe
zou komen, verongelukte, terwijl zij, in
strijd met haar belofte, op weg was naar
een feest. Jenny weet de redactie van een
der groote kranten over te halen het
bericht niet op te nemen, zoodat Windy
gelooft, dat zijn vrouw is verongelukt op
weg naar 't hospitaal. Kort daarop vraagt
een der verminkten haar ten huwelijk. Het
wordt Jenny te machtigzij vraagt verlof.
Maar zij keert spoedig terug naar haar
werk. De invalide huwelijkscandidaat sterft
naar binnen, om er even een gelukkige minuut van af te nemen. 7
Zij wist, dat hij al het nieuws over de jongens en zoo van
haar hebben moest, en dus begon zij, tegen de deur leunend, en zich inspan
nend, om haar hart uit haar oogen te houden, te vertellen over Pop Knute en
Jimmy O'Keefover de verjaardagstaart en de smart en de wanhoop van
den chef-kok, die zooveel kaarsjes verloren zag gaan.
Ondanks het tragische geval lachten zij veel.
„Kun je niet nog een beetje blijven, Jenny 't Doet zoo goed om eens te
kunnen lachen."
Maar Jenny kon niet. „lk kom op een drafje terug, zoodra ik tijd heb.
Met haar hand op den knop van de deur bleef ze nog een seconde staan, en
haar hand beefde, want hij had haar noodig.
Toen zij buiten kwam zag zij denjongsten zaaldokter de kamer van Michael
Fort uitkomen, heel langzaam, met gebogen hoofd. Jenny's hart stond stil.
Zij bleef staan, om hem op te wachten, en zij strekte een hand uit, smeekend
om een geruststelling. Maar de jonge dokter, geheel opgaande in zijn eigen
sombere gedachten, liep voorbij, zonder Jenny te zien.
Zoo. Dus ze raakten Michael Fort kwijt. Dat was dubbel hard, omdat
zij het voelde als een persoonlijke mislukking. Toen Michael Fort uit een ander
hospitaal hierheen kwam, drie maanden geleden, had dr. Huffy Jenny op zijn
bureau geroepen.
„Weet je, wat zoo ongelukkig is met dien jongen, Jenny Hij wil niet
beter'worden. Hij stelt nergens meer belang in. Hij had in den oorlog een groo-
ten naam een echte waaghals, zeggen ze een adelaarsnatuur vliegen
in de wolken thuis enfin, je begrijpt.Hij bewoog moedeloos zijn handen.
Jenny hief haar blik naar het raam, naar den eindeloozen, zeeblauwen
hemel. Eerst een vliegtuig en nu een ziekenwagentje
„Als we hem maar wakker konden krijgen als hij maar praatte
als we hem maar weer een beetje belangstelling in 't leven konden geven 1"
Hij keek Jenny aan hij keek in haar eerlijk gezichtje, en in de bruine
oogen, waarin haar ziel geschreven stond. En het gezicht van den ouden dokter
nam zachtere trekken aan. „Als er iémand is, die 't kan, ben jij 't, Jenny."
Als 't maar lente geweest was, of herfst, of zelfs
winter dan zou 't haar niet mislukt zijn, dacht Jenny.
Maar de felle,'onafgebroken hitte van een regenloozen
zomer had haar tegengewerkt. Die kluisterde je met een
hopelooze matheid. Haar voeten wogen ieder duizend
kilo, haar handen waren te zwaar om op te tillen, en
haar oogleden ook. Zij had zin, om maar zóó te gaan
liggen, hier op den harden vloer, en haar oogen dicht
te doen, en zich niet meer te bewegen, nooit meer.
Maar Jenny wist, dat zij het alleen voelde, als zij stil
bleef staan en er over nadachtals ze maar den heelen
dag vloog, dan had ze er geen tijd voor. Michael Fort
had niets anders te doèn, dan er over nadenken daar
om bezweek hij ook.
Hij was naar No. 80 gestuurd, omdat verandering
noodig geacht werd en dr. Huffy was een erkend
specialist voor ziekten van de ruggegraat. In 't begin
had dr. Huffy er nogal hoop op gehad. Hij had er Jenny
aan gezet want hij had in haar geloofd. Jenny was
niet geslaagd. Michael Fort wou maar niet beteren. Hij
lag den heelen dag naar den muur te staren, met een
vreemde leegheid van blik in die groote heldere oogen.
Hij wou niemand bij zich hebben. Hij had nog nooit
over den oorlog gesproken. Eéns was er een arme stak
ker, met de vrijmoedigheid der onnoozelen, op Michael's
drempel komen staan en die had luchtig gezegd
„Jij bent bij de luchtvaart geweest, is 't niet, Fort
Toen was het gaan bliksemen. Eerst in Michael's
oogen. Toen in zijn arm. Een glas water ging rakelings
langs het oor van den man op den drempel.
Hij was te verbaasd, om zich te bewegen, en riep uit
„Dót is nou toch waarachtig het toppunt 1"