DOOR C. FREDERICK-HEARD
mm
In de hall klonk er een bel, en de oude dame schrok, also'f er een schot
was gelost. Even later kwam de dienstbode binnen.
„Mevrouw, dokter Reynolds vraagt u te spreken."
„Hoe zeg je
„Dien ken ik...." begon juffrouw Heath, maar zij brak den zin af, en
zei op een heel anderen toon
„Zeg maar, dat ik niemand ontvangen kan. Zeg maar dat ik ziek ben."
Het meisje ging heen, maar kwam bijna onmiddellijk terug.
„Hij zegt, dat hij u noodig spreken moet. Hij gaat over 'n paar dagen het
land uit, dus hij kan niet terugkomen."
Juffrouw Heath stond op, en Oswald merkte op, dat de gehandschoende
handen beefden, toen zij driftig uitriep
„ik kan hem niet te woord staan. Plashet, ga naar hem toe en zeg, dat
ik ziek ben. ik wil hem in geen geval zien."
De secretaris ging, en onmiddellijk vertrok zijn meesteres naar haar eigen
kamer, waar zij zich opsloot.
Toen kwamen stemmen, in luide woordenwisseling, dichterbij.
De deur werd opengeworpen, en er verscheen een oude man, bijna blauw
van woede, die opgewonden uitriep
„Kan ik haar niet spreken Dat zult u eens zien. Als ze ziek is, moet ik
juist naar haar toe ik heb haar jaren lang behandeld vóór ik naar I.onden
verhuisde, en we zijn altijd de beste vrienden van de wereld geweest. Dacht u,
dat ik door Boxmorton kon komen, zonder haar even de hand gedrukt te
hebben? Geen kwestie van!"
Hij stond nu midden in de kamer, en keek de twee jongere menschen strijd
lustig aan.
Oswald merkte op, dat de secretaris doodsbleek was geworden en óver al
zijn ledematen beefde. En wat keek hij opgelucht, toen hij bemerkte, dat de
oude dame niet meer in de nabijheid was
„Juffrouw Heath is naar haar kamer. Zij voelde zich niet wel en wou
rust hebben," zei Agnes Delmont 'rustig, met de prijzenswaardige bedoeling,
den opkomenden toorn van den bezoeker te verzachten.
„Maar weet ze wel, wie er is Heeft ze mijn naam wel verstaan vroeg
de oude heer ongeïoovig.
„Ja, Reynolds, is 't niet Maar ze bleef bij haar besluit, niemand te
ontvangen."
„Dan heb ik niets meer te zeggen. Maar als iemand me had gezegd, dat
Maria Heath zich ooit zoo onhebbelijk zou kunnen gedragen tegen zoo:n
ouden vriend, dan had ik hem voor lasteraar uitgemaakt."
En woedend en verbaasd, vechtend om de trekken van zijn bloedrood
gezicht in bedwang te houden, verdween de oude heer.
„Zoo'n antiek stuk onweer riep Plashet, nadat hij hem uitgeleide had
gedaan. „Toen ik hem de boodschap'gaf, zei hij: Jongmensch, je weet niet
waar je 't over hebt ik zal zelf wel even gaan kijkenIk ben blij, dat u
hem nebt aangesproken, juffrouw Belmontuw stem scheen hem rtiet zoo
op te winden als de mijne."
„Ik heb iets gezegd, omdat ik 't zoo zielig voor hem vond. 't Was wel
een beetje eigenaardig van juffrouw Heath, vindt u ook niet
„Jawelmaar zoo is ze nu eenmaal. Ze kan de onverwachtste dingen
doen, en op visite is ze heel weinig gesteld. Den laatsten tijd heelemaal niét,
omdat ze hoe langer hoe meer last van rheumatiék krijgt. Ik heb wel eens
gehoord, dat menschen van over'de zeventig allerlei vreemde grillen hébben,
en wie probeert, ze daarvan af te brengen, loopt eenvoudig met zijn hoofd
tegen een muur. Ik voor mij neem haar maar, zooals ze valt, en ik zou' u
raden om 't zelfde te doen. Ik ben blij, dat juffrouw,Thornton er weer is; die
kan nog het beste met haar overweg."
„Wien hoor ik daar ijdel mijn naam gebruiken riep een heldere, door
dringende stem, en een slank meisje met goudblond haat kwam binnen.
Zij was gekleed in een japon van soepéle witte stof, die tot op haar voe
ten neerhing. Er kwam op haar roode lippen een glimlach, wat verlegen, maar
hartelijk, toen zij den jongen dokter zag, en de hand uitstekend zei ze
„U bent zeker meneer Heath? Juffrouw Heath heeft me al een massa
over u verteld. Hoe vindt u Ellerslie
„Ik heb er nog niet genoeg van gezien, óm er een oordeél over uit te
spreken," antwoordde hij, terwijl hij haar slanke hand in de zijne nam en
bewonderend in haar levendige oogen keek.
Zij wendde zich tot Agnes.
„En u bent juffrouw Delmont? Ik heb over u ook al wat gehoord. Ik
hoop maar, dat u niet te gauw weg zult willen van Ellerslie. Ik vind 't veel
te prettig, in dit eenzame huis weer eens een meisjesgezichtje te zien. Ik
heb al gedacht, of u die betrekking van gouvernante er niet aan zou willen
geven dan zou ik juffrouw Heath wel over weten te halen', om u voor gezel
schap hier te houden. Ik ben erg goede vrienden met uw moeder geweest, en
nu zou ik het ook graag met u worden. Ik heb er erg veel verdriet van gehad,
dat mevrouw Delmont stierf."
Agnes beantwoordde met 'n,paar goed gekozen woorden die hartelijke
toespraak toen vroeg zij, hoe juffrouw Heath het nu maakte.
„Niet zoo erg best. Ze zal wel niet meer.beneden komen vandaag." Toen
sprak ze weer tot Oswald: „lk had eigenlijk bij haar willen IVfp. 'X
blijven, maar ze wou beslist, dat ik mijn beste japon aantrok
en naar beneden ging, om u gezelschap te houden. U hebt misschien al ont
dekt, dat het een soort waanzin is, tegen haar wenschen in te gaan. Als ze
eenmaal iets in haar hoofd heeft, moet het gebeuren ook. Ik zal thee
laten komen, dan kunnen we 't ons een beetje gezellig maken.'.'
Er vólgde nu een zeer aangenaam uurtje zij waren alle vier in een uit
stekende stemming.
De overtuiging, dat haar moeder nog leefde, ondanks al, wat zij gehoord
had, verjoeg de smartelijke uitdrukking van Agnes' gezichtgaf haar zelfs,
te zamen mét een andere gedachte, een groote blijdschap.
Waarom was het, alsof haar hart wild opsprong, zoo vaak zij den blik
van Oswald Heath ontmoette? Was het mogelijkhield zij van hem?
En zou zulk een man kunnen houden van zoo'n arm, eenvoudig meisje als
zij was
Die vragen stelde zij zichzelf herhaaldelijk, en diep in haar binnenste
groeide de zekerheid, dat het niet alleen mogelijk, maar waar was.
Zij was benieuwd, hoe hij over Edna.Thornton dacht. Wat was zij mooi!
Wat deed zij haar best, om het hun aangenaam te maken Hoe vaak klonk
ha'ar eigenaardig welluidende lach op Agnes vroeg zich af, wat Heath ge
zegd kon hebben, dat zij zoo vroolijk deed.
Het vermoeden, dat hij volgens een bepaald plan handelde, kwam niet
in haar op.
Oswald -had zich de zekerheid verschaft, dat het de lach van Edna Thorn
ton was, dien hij had gehoord in de stilte van den nacht, en hoe. vaker hij nu
dien lach opnieuw hoorde, hoe opgewondener hij werd.
Na de thee bood Edna Thornton aan, met hem eenj. rondgang door het
huis te maken zij drukte er haar verwondering over uit, dat hij nog niet op
verkenriing uit was geweest.
Oswald aarzelde, want'hij wist zeer goed, dat Agnes uiterst ongaarne met
Plashet alleen bleef. Er was'échter geen ontkomen aan. Het jonge meisje, dat
ais gastvrouw optrad, scheen zijn zwijgen als een toestemming op te vatten
en was al bij de deur.
Bijna smeekend volgde Agnes Delmont hem met haar blik. Een oogenblik
voélde zij 'n krachtige neiging, om hem te volgen, hoewel juffrouw Thornton
niét onduidelijk had laten blijken, dat zij Oswald graag voor zich alleen hield.
Zij leunde achterover in haar stoél en deed haar best, om de vreemde vrees
te overmeesteren, die in haar opkwam.
De secretaris was al bij haar, en lang vóór zij genoeg moed bijeen had
kunnen krijgen, om het hoofd op te heffen, voelde ze zijn doordringenden blik.
Toen ze opkeek glimlachte hij en hij zei zacht
„Mooi zoo. Ik geef toe, dat 't heel prettig is, naar uw haar te kijken, maar
uw gezicht is het mooiste en liefste, wat ik ooit gezien heb."
Zij gaf geen antwoord. Hij bleef haar glimlachend aankijken, en ging
zoetsappig voort
„Het lijkt me haast niet mogelijk, dat ik u nog maar zoo kort ken. Weet
u wél, 'dat ik erg véél van u houd
,,'U kent me precies twee d'agen riep zij uit, met een gedwongen lachje.
„Liefde stoort zich aan geen tijd."
Met een onverwachte beweging greep hij haar handen en hij trok haar in
zijn armen hij lachte om haar tegenstand en kuste haar, tot haar gezicht
vlamde van verontwaardiging.
„Zoo'n klein rakkertje Ik dacht niet, dat je zoo sterk was. Ik was de
eerste minuut'al verliefd op je, toen ik je zag staan, heelemaal onder de sneeuw,
en ik zal wel zorgen, dat je van mij gaat houden ook Ik heb mijn heele leven
mijn zin wéten te krijgen. Er zijn er wel meer geweest, die in 't begin tegen
spartelden. Probeer 't maar niet meer, lieveling zoet kléin engeltje ik
ben je toch te stérk af, dus gééf maar liever dadélijk toe
Maar zij bleef worstélen, tot hij. met een verward lachje, haar losliet
aanstonds greep Agnes een bronzen vaas en hijgend riép ze
„Als u nog eens probeert, bij me te komen, gooi ik.gemeene lafaard
Inwendig verwensehte hij zichzelf om zijn dwaze overijling. Hij was bang,
dat hij te ver was gegaan. Erg veel zelfbeheersching had hij nooit gehad
nu besloot hij, die deugd te gaan beoefenen en zijn tijd af te wachten.
„U lijkt me nogal een gevaarlijke jongedame," zei hij schertsend, maar
met een afstoótelijke schittering van zijn oogen.
„Als ik met zulke menschen als u te doen heb, bèn ik gevaarlijk."
,,'t Js toch geen misdaad voor een man, dat hij van een meisje gaat
houden
,,'t ls een groote gemeenheid, zijn zoogenaamde liefde op te dringen, waar
die niét in den smaak valt. Ik vergeef het u nooitIk ben nog nooit zoo be-
leedigd, en ik zal er heusch niet gauw overheen komen."
De woedende minachting van haar blik trof hem als een zweepslag op
dat oogenblik wist hij zelf niet, of hij haar liefhad of haatte.