No. 15 VRIJDAG 8 SEPTEMBER 1933, 479 En Agnes en Oswald verbaasden zich ten zeerste, dat Edna Thornton en Plashet gingen zitten, zonder juffrouw Heath ook maar één keer te noemen. Het was, alsof ze haar bestaan vergeten waren. De jonge dokter keek verwonderd van den een naar den'ander en zei „Is onze gastvrouw heusch van plan, den heelen dag op haar kamer te blijven'? Zou u haar niet kunnen overhalen, om met ons te komen lunchen „Dat hoef ik niet eens te probeeren," antwoordde Edna. „Als zij iets zegt, meent zij het ook ik heb heusch den moed niet, haar tegen te spreken." „Is ze weer goed vandaag?" „De rheumatiek is erger dan anders. Maar verder is ze gewoon." „Ik zal haar vragen, of ik haar eens iets mag voorschrijven. Ik ben dokter, zooals u weet, en ik heb nogal ondervinding van rheumatiek." Hij zei dit met groote beslistheid. „Begint u daar alstublieft niet over Ze zal zich erg beleedigd voelen, als u haar zooiets voorstelt," zei Edna Thornton, met plotselinge, zeer duidelijke bezorgdheid. Oswald zei toen maar niets meer hij scheen te berusten, maar hij nam zich voor, de oude dame eens op te zoeken, om zelf een oordeel te vormen over haar gezondheidstoestand. Zij was zijn bloedverwante, dus had hij het recht, om haar op te zoeken. Hij vond er iets onnatuurlijks in, dat hij hier zat, aan héér tafel, tusschen enkel vreemden, en het gevoel, dat er iets niet in orde was, werd al krachtiger en krachtiger. ledereen, die het doen en laten van Edna Thornton gadesloeg, zou gezegd hebben, dat zij de meesteres was in dit huis en wat Plashet betreft Oswald kon zijn ergernis bijna niet inhouden, als hij aan dien man dacht Na den maaltijd gingen zij naar 't gezellige vertrek, waar hij op den avond van zijn aankomst juffrouw Heath gesproken had. Er stond een piano in een hoek, en met koele beleefdheid vroeg de secretaris aan Agnes, of zij wat voor hen wilde spelen. Gewillig ging zij zitten, en zij speelde een ouverture en een bloemlezing uit een opera, tot blijkbaar genoegen van Plashet. Hij bleef voortdurend aan haar zijde hij sloeg de muziekbladen om hij bleef zoo lang staren naar haar lieve trekken, dat Oswald bijna niet kon na laten, hem tegen den grond te slaan. (Wordt vervolgd.) maar even over vertrekken begint. En ik verzeker u, dat ze lang niet makke lijk is, als ze boos wordt," zei Edna Thornton, die haar zelfbeheersching weer had herwonnen. „Denkt u, dat ze mij zou willen ontvangen? Ik zou er haar graag zelf even over spreken." „Ik weet zeker, dat zij u niet zal ontvangen," kwam prompt het ant woord. „Ze wil vandaag absoluut alleen blijven en niet gestoord worden. Zulke dagen heeft ze wel meer. Ze is van tijd tot tijd liet ongezelligste mensch op de wereld, en dan durf ik niet eens bij haar te komen. Ze heeft me vanmor gen letterlijk buiten de deur gezet en gezegd, dat ik u en meneer Heath maar bezig moest houdén vandaag. Jongelui mogen niet binnen blijven met zulk mooi weer, zëi ze, dus we moesten ons maar goed inpakken en er op uit trek ken. Ze heeft meneer Plashet permissie gegeven, om mee te gaan en ik geloof, dat hij die vriendelijkheid lang niet genoeg waardeert." „Dat doe ik wél I" riep haastig de secretaris, „en ik ben van plan, er zoo- veel mogelijk van te profiteeren. 't Is een pracht van een dag en 't heeft - hard gedooid vannachtik geloof, dat we best naarChigton kunnen wandelen. Dan zijn we net voor de lunch terug. Wat vindt u, juffrouw Thornton „Ik wou net hetzelfde voorstellen. Hebt u zin Zij keek eerst Agnes en toen Oswald aan. „Als u 't niet erg vindt, blijf ik maar liever hier," zei Agnes, in haar angst, dat zij met den onverdraaglijken Plashet opgescheept zou worden. „Juffrouw Perkins zal wel wat voor me te doen hebben, zooals gisteren...." „Wat een onzin Ik denk er niet over, u alleen thuis te laten. Als u niet meegaat, gaan wij ook niet." „Gaat u maar mee. Het zal ons allemaal goed doen," zei Oswald, en hier op gaf het meisje toe. Het werd echter allesbehalve een prettige verpoozing voor haar. Zooals zij wel voorzien had, ging Edna Thornton met Oswald vóór loopen en liet haar met den secretaris volgen. In het begin gedroeg hij zich tamelijk wet; beleefd hielp hij haar over ruige en glibberige plekken heen,; maar later toen de afstand tusschen hen p. en het andere paar grooter werd, kwam er weer een loerende blik in zijn schit- R terende oogen, en ieder woord, dat hij sprak, was een liefkoozing. Agnes probeerde, door haar pas steeds te verhaasten, de anderen in te halen, maar ongelukkig genoeg struikelde zij, en ze zou ge vallen zijn, als hij haar niet had opgevangen. Met een tevreden lachje klemde hij haar arm stevig in den zijnen. „Zoo komen we veel beter vooruit, 't Schijnt weer te k vriezen, want dit is al de derde keer, dat u uitglijdt." Zij probeerde haar hand weg te trekken, maar hij glim- lachte en hield haar nog steviger vast. Misschien was 't maar het beste, de zaak niet te gewichtig op te nemen, dacht zij ze verzette zich - niet meer, maar wandelde voort, recht voor zich uit kijkend met een paar oogen, die zacht glansden als sterren. Zij wist zelf niet, hoe betooverend lief zij er dien dag uitzag. De frissche wind, en haar innerlijke'onrust, hadden een zachten blos gebracht in haar satijnig wijtte huid, en een paar krulletjes van haar glanzend haar dansten op haar slapen. lederen keer, dat Plashet haar in 't gezicht keek, voelde t hij een wild'verlangen, om haar aan zijn borst te drukken. Alleen de herinnering aan den vorigen avond weerhield hem, aan zijn onstuimige gevoelens toe te geven. „Hebt li me nog niet vergeven,?" zei hij zacht, toen zij eindelijk op den terugweg waren. „Ik begrijp nu zelf niet, dat ik me zoo krankzinnig heb kunnen aanstellen. Ik heb geen rust meer, zoolang u 't me niet vergeven hebt." Zij dacht er niet aan, te doen, alsof zij hem niet begreep. Hoe zou ze het kunnen, terwijl de herinnering aan zijn walg lijke kussen nog zoo levendig was? Er kwam een harde trek in haar jong gezicht, toen zij ijzig antwoordde,: „Ik zou 't liefste hebben, dat u er geen woord meer over zei. Ik verzeker u, dat ik het buitengewoon graag heelemaal zou willen vergeten." „Dus we zijn weer vrienden „Vrienden 1" riep ze uit, met een bitter lachje. „Zoo heb ik nog nooit iemand genoemd, dien ik. nog maar zoo kort kende. Ik begrijp niet, hoe u zulke onzinnigheden zeggen kunt." Hij beet zich op de lip, en bleef eenige minuten knorrig zwijgen. Hoe kwam hij door die ijzige terughouding heen? Al deed hijv nog zoo zijn best, hij kon maar geen glimlach krijgen op haar lippen, of ook maar eenige verzachting brengen in de uitdrukking van haar mooi, koel gezichtje; Hij vermoedde niet, dat er achter dat masker van veront waardigden trots een vrees school, die groeide en groeide, iedere minuut, en dat zij in stilte het voornemen 'maakte, nooit meer met hem te gaan loopen. Iedere blik uit zijn onaangenaam glinsterende, oogen gaf haar een gevoel van koude onpasselijkheid. Nog nooit had zij voor een mensch zoo'n afschuw gevoeld. Hét was haar een onuitsprekelijke 'verlichting, toen zij op Ellerslie terugkwamen en plaats némen aan de tafel, waar de lunch gereed stond. Op tai* daox Jfed&Uand. De jeugd van Nijmegen bij de oude St. Stephenskerk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31