i
I
DE KLOMPEN-INDUSTRIE
Het zagen van
den boomstam.
De klompenbeurs te
Clinoe in vollen gang.
VRIJDAG 8 SEPTEMBER 1933 Na 15
De arbeid die voorafgaat aan
de vervaardiging van de klom
pen. Het klieven
van het hout,
waaruit de
klomp wordt
gemaakt.
een behoorlijk stuk brood erkennen, maar dit
neemt niet weg, dat de steun, welken de Regeering
aan diverse takken van industrie verleent, op den
duur onze sympathie niet heeft. Niet omdat wij
aan bepaalde industrieën hun bestaan niet gunnen.
We zouden niets liever zien, dan dat elke industrie
het goed maakte, en haar beoefenaars er wel bij
voeren.
Maar juist omdat hier sprake is van een histo
risch verschijnsel, een economische noodwendig
heid, daarom achten wij het niet juist, elke indus
trie te steunen.
Bezien wij dit historisch, en b.v. met betrekking
tot de meekrap-industrie. Stel dat de regeering
in dien tijd deze industrie
eens steun had verleend.
Het ware geld werpen ge
weest in een bodemloo-
zen afgrond. Want er
was hier geen sprake van
een tijdelijke depressie,
maar van een industrie,
welke zichzelve overleefd
had, en die niet kunst
matig in het leven kon
worden gehouden.
Zoo is het ook met de
zoutindustrie, voor Zee
land in oude tijden een
belangrijke industrie, ge
gaan.
En nu de klompen
industrie.
Is het gewenscht, is het
aardig, om ter gelegen
heid van de Zeeuwsche Klompenbeurs te Clinge
dergelijke critische tonen te laten hooren Mis
schien niet aardig. Maar o.i. wel noodzakelijk. Men
denke vooral niet van onze inleiding, dat wij
willen beweren, dat de klompenindustrie niet
gesteund zou moeten worden. Maar wei willen wij
waarschuwen voor een te optimistischen kijk op
deze industrie.
Want men heeft er hier rekening mee te houden,
dat het in dit geval niet gaat om een bedrijf, dat
uitsluitend door de huidige crisis is aangetast,
maar een, waarin al langer de klad is, hetwelk een
gevolg moet worden genoemd van het feit, dat de
menschen minder klompen dragen. Weliswaar
Het is in de we
reld nu een
maal zoo ge
steld, dat alles zijn
tijd van opkomst,
bloei en verval heeft.
Men kan dit betreu
ren, er aan te ver
anderen valt niets,
en degenen, die toe
vallig in een tijd van
verval leven, moeten
dit vanzelfsprekend
aanvaarden.
Men begrijpe goed,
dat wij een ieder het
beste toewenschen,
en dat wij het recht
van een ieder op