«F*
PAT EN ZIJN OLIFANT
Door William Lock
Het Vrijheidsbeeld van New York, dat een halve eeuw de haven van de kolossale stad heeft bewaakt. Zooals men ziet staat het hooge beeld, dat
vuurtoren dienst doet, op een klein eilandje in de haven, dicht bij de wolkenkrabbers van New York.
Half huilend zat Pat Buffy op den rand van zijn
bed. Beteuterd keek hij zijn buurman aan,
een goochelaar zonder engagement op dat
oogenblik.
„Heb ik niet altijd pech?" klaagde hij. „Eerst
ben ik zoo dik geworden, dat Clara en ik ons
nummer in het variété niet langer konden spelen.
Toen had ik goeie hoop op de erfenis van mijn neef
Willem, je weet wel, die een circus had. Met zijn
geld wilden Clara en ik een kleine farm beginnen.
Ze is zelfs op 't moment juist gaan kijken in de
buurt van Hertford of daar niet iets geschikts te
krijgen is. En nu krijg ik een brief van den notaris,
dat ik eenig erfgenaam ben, maar dat er na aftrek
van alle schulden alleen een olifant over is. Die
wordt nu hierheengestuurd. Weg farm Weg
rustig leven 1 Nu kunnen m'n vrouw en ik weer
een nieuw nummer gaan instudeeren. Wat moet
ik beginnen met een olifant"? Een luizige olifant."
„In den brief staat niet, dat het een luizige
olifant is. Misschien is 't een prachtbeest. Probeer
'm te verkoopen, Pat."
De raad leek goed, maar drie dagen hadden
Pat de zekerheid bijgebracht, dat er absoluut geen
vraag naar olifanten was. Geen circus, geen dieren
park had behoefte aan een olifant. Den vierden dag
werd hij uit zijn droef gepeins opgeschrikt door
een geweldig getier op straat. Hij liep naar het
venster, vanwaar hij een tooneel zag, dat hem deed
huiveren. Omringd door honderden kinderen
stond daar een groote olifant, met zijn slurf in
een vuilnisemmer, op zoek naar sinaasappel- en
bananenschillen.
„Buffy klonk een stem, beneden aan de trap.
„Of u even beneden komt. Direct."
Pat, in zijn overhemd, ging de trap af, of hij in
zijn graf daalde. Een stevig gebouwde vracht
rijder sprak hem aan. „U is meneer Buffy Ja
Hier maar even teekenen voor ontvangst."
„Ik.ik.wil dat beest niet hebben."
De man keek hem dreigend aan. „O nee Laat
ik je dan eens wat vertellen. Teekenen, zeg ik je 1
Ik moet dat ongeluksdier aan je af leveren. De
maatschappij heeft er niets meer mee te maken.
Hij heeft toch al twee schotten ingedrukt van het
pakhuis. En ik heb voor gek met hem door de stad
gesjouwd. Teekenen 1"
Pat begreep, dat hij tegen den gespierden kerel
geen kans had. Met onzekere hand plaatste hij
zijn handteekening, die zijn noodlot bezegelde.
Als om te erkennen, dat het eigendomsrecht
overgedragen was, kwispelde de olifant met zijn
slurf spelend in Pat's richting, hetgeen een vreugde-
gehuii van twee honderd kinderen uitlokte. Pat
greep het einde van het touw, dat om den hals
van het dier gebonden was. En nu
„Heidaar riep een agent. „Is dat beest van u?"
„Ja. Nee. Ja, maar ik wil het niet hebben."
„Niets mee te niaken. Maar parkeer 'm ergens
anders, hè
„Maar.maar.huilde Pat bijna. „Waar
zal ik 'm heenbrengen, agent
„Mijn zaak niet. Hier in elk geval niet. Schiet
nou op, of u krijgt een bekeuring voor het veroor
zaken van een oploop."
„Wacht dan even tot ik boven mijn jas aangescho
ten heb, agent."
Het duurde lang voor Pat zijn jas gevonden had
hij zou er voor onbepaalden tijd naar gezocht heb
ben indien de agent niet ongeduldig begon te
roepen. Vijf minuten later leidde Pat den olifant
aan het touw door de straat, gevolgd door de menig
te. Het eerste ongeluk gebeurde op den hoek van de
volgende straat. Daar moest Pat uitwijken voor
een bus. Een geschreeuw klonk, een geloop van
werklieden die zich in veiligheid brachten, een ge
kraak van planken, een doffe bons, en het touw werd
zoo heftig uit Pat's handen gerukt, dat hij bijna
viel. Toen hij weer bij zijn volle zinnen was, zag hij
alleen den kop van zijn olifant nog boven het pla
veisel uitsteken het dier was door de planken ge
vallen boven een gat in de straat, waarin een kabel
werd gerepareerd. Binnen vijf minuten waren
duizenden menschen in de straat verzameld
er werd geschreeuwd om politie en brandweer.
De olifant zelf scheen het geval nog niet zoo onaan
genaam te vinden hij keek althans tamelijk verge
noegd in het rond. Het verkeer was intusschen
volkomen geblokkeerd onafzienbaar ver stonden
de auto's, het publiek vocht om dichtbij te kunnen
komen.
„Wel verduiveld, haal dat monster d'r uit 1"
tierde de opzichter van het werk.
„Wat.... ik?" stotterde Pat. Tot overmaat
van ramp trapte de olifant nog een waterleiding-
pijp lek, zoodat het gat volliep. Daar het een heete
dag was, leschte de olifant eerst zijn dorst en
spoot daarna slurven vol modderig water over zijn
rug, waarbij ook de omstanders hun deel ontvingen.
Iedereen vocht nu weer om zoo ver mogelijk uit
de buurt te komen.
Twee uur later was de olifant door den kraan
wagen van de brandweer veilig op straat geheschen;
de persfotografen klapten hun camera's dicht, de
bioscoopman van het wereldnieuws had meters
film verbruikt en Pat had zijn eerste bekeuring
te pakken.
„Pardon," zei een belangstellend toeschouwer,
„maar waar gaat u met dat beestje heen?"
„Ik weet 't niet," huilde Pat nu echt„ik weet
't niet. Ik wou dat 'k hem kwijt was".
De toeschouwer, die er als een militair uitzag,
grinnikte. „In Ryskill woont een oude vriend van
mij, die in zijn schik zou zijn met een olifant."
„U bedoelt dat hij 'm zal koopen
„Best mogelijk, wie weet. In elk geval, neem uw
beestje mee naar Martin Hollin, in Ryskill zeg
hem vooral dat^kolonel John Lee u gestuurd heeft."
Hij gaf Pat een knipoogje, ,,'t Is wel tamelijk ver,
maar als u een beetje doorloopt, bent u er vóór
middernacht."
Een ziekelijke glimlach plooide Pat's mondhoe
ken. „Mr. Martin Hollin in Ryskill, zei u
„Precies, en zeg vooral dat kolonel John Lee u
gestuurd heeft."
Pat ging meteen op weg hij had trouwens geen
andere keus. Het was een vreeselijke reis. Indien
hij niet steeds een flinken stoet menschen achter
zich aaa had gehad, zou hij den olifant den olifant
gelaten hebben en er vandoor zijn gegaan. Op zijn
tocht door Londen en de voorsteden verloor hij
acht pond aan gewicht. Zijn voeten zaten vol
blaren hij was van top tot teen dik bestoft. Toch,
door het samen doormaken van zooveel treurigs,
ontstond een soort sympathie tusschen mensch
en dier. Toen Pat dan ook een dorpje passeerde,
besloot hij voor zich en den olifant wat eten te
koopen. Aan een groentetent kocht hij een paar
appels, en voor zijn olifant eenige bananen. Nu be-