IN O. 16 VRIJDAG 15 SEPTEMBER 1933 501 hoeft het geen betoog, dat twee bananen voor een volwassen olifant geen maal mogen heeten. Terwijl (je koopman zijn tent binnenging om het eenige geld dat Pat bezat te wisselen, verdwenen nog tien bananen, een dozijn peren, een paar kroppen sla en een meloen door een hongerige olifantenkeel. Pat wist in doodsangst zijn beestje naar het midden der straat te dirigeeren. De koopman, die naar buiten kwam, om te zeggen, dat hij het briefje niet wisselen kon, zag de plundering van zijn uit- stalting. Hij was een temperamentvol man, en begon geweldig te tieren. Genoeglijk nakauwend keek de dikhuidige hem droomend aan. In Pat's blauwe kinderoogen verschenen tranen. „Betalen 1" tierde de koopman. „Betalen 1 Voor vier gulden hebben jullie samen gegeten. Daar is de bank: Ga mee, je tientje wisselen 1" Pat liet den olifant buiten staan en ging de bank binnen. De kas was vlak onder een getralied venster. Terwijl Pat stond te wachten, zag hij plotseling iets, dat de climax dreigde te worden. Door de tralies van het venster verscheen een snuit, die snuffelend over de tafel gleed. Het volgend oogenblik zag Pat een stapeltje bankbiljetten verdwijnen. Hij wachtte geen moment langer als een haas vloog hij de deur uit. „Mijn geld 1" riep de koopman, hem nahollend. „Roofoverval 1" schreeuwde de kassier, en vloog met een paar bankbedienden de deur uit. Pat liep goed. De olifant, die er niets voor voelde op deze wijze in den steek te worden gelaten, draafde achter hem aan. Daarachter de vervolgers, roepend „Houdt den dief 1" Op den hoek van de straat liep de ongelukkige Pat in de armen van twee politieagenten. Ook de olifant hield in, vond het een geschikt oogenblik om zijn kunsten te vertoonen en ging op zijn achterpooten zitten. „Wat heeft ie gedaan vroeg een der agenten. „De bank beroofd van duizend gulden." ver klaarde de bankdirecteur. „Ik.... ik heb 't niet gedaan," snikte Pat. v Hijhij heeft 't gedaan." „Geef me m'n centen," tierde intusschen de - fruitkoopman. De politieman doorzocht inmiddels Pat's zakken vond alleen een tien-gulden-biljet. De eigenlijke misdadiger zat nog steeds op de achterpooten en schudde met zijn kop,of hij binnens monds lachte. „Hij heeft gelijk," bevestigde een der bankbe dienden. „Ik heb gezien dat dat beest zijn slurf door het raam stak en duizend gulden verkauwde." „Agent," zei de directeur „arresteer dien man." „Ja, kijk eens hier," zei de agent, achter het oor krabbend. „Als de olifant het geld verzwolgen heeft, kan ik dien man niet voor diefstal arrestee ren. 't Eenige dat ik kan doen, is dien dikhuid inrekenen." Pat viel den agent om den hals. „Ja, alsjeblieft, agent, doe dat 1 Neem 'm mee 1" De agent trok Pat van zijn hals, haalde zijn boekje voor den dag. „Naam Pat gaf dien op. „Waar hang je uit Pat zei het. „Waar ga Je naar toe met dat beest „Ryskill in Essex. Naar mr. Martin Hollin, die hem van me koopt." „Mijnheer," vervolgde de agent tegen den bank directeur, „ik kan dien man niet arresteeren, want persoonlijk heeft hij niet gestolen. Gaat u mee naar den chef, dan zullen we de wet opslaan om te zien, in hoeverre hij verantwoordelijk is voor zijn olifant." Een der omstanders wisselde tenslotte Pat's tientje, zoodat hij den fruitkoopman kon betalen. Bankdirecteur en agent gingen de wet opslaan, telegrammen werden afgegeven voor de couranten, en nagestaard door de halve dorpsbevolking ging Pat Buffy verder zijn lijdensweg naar Ryskill, gevolgd door een van niets wetenden dikhuid. Een eindweegs werd hij nog vergezeld door de dorpsjeugd. Nadat deze genoeg olifant gezien had om voor de rest van den dag bevredigd te zijn, liep Pat eindelijk alleen met zijn volgeling. Hij dacht aan Clara, zijn vrouw, die met hem gehoopt had op 't fortuin van z'n neef. Het was uit gedraaid op een olifant, die hem bovendien van de eene ellende in de andere geholpen had. Nu zwierf ieis dooi Jtedeüand. »De Bronnen" in de mooie omgeving van Ootmarsum. hij hier op den weg, verlaten, zonder voedsel, zonder onderdak. Als kolonel Hollin zijn olifant nu maar kocht, al was het tenslotte jammer een beest, dat duizend gulden in zijn maag had, voor mis schien tweehonderd van de hand te doen. Er was natuurlijk geen sprake van, dat Pat vóór den avond Ryskill bereikte. Den nacht bracht hij vrijwel slapeloos door in een bosch, waar de dikhuid een feestmaal aanrichtte van bla deren en jonge schors. Tegen elf uur den volgen den morgen hielden de twee hun intocht in Ryskill. Alle bedrijven en zaken werden gelijk stilgelegd. Pat's gang door de hoofdstraat werd een ware optocht. Het leek hem toe, dat er in Ryskill nog meer kinderen waren dan elders. „Kan iemand me den weg wijzen naar kolonel Hollin informeerde hij met zwakke stem. De omstanders begonnen te lachen, of Pat een goede mop vertelde. „Hollin?" zei er een. „Reken maar, dat huis, daar boven op dien heuvel, is van kolonel Hollin." Pat en zijn dikhuid, de eerste een miserabele verschijning door zijn nacht verblijf in de open lucht, beklommen den heuvel, gevolgd door de nog steeds lachende menigte. Het ijzeren hek van den tuin bleek gesloten, maar zoo'n kleinigheid kon voor Pat geen beletsel meer zijn. Vier mannen hielpen hem er overheen. De olifant echter weigerde buiten het spel gelaten te worden toen hij Pat de laan zag op- loopen, drukte hij met zijn formidabele kracht het hek open en ging zijn meester achterna. De menigte, die wist wat er zou gaan gebeuren, bleef staan. Wachtend op Pat, boven op het imposante bordes van zijn landhuis, stond kolonel Hollin, brieschend van woede. Maar dat bemerkte Pat pas op de tweede plaats. Het eerste wat hij zag was kolonel Hollin's neus 1 Zelfs in caricaturen had hij zoo'n neus nooit gezien. In een flits be greep hij het knipoogje van kolonel John Lee en het grinniken der Ryskillsche menigte. Want indien ooit een menschenneus leek op de slurf van een olifant in klein formaat natuurlijk dan stond die daar geplant op kolonel Hollin's verweerd gezicht. Eenvoudig frappant. De arme Pat voelde zijn knieën knikken. De kolonel stond te schudden van woede. „Heb jij de onbeschaamdheid, de brutaliteit, de onbeschoftheid om mijn hekken te breken en hier te komen met een olifant brulde hij. Een olifant „Neen, sir," hakkelde Pat. „M-maar kolonel Lee Het noemen van dien naam bleek erg ongelukkig. Een kreet kwam uit kolonel Hollin's keel, die zelfs den olifant van schrik deed ver stijven. „D'r uit 1 1 D'r uit 1 1 Of ik schiet je neer 1 En als ik kolonel Lee ooit in m'n handen krijg1" Meer hoorde Pat niet, want in panische vrees holde hij den tuin door, het gehavende hek uit, op de hielen gevolgd door den vloek van zijn be staan. De menigte bij het hek bleek vermeerderd met de bevolking van drie autobussen. Iemand draaide aan een filmtoestel. Toen Pat verscheen, sprong een dozijn journalisten op hem toe. Maar hij weigerde één woord te zeggen. Elk oogenblik verwachtte hij gearresteerd te worden. Onder het geklik van fototoestellen daalden de twee den heuvel af. Halfweg stopte een Ford, die hem tegenkwam. In den man, die er uitsprong, herkende Pat den impressario van een groot circus. „Hallo, Pat!" groette hij. „Hoe gaat 't Op Pat's gezicht verscheen een droeve grijns. „Waar is de rivier?" vroeg hij zwak. „Het leven voor dezen olifant heeft geen waarde meer." „Wil je 'm in het circus vertoonen, Pat?" „Vertoon 'm zelf. Ik ga toch gauw dood." „Ik geef je een engagement, voorloopig voor vijf weken tachtig gulden per week," zei de agent. „Zeg dat nog eens," gaapte Paf. „Ik geloof niet, dat ik je verstaan heb." „Tachtig gulden per week minstens vijf weken," herhaalde de agent. „Man, kijk hier." De Londe- naar haalde een krant te voorschijn. „Artikelen foto's. Je olifant is beroemd geworden. Het pu bliek wacht op de laatste berichten. Er zijn nog meer bussen onderweg naar Ryskill. Dus, aan genomen Pat kwam tot leven. „Waar is het contract zei hij. „Het is een betrouwbaar, lief dier. Geeft nooit eenige moeite." „Prachtig," zei de agent. „Op het programma zullen we zetten De Olifant, die Duizend Gulden opat Reuzen Attractie 1 Ga mee, we zullen hem per trein opsturen. Laat alles maar aan mij over." Pat Buffy veegde zich het voorhoofd af. „De mooiste woorden, die ik ooit gehoord heb zei hij. Toen hij het postkantoor in Ryskill verliet, vanwaar hij een telegram aan zijn vrouw had verzonden, liep hijden bankdirecteur van den vorigen dag tegen het lijf. Die had den geheelen dag naar hem gezocht. „Mr. Buffy," zei de directeur„ik moet u mijn excuses aanbieden. Het geld is gevonden. De werk ster heeft het gevonden, vlak onder het raam, in een prullenmand. Ik denk, dat de smaak van 't bankpapier den dikhuid niet beviel daarom liet hij het meteen weer vallen."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 21