Bij hem
kenden ze we
Een z.g. scholle (vlotbrug) in het kanaal te Vroomshoop.
Dus u bekent, dat u de inbraak gepleegd hebt?
Wegbrengen De volgende."
Commissaris Henley wischte zich 't voorhoofd
af, en keek rechter Smith aan. Hij herinnerde zich
diens woorden van den vorigen avond „Bij mij
bekennen ze wel I" Ja, Smith kon er mee terecht
Smith zelf stak kalm een sigaar aan. Griffier
Larwoski stak drie pepermuntjes in zijn mond.
Toen kwam de volgende. Het was een bleeke
jongeman met schichtige oogen.
„Zoo," begon rechter Smith het verhoor, „dus
de politie heeft vastgesteld, dat u verleden week
Dinsdag in 't Volksbad geweest bent. Dat is
natuurlijk een alibi. Maar het duurt maar tot elf
uur vijfentwintig 's morgens. Toen hebt u namelijk
het Volksbad weer verlatenU hoeft alleen
maar te antwoorden, als u wat gevraagd wordt
Tegen het onderzoek van de politie hebt u niets
in te brengen, begrepen? Dus u hebt het Volksbad
verlaten om elf uur vijfendertig of was 't elf
vijfentwintig Nou Zoo, weet u dat niet meer
In ieder geval bent u pas één uur twintig thuis
gekomen. Wat hebt u in dien tusschentijd gedaan?"
„Ik benzei de jongeman, en hij keek
hulpeloos het vertrek rond.
„U bent naar uw nicht gegaan, waar u op niet
al te besten voet mee staat, is 't niet
„Ja," zei de jongeman, „dat is zoo," en zijn blik
drukte een grenzenlooze verbazing uit. Hoe wist
die man dat
„Prachtig," ging de rechter voort. „Met beken
nen kom je altijd het verste. Bent u misschien van
plan geweest, u met uw nicht te verzoenen
Ja zeker hè Maar met alle goeie voornemens
bereik je nog niets, als je zoo'n nicht hebt, is 't niet
zoo Jullie hebben met elkaar gepraat, en toen
zijn jullie weer aan 't kibbelen geraakt, en uw nicht
zei, dat ze er niet over dacht, om u de erfenis van
uw tante van moederskant uit te betalen. Jullie
zijn tegen elkaar aan 't brullen geslagen en uw nicht
heeft u beleedigd, afschuwelijk beleedigd, is 't
niet zoo? En toen bent u buitengewoon zenuw
achtig en driftig geworden, u hebt de bijl gegrepen,
en toen...."
De jongeman was doodsbleek geworden. Zijn
knieën trilden.
Smith ging tevreden met zijn hand over zijn
hoofd. „En toen," zei hij met een scherp gefluister,
„hebt u geslagen 1 Niet omdat u het wou o nee
omdat u niet anders kón er was iets in u, dat u
dreef, nietwaar, een inwendige macht.
„Nee, nee riep de jongeman, en hij ging op een
stoel zitten, ofschoon niemand hem dit gezegd had.
„Néé?" viel Smith uit. „Werd u niét door een
inwendige macht gedreven? Was er geen verblinden
de roes over u gekomen Dus u hebt den moord
vooruit beraamd Met voorbedachten rade ge
handeld
De jongeman stotterde iets onverstaanbaars.
Toen kwam commissaris Henley er tusschen.
„Laten we even kort samenvatten. U geeft toe, dat
u in den tijd, waar 't om gaat, een bezoek aan uw
nicht gebracht hebt, is 't niet zoo
De jongeman knikte. „J-jawel, maar...."
stotterde hij.
„Geen maren," ging Henley voort, ,,'t Gaat
er alleen om, of u er geweest bent. Er is dien Dins
dagmiddag niemand anders bij uw nicht geweest.
En u hebt ook toegegeven, dat u ruzie met haar
gehad hebt."
„Nietes 1" riep de jongeman.
'„Nietes?" zei Henley scherp. „Dan spreekt u
uzelf tegen, 't Is hier geen comedie We hebben
een verbaal, vrindje 1 Uit het verbaal blijkt kristal
helder, dat u ruzie met uw nicht gehad hebt, en
toen..
„En toen," nam rechter Smith het woord weer
over, „hebt u ófwel in een toestand van zenuw
achtige opwinding, ófwel met voorafgaand overleg,
dat hebt u ons nog niet verteld de bijl gegrepen
en geslagen."
De jongeman had de oogen wijd opengesperd.
Plotseling sloot hij ze echter. Zijn lippen beefden
en er kwam een gorgelend geluid uit zijn keel.
„Dus tóch," zei Henley zacht. „U hebt den moord
vooruit beraamd. Daar staat de electrische stoel
op. En er is maar één weg, om van den electrischen
stoel af te komen een volledige bekentenis. Dus
nu vraag ik u nog eens hebt u vooruit 't plan
gemaakt, om uw nicht te vermoorden
Het hoofd van den jongen man maakte een
half-cirkelvormige beweging. Toen viel het voor
over, op zijn borst.
„Dus hij heeft bekend," zei Henley, en hij veegde
zich het voorhoofd af. Smith drukte een stempel
op een papier. De griffier schoof een schoon vel
papier in de schrijfmachine en stak drie pepermunt
jes in zijn mond.
„Wegbrengen," zei Henley. „De volgende
En hij keek Smith aan, alsof hij zeggen wou zie
je nu, dat ze bij mij óók wel bekennen
De volgende kwam. Het was een groote, sterke
kerel met een rood gezicht.
„Waarom breng je dien man niet weg vroeg
Smith den veldwachter, en hij wees naar den
bleeken jongen man, die nog altijd op den stoel zat.
„Die daar?" grijnsde de veldwachter, en hij
stak een gelen leerenlap omhoog, die naast den
jongen man lag. „Dat is de glazenwasscher 1 Hij
wou u vragen, hoe laat hij aan deze kamer kon
beginnen."