No. 16 VRIJDAG 15 SEPTEMBER 1933 511 !FC&C«NNA De belooning als men een Oceaanvlucht heeft gemaaktmedailles, toespraken en toejuichingen van duizenden (De huldiging van het Italiaansche eskader voor de onlangs gemaakte vlucht naar Chicago). Thornton weer thuis waren. Ik voelde me heel goed, dus ik vroeg aan den dokter, of ik weg mocht, en toen heb ik direct aan juffrouw Heath ge schreven, dat ik terugkwam." De jonge man herinnerde zich den brief, die zooveel ontsteltenis ver oorzaakt had. „Ja, ja verder?" riep hij uit. „Het was avond, toen ik aankwam. Ik werd binnengelaten door een langen, donkeren heer en die zei me, dat juffrouw Heath blij was, dat ik kwam, en op me zat te wachten. Toen bracht hij me hier, en ik ben hier niet meer vandaan geweest. Hij zei, dat hij me vermoorden zou, als ik leven maakte. Uit angst bleef ik stil, tot een poosje geleden toen moest ik schreeuwen, anders was ik er gek van geworden." „U moet u kalm pro^eeren te houden. Er begint nu gauw een betere tijd. U weet natuurlijk niet, dat uw dochter hier is „Agnes hier in huis „Ja. Zij had zoo lang niets van u gehoord, dat zij ongerust werd, en toen ze hier naar u kwam kijken, werd haar verteld, dat..u dood was. Maar u hoeft niet bang voor haar te zijn, want ik pas wel op haar." Hij zweeg, en vroeg toen opeens „Hoe ziet juffrouw Heath er uit „Klein, verschrompeld, grijs ze loopt met een stok." „U vergeet den bril en de sjaals." „Wat bedoelt u „Ze zit altijd tot aan haar kin in de wollen doeken, omdat ze rheumatiek heeft, en ze draagt een grooten bruinen bril." Oswald sprak met onderdrukte opwinding. „Daar begrijp ik niets van. Ik heb haar nooit zoo'n bril zien dragen, en ik heb haar ook nooit over rheumatiek hooren klagen. En die sjaals.ze kon juist nooit iets om haar hals velen 1" „Ik dacht het wel.En ze had zeker geen secretaris ool^?" „Wel nee Ze had geen secretaris noodig. Juffrouw Thornton deed al haar zaken en schreef haar brieven zij had de kas en zij had de sleutels en zij deed precies, of zij alleen baas in huis was. Heeft ze een secretaris in dienst genomen „Ja. Dat is de man, die zooeven dien doek om uw mond gebonden heeft." Mevrouw Delmont huiverde alleen de herinnering aan dien man al scheen haar angst aan te jagen. Zij kwam wat dichter bij haar redder en vroeg klagend „Wat moet ik nu? Wat kan hij voor hebben? Ik weet niet, wie u bent, maar ik vertrouw u brengt u me alstublieft hier vandaan, voor hij terug komt Ik ben bang voor hem. Ik kan me niet indenken, waarom ik op zoo'n onhebbelijke manier behandeld ben. Die man kan niets tegen mij hebben, want ik ken hem totaal niet. Er schijnen heel rare dingen op Ellerslie te gebeuren." „Daar hebt u gelijk in maar ik geloof, dat het ergste nu voorbij is." Zijn gestalte rekte zich, zijn oogen schitterden. Eenige seconden lang stond hij na te denken toen zei hij met een grim mig lachje, alsof hij erg was ingenomen met de conclusie van zijn gedachten „Weet u iemand in Boxmorton, die u vannacht zou willen logeeren, als u hier vandaan kon komen „O jaIk kan naar de postmeesteres gaan, mevrouw Smithley. We zijn erg bevriend geweest, voor ik ziek werd." „Mooi. En wilt u me beloven, dat u bij haar in huis zult blijven tot mor genavond „Ik zal alles doen, wat u me zegt." „Dat is goed. Ik geloof, dat ik een misdaad aan het ontdekken ben en u kunt me prachtig helpen, door voorloopig aan niemand te laten merken, dat u in Boxmorton terug bentbegrijpt u „Ik begrijp het heelemaal niet. Ik ben hopeloos in de war. Maar ik zal doen, wat u me aanraadt, want ik vertrouw u en ik weet, dat u goede reden hebt om het me te vragen." „Kleedt u u dan maar aan. Hebt u uw mantel en hoed hier?" „Ja. Daar liggen ze Zij liep vlug naar een hoek, en stond kort daarop met zenuwachtige, bevende vingers haar mantel vast te maken. „Nu heel zacht loopen, want we moeten langs de kamer van dien man, en als hij iets hoort, krijgen we last." „Wacht u heel even," zei ze angstig terug, ,,'t Is misschien beter, dat ik mijn schoenen uittrek. Zoo ik ben klaar." Vóór zij gingen, draaide Oswald het licht aan, en keek nieuwsgierig om zich heen. Het was een groote, luchtige kamer, in vroeger dagen klaarblijkelijk voor kinderkamer gebruiktde twee ramen waren tenminste stevig getralied, en er stond een hoog hek rondom den haard. Het duurde niet lang, of Margaret Delmont stond onder den kouden winter hemel zij drukte den jongen dokter hartelijk de hand, wenschte hem het beste resultaat met zijn pogingen en repte zich heen, naar het post kantoortje. De jonge man deed de deur dicht en schoof er zacht de knippen weer op toen ging hij naar de kamer van Agnes en klopte op de deur. Zij kwam op den drempel, doodsbleek en met angstig vertrokken gezicht. Teeder nam hij haar in zijn armen, en zacht zei hij „Zul je heel stil en heel kalm zijn, als ik je buitengewoon goed nieuws vertel „Ja ja Wat is het Je bent zoo lang weggebleven Als je niet gauw ge komen was, was ik je gaan zoeken. Zij stond zoo te beven, dat hij er bang van werd hij omvatte haar steviger en zei sussend „Arme lieveling Waar was je dan bang voor Ik weet het niet. Die gil „Heeft je zenuwachtig gemaakt, zie ik je mag er heusch geen nieuwen schrik overheen hebben," sprak hij beslist. „Ik denk, dat ik dat goede nieuws van me maar tot morgen bewaar." „O.als 't goed nieuws is, dan zul je me toch niet laten wachten? Toe, Oswald, vertel 't me Ik ben heusch kalm." Hij kuste haar, en met zijn lippen vlak bij haar oor fluisterde hij „Ik weet nu zeker, dat je moeder nog leeft. En ze is gezond ook. Wees nu nog een poosje kalm en geduldig, dan beloof ik je, dat je haar gauw zien zult." Dankbaar sloeg zij haar armen om zijn hals, en zij bedankte hem op de best mogelijke manier. Toen herinnerde zij zich den schreeuw, die haar zoo had doen schrikken, en angstig vroeg zij „Was dat iets met haar die ontzettende gil „Ik kan je nu heusch niets meer vertellen. Zij is gezond en wel dat moet toch genoeg zijn, om je blij te maken „Dat is het ook." „Ga dan nu maar gauw naar bed, en denk er omje doet morgen net, of er niets gebeurd is. Je vertrouwt me, hè lieveling „Ik vertrouw je heelemaal." „Geef me dan nog één zoen." Na dien innigen afscheidsgroet ging Oswald naar zijn kamer, maar hij ging nog niet slapen eerst schreef hij een brief, en toen twee lange telegram men. Daarna ging hij rusten, en onder de dekens stelde hij zich den schrik en de verbazing voor, waarmee de secretaris ontdekken zou, dat hij de „roode kamer" niet binnen kon. Oswald had namelijk de deur gesloten en den sleutel meegenomen. Het zou in ieder geval eenigen tijd kosten, een anderen sleutel te zoeken of de deur te forceeren, en voor het oogenblik vond Oswald het 't voornaamste, dat de ontsnapping van Margaret niet te gauw ontdekt werd. (Slot volgt.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31