572 VRIJDAG 29 SEPTEMBER 1933 No. 18 <9/i tets dooi Jledeiland. Het riviertje (De Angstel bij Baambrugge). Wilmor Denny slofte behaaglijk-langzaam de hall van het landhuis van zijn vriend Portland binnen en gaapte uitvoerig. Die eerste wandeltocht had hem al zoo'n onvervalscht vrijgevochten vacantie- gevoel gegeven. Hij sjorde den riem van zijn camera van zijn schouder; ze vergezelde hem overal waar hij ging, en hij was trotsch op zijn prestaties als amateur-fotograaf, al waren zijn opnamen misschien een beetje eenzijdig te noemen ze stelden bijna zonder uitzondering treinen en loco motieven voor. Hij vischte schaamteloos de drie of vier verleidelijkste biscuitjes uit een trommeltje, dat hij op het halltafeltje vond staan, en stond op 't punt, zich daarmee in de bibliotheek terug te trekken daar stonden de geschiktste luie stoelen toen zijn vriend de trap af kwam. „Ha, ben je daar, Wil ik heb met smart op je gewacht. Er is werk voor je aan den winkelje bent juist de kerel, dien ze hier noodig schijnen te hebben." „Werk vroeg Denny met afgrijzen, terwijl hij in bespottelijk-lang- zaam tempo een paar van de gymnastische armbewegingen uitvoerde, die hij steeds op de meest onverwachte momenten te zien gaf. „Wat bedoel je in vredesnaam Wérk Brr, wat vloek jij „Ik kom juist van het station. Ik ken den stationschef heel goed, en hij vertelt me, dat er in den afgeloopen nacht iets verbazend vreemds op de lijn gebeurd is." „Waar „Op 't lijntje van Cradock. Dat is een kleine zijtak, zie je, die dwars door de duinen naar Cradock loopt." „Erg vriendelijk van je om me dat zoo uit te leggen," zei Denny, „maar ik ken dat lijntje toevallig. En wat mag daar nu wel gebeurd zijn „Wel, het schijnt, dat er gisteravond uit Cradock een goederentrein ver trokken is, bestemd voor Waringtown, en dat een van de wagons nooit hier in Seaton is aangekomen." „Dat lijkt me niet zoo erg belangrijk," zei Denny, die nog steeds zijn gymnastische oefeningen voortzette, „tenzij de wagon in kwestie achter den remwagen reed en de koppelingen afbraken. In dat geval zou de eerstvolgende trein er op kunnen loopen." „O, nee. De wagon was zoowat in 't midden van den trein." „Dan hebben ze 'm zeker bij vergissing op 'n zijspoor laten staan." „Maar de stationschef zegt, dat hij getelegrafeerd heeft naar alle sta tions langs de lijn, en dat ze 'm nergens hebben." „Waarschijnlijk heeft-ie Cradock dan nooit verlaten." „Hij zegt me, dat daarover niet de minste twijfel bestaat." „Nou, ik moet toegeven, je begint me te interesseeren," zei Wilmor Denny, terwijl hij zijn oefeningen staakte en zijn mond volpropte met bis cuitjes. ,,'t Kan zijn, dat er iets inzit, hoewel het dikwijls genoeg voorkomt, dat een wagon door misverstand een paar dagen zoek raakt. Maar ik zal eens naar het station wandelen." „ik zal met je meegaan, Wil, en je aan den stationschef voorstellen. Hij heeft van je reputatie gehoord." Denny trok een leelijk gezicht en hing opnieuw zijn camera om. Een minuut of tien later stonden ze in het kantoortje van den stations chef. „Ik ben verbazend blij, dat mijnheer Portland u voor het geval heeft kunnen interesseeren," zei deze waardige ambtenaar, „want het belooft een ingewikkelde geschiedenis te zullen worden. Ik kan er tot dusver geen touw aan vastknoopen." „Weet u ook iets over den inhoud van den bewusten wagon „Dat is nu juist het ergste van alles, mijnheer. Het was een bijzonder kostbare lading. De volgende week wordt in Waringtown een schilderijen tentoonstelling geopend, en in dezen wagon was een inzending uit Pitting. Ze zijn van sir Andrew Kreener drie stuks als ik me niet vergis groote doeken, en elk in een afzonderlijke kist." „Hm, dat klinkt nogal merkwaardig. En u weet zeker, dat die bewuste wagon deel uitmaakte van den trein „Conson, de remmer, is toevallig juist hier, en ik zal hem laten komen. Dan kan hij u het verhaal op zijn eigen manier doen." Een paar minuten later verscheen de man op het tooneel.. Denny nam hem scherp op, maar er was niets verdachts in zijn doodeerlijk, niet al te snugger gezicht. „Ik ken d'r me kop onder verwedde asdat de wage midde in de trein zat, toen we uit Cradock wegreje," verklaarde hij in antwoord op de hem gestelde vraag, „en ik weet, da'k 'm nog gezien het in Guildea, het volgende station, waar me 'n paar andere wagons moste aflevere. 't Was de vijfde of zesde vóór m'n remwage, daar ken ik op doodblijve. Me hebbe ook nog in Black- hill gestopt om een veewage an te hake, maar ik ben d'r daar niet uit geweest. Daarna hebbe me rechtdoor gereje tot hier aan Seaton, zonder ergens anders meer stil te houwe, en toen ontdekte ik asdat de wage niet meer an de trein was. Ik dacht op 't eerste gezicht óók, dat we 'm in Guildea of in Blackhill hadde late staan, per abuis, voel-u-wel, maar dat had ik mis, want ze zegge asdat ze daar niks gezien hebben. Da's alles wat ik d'r van afweet, meheer. Een gekke beweging, wat zeg ,,'t Is onbegrijpelijk!" riep Denny uit. „U moet zich op de een of andere manier vergissen."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 28