No. 18
VRIJDAG 29 SEPTEMBER 1933
573'
„Nee, meheer, ik weet zeker, dat 't krek is asdat ik u zeg."
„Heeft de machinist van den trein niets ongewoons opgemerkt?"
„Nee, meheer."
„Maar die heele historie is de daverendste nonsens zei Denny. „Een
geladen goederenwagen kan zoo maar niet weggetooverd worden. Hoe laat
was 't, toen jullie uit Cradock vertrokken
„Zoowat acht uur, meheer."
„Ah I heelemaal donker dus. En u hebt nergens iets vreemds gezien
langs de lijn
„Nee heelegaar niks, meheer."
„Ik veronderstel, dat u al den tijd op den remwagen bent gebleven?"
„Zoolang we reje jawel, meheer."
Op dit oogenblik werd er aan de deur van het kantoortje geklopt, en
een kruier verscheen in de opening.
„D'r is net zoo 'n personentrein uit de richting Cradock binnen," zei de
man," „en de machinist rapporteert, dat-ie een goederenwagon met groote
kratten d'r in op het zijspoortje in.Orms heeft zien staan."
„Maar nou mag ik toch een staart krijge 1" barstte de remmer uit. „Wel
goeiegrut en me zijne door Orms gereje zonder te stoppe d'r stopt nooit
geen eene trein behalve as d'r manoevres benne 1"
„Waar ligt Orms?" vroeg Denny, die óók niet alwetend was.
",'t Is enkel maar een perron met 'n zijspoortje, dicht bij de kampeer
terreinen tusschen Ouildea en Blackhill," legde de stationschef uit. ,,'t Dient
alleen voor het vervoer van de troepen en 't wordt haast nooit gebruikt, be
halve in den zomer, als de soldaten daar kampeeren."
„Ik zou dat Orms wel heel graag eens zien, en liefst zoo gauw mogelijk,
zei Denny.
Dat kan, mijnheer," antwoordde de stationschef. „Er vertrekt binnen
kort'weer een trein naar Cradock. Inspecteur Strand zal met u meegaan, en
ik zal den machinist instructie geven, dat hij in Orms moet stoppen. Een
teruggaande trein kan u dan weer terugbrengen."
In minder dan een uur arriveerden Denny en inspecteur Strand in het
beroemde Orms. Het was er eenzaam genoeg een wijde, vlakke duinvallei,
nauwelijks opgefleurd door een enkelen boom, en ver van alle menschelijke
nederzettingen. Slechts een verlaten herdershut was te zien, op zoowat een
halve mijl afstand.
Het „station" zelf bestond uit 'n enkel perron met een wachthuisje
en een eenzaam zijspoortje, dat doodliep in een bufferblok. Het takte zich af
van de hoofdlijn, zóó, d,at men er alleen vanuit de richting Cradock zonder
rangeeren op kon komen.
En op dit zijspoortje stond de vermiste goederenwagon, heelemaal aan
't eind tegen de buffers. Hij was gemerkt Pitting naar Warington, via Seaton,
en bevatte inderdaad drie groote pakkisten. Er was geen twijfel mogelijk.
Maar hoe hij zich had kunnen losmaken uit het midden van een trein, die in
volle vaart was doorgereden zonder een oogenblik te stoppen, dat was een
raadsel, dat zelfs de scherpe geest van Wilmor Denny niet kon oplossen.
„Wel," zei de inspecteur toen ze lang genoeg naar den wagon gestaard
hadden, „we kunnen beter de wissels eens bekijken. Gaat u mee
Het primitieve station was niet eens een seinhuisje rijk. De wissels wer
den bediend door middel van twee hefboomen in den grond, één om den
wissel te verstellen en één om hem
vast te zetten.
„Hoe zit dat eigenlijk met die
wissels vroeg Denny, terwijl ze
erheen liepen. „Het zaakje wordt
zóó zelden gebruikt, dat ik veron
derstel, dat 't wel buiten werking
gesteld zal zijn
„Juist," antwoordde de inspec
teur. „Een blok hout is als een wig
tusschen de wisselrail en de gewone
rails gestoken kijk, daar zit 't, ziet
u wel, niemand is er aan geweest. En
de hefboomen zelf zitten op slot
hier is 't sleutelgat, in het houtwerk
op den grond. Dit is het zonderlingste
geval, dat ik ooit heb meegemaakt,
mijnheer Denny."
Wilmot Denny stond naar de
hefboomen en naar den wissel te
staren, koortsachtig zoekend naar
een oplossing. Ze moesten in werking
gesteld zijn om den wagon op dat
zijlijntje te krijgen, dat wist hij maar
al te goed. Maar hoé
Plotseling klaarde zijn gezicht
op. Er was blijkbaar olie gebruikt om
de moer van den ijzeren bout, die
de houten wig op haar plaats hield,
los te maken. Toen viel zijn blik op
de kruk van een der beide hefboo
men, en een uitroep van blijdschap
ontsnapte hem.
„Kijk," zei de inspecteur juist op
dat oogenblik, „het is onmogelijk om
er beweging in te krijgen," en hij
strekte zijn hand naar den hefboom
uit. Tot zijn verbazing greep Denny
hem bij den kraag en sleurde hem
achteruit, vóór hij er aan- had kunnen
raken.
„Neem me niet kwalijk," riep
Denny uit, „ik hoop, dat ik u geen
pijn heb gedaan, maar ik wilde die
hefboomen eerst fotografeeren, als u
er niet op tegen hebt."
De inspecteur keek ietwat ge
melijk toe, hoe hij zijn camera op
stelde op een uitschuifbaar statief dat
hij bij zich had, slechts een centimeter
of vijf van de kruk van een der hef
boomen verwijderd, en er twee zeer
zorgvuldige opnamen van maakte.
„Daar kan ik het nut niet van
inzien, mijnheer," gromde de inspec
teur. Maar Denny gaf geen ophel
deringen.
„Laat hij er uit zichzelf maar
achter komen," dacht hij.
Hardop zei hij
Het vreemde kanaal, de bekende waterweg
in Griekenland tusschen de Golf van Corinthe
en de Golf van Aegina. dat als een diepe,
smalle gleuf tusschen de rotsen loopt.