JlaskeM. No. 18 VRIJDAG 29 SEPTEMBER 1933 575 „Ze moeten die wig eruit gehad hebben, inspecteur en het is duidelijk, dat ze den wissel hebben moeten verzetten, om den wagon te krijgen waar hij nu staat. Hoè dat gedaan is, is voorloopig nog een raadsel, maar het lijkt me, eerlijk gezegd, van meer belang, uit te visschen, door wien het gedaan is." „Hoe wilt u daar achter komen vroeg de verbaasde inspecteur. „Ja, hoè was 't antwoord. „Daar kan ik me op het oogenhlik riog niet goed over. uitlaten. Maar nu zou ik erg graag weten, of die schilderijen nog intact zijn." „Dat zal gauw genoeg blijken," antwoordde de inspecteur, „want we nemen den wagon mee als we teruggaan." En hij begon den bout met een schroefsieutel los te werken, waarna hij de hefboomen van het slot deed. „H'm ze werken nogal erg vlot," merkte hij op, terwijl hij er één overhaalde. „Precies," zei Denny, „maar ze zijn dan ook pas geölied." Er moest nog een uur verloopen vóór de trein uit de andere richting hen weer mee terug zou nemen, en Denny besteedde dat aan een wandeling naar de eenzame herdershut. „Ik heb honger," legde hij uit aan de oude vrouw, die hij daar dantrof. „Kunt u me ook helpen aan een paar appels en een bezem En het oudje deed later aan ieder die het maar hooren wilde lange verha len over dien griezeligen vreemden man, die als een dolle den bezem boven zijn hoofd had gezwaaid, eerst met den eenen arm en toen met den anderen, en pas daarna, zoo plechtig als een rechter, zijn appels was gaan eten. Toen hij in Seaton terug was, was Denny's eerste werk, zijn opnamen te ontwikkelen. Tegen den avond waren de platen droog genoeg om een paar afdrukken te maken. Hij sloot den scherpsten in een brief aan een ambtenaar van Scotland Yard, dien hij kende, en wien hij berichtte, dat hij over een paar dagen terug dacht te keeren naar de stad en dan antwoord zou komen halen. Den volgenden avond ontving hij een schrijven van den stationschef, dat luidde „Geachte heer Denny, Ik beloofde u bericht te zullen zenden, wanneer de schilderijen, die zich in den bewusten goederenwagen bevonden, op eeniger-i lei wijze beschadigd of door onbevoegden gehanteerd waren. Ik heb juist een rapport uit Waringtown ontvangen, waaruit ik begrijp, dat ze aldaar zijn uitgepakt en nauwlettend onderzocht door het tentoonstellings-comite. Het comité is overtuigd, dat er op geen enkele wijze aan geknoeid is, en dat ze precies zoo zijn aangekomen als ze het huis van den eigenaar verlaten hebben. Wij tasten nog steeds in 't duister wat betreft de wijze, waarop de wagon te Orms op het zijspoor is geraakt en de motieven die hiertoe geleid hebben. Er is een beambte van Paddington hier geweest, en op zijn verzoek maken we de zaak niet publiek, daar de goederen nu toch blijkbaar in de beste orde ontvangen zijn. Ik vertrouw, ook op uwe discretie te mogen rekenen." „Geheimzinniger dan ooit," mompelde Denny voor zich heen. „Ik kan er geen touw aan vastknoopen." Den volgenden dag ging hij naar Scotland Yard en vroeg zijn vriend te spreken. „Het zal je genoegen doen, te hooren, dat het een klein kunstje was, het verlangde te weten te komen," zei deze. „We hebben eens in het archief gespeurd, en hadden je manne tje in 'n ommezien te pakken." „Wie is hij „Zijn ware naam is Tommie Lang, maar we kennen hem onder meer dan één „alias". Hij heeft vier vonnissen uitge zeten voor inbraak en roof dat laatste betrof 'n zeldzaam brutaal stukje in een sneltrein, iets in jouw lijn dus, Wilmor. Wat heeft hij nu weer uitge voerd, en hoe kom je aan dien afdruk?" „Wel," antwoordde Denny bedachtzaam, „ik weet zélf nog niet precies, wat hij heeft uit gehaald. Maar ik zou graag weten, waar ik hem zoeken moest voor 't geval er meer licht in de zaak komt en ik hem vandaag of morgen noodig heb. Verdiep je er maar niet in, hoe ik aan dien afdruk komhet is tot nog toe nog maar een particulier zaakje van mezelf en misschien komt er nooit iets van terecht." De beambte schreef een adres op 'n stukje papier en gaf dat aan Denny. „Hier woont hij momen teel, onder den naam Harker. We houden zulke snuiters in de gaten, en ik zal 't je laten weten als hij soms verhuist." Toen Wilmor Denny den volgenden morgen zijn ochtend blad opsloeg, gaf hij bijna een schreeuw van vreugde. En geen wonder, want hij las het vol gende bericht KOSTBAAR SCHILDERIJ VERDWENEN. Sir Andrew Kreener en de tentoonstelling in Waringtown. Een sensationeelebeschuldiging. Het comité der tentoon stelling van klassieke Spaansche meesters, die de volgende week in Waringtown geopend zal worden, bevindt zich in eene staat van alleszins begrijpelijke opwinding tengevolge van een opzienbarend beschuldiging, door sir Andrew Kreener inge bracht. (Slot volgt)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31