INHALEEREN yer&oden te ROOKEN Op zekeren dag (dit is een verhaal en geen sprookje) Vroeg me een vriend in den trein: „Zeg, rook je?" „Graag," zei ik en stak er den brand in. Want rooken moét ik op reis, anders heb ik er het land in. Ik zat zóó 'n tijdje tegenover mijn vriend (Iemand, die waarlijk mijn achting verdient), Toen hij, opeens, een rookwolk inslikte, die ik nooit meer heb teruggezien En dat deed hij zoo wel een keer of tien. Ik werd zenuwachtig en zeer ongerust. Want mijn vriendschap heeft altijd op hartelijkheid berust. Als alle rook, dien hij inhaleerde Zonder dat zelfs ook maar het minste terugkeerde, In mijn huiskamer zou hangen, weet je, Zou mijn vrouw zeggen: „Het rookt hier, en geen beetje.' Aanvankelijk bleef hij normaal en gewoon. Maar dan spreidde hij een zekere matheid ten toon, Die al zijn ledematen scheen te bekruipen. Terwijl tranen uit z'n oogen begonnén te druipen. Een semi-arts of misschien zelfs een apotheker Of een gewone huisdokter, maar zeker Een zenuwarts of een professor in de psychologie Zouden genoten hebben van zijn physionomie. Ik zat er mee en om u de waarheid te zeggen Ik was bang, dat hij het loodje ging leggen. Tusschen Amsterdam en Utrecht ligt een behoorlijke tijd. Maar steeds slikte hij rook en raakte niets kwijt. Na een half uur begonnen zijn oogen te zwellen En schenen inwendige pijnen hem te kwellen. Hij greep met zijn handen de zitbank vast En hadnaar het scheen, van benauwdheid last. Soms hield ie de hand voor z'n mond of ie gaapte. Dan zuchtte hij zwaar en heel diep om zijn slaap te verdrijven. Hij ontstak de cene sigaret aan de ander En perste zijn lippen op elkander. Het was verschrikkelijk om aan te zien Zijn wangen zwollen. Zijn oogen werden waterige bollen. Zijn keel zette uit en hij hijgde als een Fordje Toen tk, toevallig, mijn oog liet vallen op het bordje, Dat boven zijn hoofd hing: „Verboden te rooken." „Janriep ik. „Janwaarom heb je niet eerder gesproken T' Hij wees langs den doorgang van den coupé naar dè deur, Daar zat in het hoekje de hoofdconducteur. CRIS BRAS.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 7