<9/i tcU dooi J/edetland. Deventer aan den IJsel. „Ik" wou dat ik er over hinkelen kon, van den eenen heuvel op den anderen I" Maar zij moest naar binnen, naar haar patiënt kijken. Jenny begon de kamer op te knappen. Zij propte papier in de stukkende ruiten, om de kou tegen te houden waschte de borden stapelde het hout achter de kachel op tot een keurigen stapel. Vegen dorst zij niet, maar zij schoof het ergste bij elkaar tot een hoopje en trok er triomfantelijk het kleed over heen. Toen ze zich naar bed wendde zag zij, dat hij zijn oogen open had en naar haar keek. Hij glimlachte flauwtjes en sprak. „Daar hebben we waarachtig 't Rooie Kruis Overal bij de pinken, wat Hoe heb je me gevonden, kruisje Zij legde haar koele vingers om zijn heeten pols. „Doodmakkelijk. Ik ben een bergpad opgeklommen en toen lag je daar." Onuitsprekelijke dankbaarheid sprak uit zijn uitgeleefde oogen. „Fijn als er weer voor je gezorgd wordt. Zoo huiselijk. Ik heb 't al zoo lang alleen gerooid. Ik had 't wel volgehouden maar de kou kreeg me te grazen." „Ze halen de ambulance voor u als we u maar eerst in 't hospitaal heb ben dan bent u zoo beter." Hij wist wel beter, maar gaf haar een ferm lachje. Zijn vingers raakten het wit van haar uniform aan. „Leuk. Dat goed en dat mutsje. Zitten allerlei herinneringen aan vast. We hadden in Frankrijk prachtverpleegsters. Prachtmeisjes. Die haalden je heelemaal weer op. Er was er een u kunt 't allemaal lezen in een schrift dagboek bovenste la van dat kastje." Zijn oogen smeekten Jenny, het te lezen, den glans van die gebeurtenissen in deze hut te brengen, waar het levensvlammetje flikkerde en kwijnde. „Er staat een heele oorlog in dat schrift." Jenny dolf tusschen oorlogs-souvenirs. „Is dit 't Zij stak een klein schrijfboek met groen kaft omhoog. Hij knikte. Toen Jenny zag, dat hij weer buiten bewustzijn raakte, nam zij een stoel mee naar het raam en begon te lezen. Er liep een schaduw over de bladzijde van het boekje. Verschrikt kéék Jenny op. Haar hart stond stil. Uit het Noordwesten kwam een zwarte Wolk met ontzettende snelheid nader, den hemel verduisterend. Jenny legde het boek neer, liep op haar teenen naar de deur, ging naar buiten. Zij had nog nooit zoo'n wolk gezien. Dichte, woelende rook met rafelende randen. „Misschien lijken ze van zoo'n top af erger. Want anders...... als die wolk is, waar zij op lijkt. Hoe kon zij, Jenny, een wrak schuurtje en een zieken man op den grond houden tegen zóóiets Zij wist maar al te goed, wat het was. Een sneeuw storm. Sneeuw en ijzige rukwinden en jachtende ijsnaalden, en de dood voor eenieder, die er zich in waagde. Over een kwartier kon 't hier zijn, en 't kon dagen duren. Jenny besefte ten volle, hoe leelijk zij in de knel zat. Zij ging tegen den muur staan, met het gezicht naar den schrikwekkenden hemel, en in de vol gende paar minuten doorleefde zij een heel leven. Een kinderlijke angst omvatte haar de wilde aandrift, om dien storm te ontvluchten. Zij voelde dat haar voeten haar snel genoeg naar beneden konden brengen, het voetpad af en het hospitaal in, vóór de storm uitbarstte. Toen dacht zij aan hout, en zij holde gejaagd rond, om iets te zoeken, al wat maar branden kon, ter beschutting tegen het dreigende. Zij vond vier of vijf stukken hout, wat spaanders, een bezemsteel en de drempel bestond uit een flink blok hout. Jenny sleepte het naar binnen. De wind was al stevig, en zij had al haar kracht noodig, om de deur dicht te krijgen. „Als dr. Williams en Jake 't maar niet in hun hoofd halen, om van avond nog hierheen te komen. Ze halen het toch niet 't zou gewoon zelf moord zijn, om 't te probeeren." Toen begreep zij, met een gevoel van opluch ting, dat Williams al in den storm zou zitten, voor hij het hospitaal bereikte. Hij mocht al blij zijn, als hij heelhuids weer binnen kwam. De patiënt sliep. Jenny overzag snel haar houtvoorraad, en stelde vast, welke artikelen in het vertrek zij zou kunnen verbranden. En de wereld ver donkerde en de storm sloeg toe. Zij had nooit gedacht, dat een huis zoo kon schudden, en toch nog blijven staan. Zij hield haar spieren taai, om tegen iederen nieuwen aanval bestand te zijn. „Als 't ons lukte, den kant van het hospitaal op te rollen, als het begint, valt 't nog wel mee. Stel je voor, hoe ze op zouden kijken, als ze net ongerust begonnen te worden. De hoofdverpleegster zou natuurlijk spinnijdig zijn Jenny, zooiets kunnen we niet hebben, 't Is tegen de voorschriften, om binnen te komen rollen. Je schijnt maar niet te kunnen leeren, dat je je waardigheid moet behouden. En de huizen van de patiënten kunnen we in geen gevól bin nen laten." En dan liep ze nijdig weg. Maar later zou ze weer bijdraaien, en dan kwam ze Jenny zeggen, dat ze het huisje buiten moest zetten, een beetje opzij en een eindje naar achteren. Maar er werd niet gerold. Het hutje, dat wel andere stormen en andere winters had doorgemaakt, hield het ook nu uit. En Jenny klopte tegen de muren en zei, wat ze van de jongens gehoord had „Hallo, huis Hou je taai, huis 1" Sneeuw schutte de wereld af. De vage stad verdween, en het hospitaal, en de hinkelheuvels. Zelfs de grond, waar zij op stonden. En er was niets meer over van het heelal dan vier bevende, kreunende wanden, die gevaarlijk ston den te balanceeren in een gillende draaikolk van windvlagen en een zieke man, die met moeite adem haalde en Jenny. Jenny stak de lamp aan. Zij begon weer aan het dagboek, dat hij haar had willen laten lezen. De storm huilde, het huisje schudde Jenny wès daar niet meer. Jenny was bij de Drie Vroolijke Ridders. Zoo hadden, zij zichzelf genoemd drie jongelui toen zij elkaar op een avond in een café troffen, nadat zij hun meisjes van 't dansen naar huis hadden gebracht. Amerika had dien ochtend partij gekozen in den oorlog, en er zaten waarschijnlijk door het heele land andere jongelui bijeen aan tafeltjes, zooals deze drie, hakend naar avontuur, trillend van opwinding. Zij zouden dienst nemen, zij zouden naar Frankrijk gaan, zij zouden roem en eer winnen. Eens, als zij stokoude mannen waren, zouden zij op diezelfde plaats nog eens bij elkaar komen. Dan zouden zij aan datzelfde tafeltje het prikkelend verhaal vertellen van hun jeugd en hun drift. Zij stonden alle drie op en met tranen in hun stemmen verplichtten zij zich tot daden van dapperheid met soda-water. De Drie Vroolijke Ridders in Frankrijk. Dan en Ronny en Smoke. (Deze hier was Dan.) Zij stonden inderdaad op Franschen bodem. Wie. had het kun nen denken De droom kwam uitromantiek, avontuur, prikkels. Zij waren onder de eerste Amerikanen, die naar den overkant gestuurd werden, om de afgetobde Fransche troepen te helpen. (Wordt vervolgd).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 13