- 'c
Ci>7>>-£••• ->mm
ctoor
COUTTS BRISBANE
596
VRIJDAG 6 OCTOBER 1933
No. IS
EEN LESJE VOOR Dl
Het was in de jaren tusschen vrede en crisis,
de jaren, dat wij in de onnoozelheio onzer
jeugd verlangden, dat er „iets gebeurde".
Dit verlangen kwam uit in de maandelijksche
vergaderingen van de Sprekers-Club, die gesticht
was met letterkundige bedoelingen, maar sinds
lang van haar oorspronkelijken aard was vervreemd.
In den tijd, dat ik secretaris van de club werd,
wijdde zij zich aan allerlei dolle streken, zoodat er
geen mensch schrok, toen Timothy Rockingham
met zijn idee voor den dag kwam, dat hij op had
gedaan uit de lectuur van Raffles-avonturen. Als
wij om beurten in eikaars huizen inbraken, zei hij,
hadden we een massa avontuur, zonder dat er ons
iets kon overkomen. Als er toevallig politie bij
kwam, hoefde de vriend, wiens woonstede be
zocht werd, maar even een opheldering te geven,
en de zaak was gezond.
Ik wees er op, dat het een flauwe mop was, en
oud ook, maar de lieve vrienden vonden dat geen
bezwaar en slikten het als koek. De eenige vraag
was nog maar, waar te beginnen, en ze stonden
op 't punt, er om te loten, toen Di Egerton haar
stemmetje verhief.
„Jullie lijken wel gek," zei ze. „Je kunt zoo maar
niet gaan inbreken 1 We kennen geen van allen 't
vak. We weten niet, hoe je een breekijzer moet
vasthouden of hoe je een brandkast moet kraken.
Ik stel voor, dat we een beroepsman aannemen,
om ons les te geven. Wat je leert is nooit verloren
al maken we er geen gebruik van, 't verruimt toch
je blik."
„Of 't beperkt je blik binnen vier celmuren,"
mopperde Harland, de eenige buiten mij, die zijn
hersens nog bij elkaar had. „En hoe krijg je zoo'n
professor? Inbrekers adverteeren niet."
„O, John zal er wel een opduiken. Die kent
allerlei rare lui," zei Di.
„Pardon," zei ik, „maar er is geen een dief bij."
„Maar je zorgt er wel voor, hè hield zij vol,
en zij greep mijn arm en keek mij aan met dien
blik, waar ik nooit tegen kan en dat wist zij.
„Nè, vooruit dan maar," mompelde ik, en
zoo stortte ik mij in het onzinnige plan.
Echter heeft ook de dwaasheid van drieëntwintig
haar grenzen, ook al treedt de liefde als complicatie
fa
op ik dacht er niet aan, een echten misdadiger
in onzen kring te halen. Ik liep naar de Strand
met een idee, dat dicht bij de Wellington Street
tot rijpheid kwam door den aanblik van een rug
vóór mij.
Ik haalde dien in en legde een hand op een schou
der. Toen verscheen er een gezicht, dat mij met
blijdschap herkende. Byles zat er toen niet erg
best bij en vond mij waarschijnlijk een soort red
denden engel.
„Hé, kerel riep hij. „Wat ben ik blij, dat ik
jou zie Ga je mee een kop koffie drinken
„Was ik net van plan," zei ik. „Meer zelfs. Ik
vraag je te eten, omdat ik je raad wil vragen. Je
hebt rogal hersens...."
„Ja," zei hij, „als er met raadgeven geld te ver
dienen was
lk nam hem dus mee naar Capponi, en ik was er
van overtuigd, dat ik den waren Jacob te pakken
had. Byles had alle kunsten en bijna alle prachtige
plannen beoefend, en soms schoot hij raak en zat
hij goed in de contanten. Nu echter trof ik hem in
een van zijn duistere perioden.
Zoodra ik de kans kreeg, gaf ik hem een kijkje
op de dwaasheid eener jeugdclub, en hij genoot er
van.
„Maar je hoeft je er niets van aan te trekken,
hoor," stelde hij mij gerust. „Gun hun de pret't zal
htuiih niet lang duren. En ik zal zelf wel voor
instructeur spelen."
„Als je.... 't maar kunt I"
„Jongeling, ik ken alle knepen. Een paar jaar
geleden een serie artikelen over geschreven
interview met een vakman, die pas loskwam, en
graag een paar knaken verdiende. Je zult eens
zien, hoe netjes ik me als inbreker aankleed.
Morgenavond, goed
Nu, ik moet zeggen, de club had pleizier van
hem. Byles was een kraan van een acteur. Hij kwam
door een raam binnen, met stoppelige wangen
en kin, en vuile handen, en een rooden doek om
zijn hals, en een kwaad
aardige pet, en een kolos
saal breekijzer. Een echte
vakman in voorkomen
en taal.
„Late-me-nou-es zeg
gen, dat u déze deur open
wou krijgen," zei hij vroo-
lijk, en hij ging naar een
kast toe. I„lk zal 'm slui
ten, dan lijkt 't echter.
As je nou den tijd hebt,
dan zeg je tegen je eigen
ik kan 't met dit dingetje
wel af." Hij haalde een
steeksleutel te voorschijn,
morrelde even en trok
toen triomfantelijk de
deur open. „Ik zal 't u
direct precies wijzen,"
ging hij voort. „As je
haast heb, zet je dezen
knaap er tusschen" het
breekijzer „en wip I
klaar is Kees."
Hij gaf inderdaad uit
stekend les. Hij bracht
tamelijk schade toe aan
diverse deuren en ramen
en zou aan de brand
kast begonnen zijn, als
ik hem niet beduid had,
dat 't voor dezen keer
genoeg was. Kort daarop
deed ik hem uitgeleide.
Neem a in acht!
„Nou," zei hij, „hoe was-ie
„Prachtig," zei ik, „maar nog zoo'n keer, en
de club is failliet. Kun je hun niet wat goedkoopers
leeren? Valschhéid in geschrifte of zoo?"
„Ach, jog— 't is hun om de kapotmakerij te
doen 1 Hoor ze zijn al aan 't oefenen
„Ik zie je morgenochtend nog wel," zei ik, en
ik repte me terug. Jerry Brackenthorpe had net
het bureau open gekregen, waar ik de papieren
der club in bewaarde, lk had het land en speelde
op, en er werd plechtig beloofd, dat er geen verdere
kamerpractijk zou worden beoefend. Toen ging
ik weg, woedend, maar toch nog hopend, dat de
onheilige begeerten der bende door dit avondwerk
bevredigd waren, en in een paar dagen een natuur
lijken dood zouden sterven, gelijk er al zoovele
tevoren gedaan hadden.
Maar zoo ging het niet. Den volgenden middag
vond ik een uitgelezen twaalftal bezig met de
laatste toebereidselen tot het eerste avontuur. Zij
trokken briefjes uit een hoed, om te beslissen, wie
de avonturiers zouden zijn en als gewoonlijk
kwamen juist de twee minst geschikte exemplaren
aan het „winnende" handjeFrank Colles, de
grootste ezel van heel Londen, en Di Egerton.
Of ik in mijn schik was
Colles mocht voor mijn part op 't schavot ra
ken, maar ik wou de kleine Di absoluut niet naast
hem zien hangen, en ik verbeeldde me, dat haar
familie zooiets ook hoogst ongaarne zou zien. Ik
moest dus ingrijpen, vond ik, en ik deed dit op de
onha digste manier: de bevelende:
„Hoor eens, Di," zei ik haar in een hoekje,
terwijl een comité van twee stond uit te maken,
welk huis met een bezoek vereerd zou worden.
„Je moet er van afzien. Die idioot brengt je vast
in ongelegenheden. Denk je eens in, wat een kabaal
je tante op 't politie-bureau zal maken, en
enfin, nog zooveel. Je weet niet wat je begint.
Ik wil 't niet hebben."
„O nee?" antwoordde ze, zeer ijzig. „Ik heb
je geen verlof gegeven, om mijn doen en laten te
regelen en ik doe wat ik wil. Ik ben niet zoo'n
klein kind, als jij schijnt te denken. Laat me los 1"
Al had ik er ik weet niet wat voor willen geven,
om haar veilig mee te kunnen voeren, ik moest
aanzien, dat zij naar Colles ging, met grooter vast
beradenheid dan tevoren. Zij gingen samen weg,
en ik klampte Hartland aan.
„Hoor eens," zei ik, „we kunnen juffrouw Eger
ton niet aan dien stomkop overlaten. Als hij een
blunder maakt en dat doet hij zeker moet
er iemand bij de hand zijn."
„Ja," zei hij, „lijkt me wel beter. We zullen
de geheimhouding maar opheffen ze gaan bij
Vereker, Copplestone Square 32."
„Wat willen ze doen
„Binnen zien te komen en 'n paar dingen mee
pakken. Tommy Vereker en z'n zuster zullen ze er
uit moeten helpen, als er wat gebeuren mocht't
zal wel zoo stom vervelend worden, dat ze 't
nooit meer probeeren."
„En als een dolende politie-agent ze ziet?" zei
ik. „Haar tante wordt dol, als ze er achter komt.
Ik zal in ieder geval zorgen, dat ik in de buurt
ben. Hoe laat begint 't circus?"
„Niet vóór twaalven," antwoordde hij. „De
oude lui gaan vroeg naar bed, dus 't zal wel gauw
gedaan zijn. Goed succes!"
Daarna besteedde ik een paar uren aan 't tref
fen van mijn eigen maatregelen. Di had een lesje
noodig, vond ik de dwaasheid moest er uit
gerammeld worden, en ik zou de rammelaar zijn.
Groote hemel 1
Copplestone Square is een gewoon plein: plant
soentje, met allemaal eendere huizen er omheen,
en een brievenbus op een hoek. Een politie-agent
doet er de ronde om den tijd, dat de dienstmeisjes
brieven gaan posten.
Toen ik er kwam, tien voor twaalf, waren de
kippetjes blijkbaar op stok ik zag ten minste
niemand, toen ik nr. 32 naderde. Het was een
hoekhuis, met een zijdeur in de Copplestone Street.