Oji eit> dooi Jtedeüand. Oud Priesch interieur (in het museum te Franeker).
Toen ik den hoek omging, merkte ik half bewust
op, dat 't haast niet uit te maken was, tot welke
huizen de verschillende ramén behoorden, zoo
eenvormig zagen ze er uit, en bovendien waren ze
zwaar met klimop begroeid. Maar overigens was
de toestand ideaal voor inbrekers: vrij diepe voor
tuinen, niet veel licht, en zoo'n diepe stilte, dat
de voetstappen der wet van verre gehoord konden
worden.
Ik hoorde klik-klak en plof van twee paar hak
ken een stel mannelijke en een stel vrouwelijke
en kroop achter een dikken boom. Twee gedaan
ten keken naar de huisnummers, bleven staan
voor 32, gingen toen den hoek om. Het spel ging
beginnen.
Ik kan niet zeggen, dat ze 't erg goed speelden.
Ten eerste maakten ze te veel lawaai; ten tweede
aarzelden ze te lang, waar ze aan zouden pakken.
Eindelijk hoorde ik ze fluisteren, en verdwenen
ze in de donkerte.
Ik sloop nader, hoorde een geklik en een ge
schraap, en toen het ritselen van vrouwenkleeren
waarschijnlijk een blijde intocht. Ik sloop nog
wat nader, en zag Colles naar binnen klimmen,
met een zaklantaarn het donkere innerlijk van
het huis beschijnend. Het raam liet de ezel open
staan.
Ik luisterde en loerde. Ik speurde niets, dus
ging ik met mijn armen aan 't wuiven, en er dook
een politie-agent op, die wonderbaar snel en zacht
aan mijn zijde kwam. Dat was Byies.
Doorziet u mijn plan Byies, met zijn bijna
juiste uniform, zijn grooten knevel, dikke wenk
brauwen en ruwe stem zou de misdadigers arres
teeren, zoodra zij buiten kwamen. Dan zou ik op
't tooneel verschijnen, en door de macht der wel
sprekendheid, versterkt door omkooperij, den
ordebewaker overtuigen, dat de vork heel anders
in den steel zat, dan hij dacht, en het einde zou
gelukkig zijn. Helaas echter liep het anders.
„We zullen eerst dat raam maar even dicht
doen," zei Byies, en hij stak een hand op, toen er
binnen een geluid klonk, half gil, half schreeuw.
„Da's Diriep ik. „Ze zijn betrapt 1"
„Dan zal ik maar gauw maken, dat ik er bij
kom," zei Byies. „Ik zal hun den angst op 't lijf
jagen. Doe 't raam maar achter me dicht, broer.
Dat trekt te veel de aandacht."
Hij ging naar binnen, en ik, met mijn kin op de
vensterbank, zag hem een deur opendoen, en
staan blijven tegen het licht van een lamp in een
hal, die rechts lag. En als het de hal van nr. 32
was geweest, had ze links moeten zijn. De amateurs
waren niet in het huis van vrienden, waar zij
altijd hulp konden vinden, maar in de woning
van wie-weet-wie.
Maar hadden ze dat dan niet dadelijk gemerkt?
Waarom hadden ze zich niet gauw teruggetrokken?
Ik dacht er niet lang over na. Di zat in de soep en
ik moest er haar uit zien te krijgen. Ik klom dus
ook door 't raam, deed het achter me dicht en
sloop naar de deur.
En ik zou óók in de soep geraakt zijn, als ik
niet gewaarschuwd was door het klikken van me
taal tegen metaal. Ik hoorde een zware mannen
stem grommen, toen wou de halfverstikte stem
van Colles iets zeggen, en toen gromde de eerste
stem weer, fel en dreigend. Ik deed een stap opzij
en keek uit het donker in het licht.
De groote eiken hal werd verlicht door een
flinke lamp er was een trap in een hoek, en daar
naast in een nis stond een groote tafel. Op de
onderste tree van de trap zat een butler-achtig
persoon, zeer gehavend, aan den trappost vast
gebonden, met de handen op den rug en een doek
strak over zijn mond. Op de tafel lag een mooie
verzameling voorwerpen, die snel in watten en
een koffer werden gedaan door de handen van
een jonge vrouw met 'n schort onder 'n mannenjas.
Tusschen de tafel en de trap stond een lange
kerel, die er akelig gespierd uitzag, met een stuk
masker voor zijn mooie oogen, en een touw in de
eene hand en een groote revolver in de andere.
Daarmee bedreigde hij drie ongelukkigen, die in
min of meer fraaie houding tegen den muur leun
den, met de handen boven het hoofd Di Egerton,
Colles en den verkleeden Byies. Zeer schilderachtig
en romantisch.
Meer dan die hoofdzaken zag ik niet, want ik
trok me snel weer terug, om een hard en zwaar
voorwerp te zoeken. Het beste leek me een forse he
stoel daarmee sloop ik terug naar de deur.
De man met het kanon scheen me gehoord te
hebben. Terwijl ik toesprong keek hij om, en door
een zijsprong ontkwam hij aan het volle gewicht
van den slag. Ik raakte echter zijn schouder nog
wel zoo krachtig, dat hij de revolver liet vallen.
Ik viel boven op hem, omklemde een been en
kreeg een stomp op mijn neus, die me sterretjes
deed zien. Byies en Colles schenen zich echter ook
in den strijd geworpen te hebben het licht ging
uit en de bokser schreeuwde „Smeer 'm, Jenny
Een hand omknelde mijn keel, ik schopte wild,
zwaar viel er iemand op mijn maag, en toen, na een
afschuwelijke pooze, die maar een paar seconden
geduurd kon hebben, hoorde ik de stem van Colles
„Ik heb 'm 1"
Er werd een lucifer aangestreken.
„Ezel 1" riep Byies. Want de man, die stil lag
onder de zwaarte van Colles, was ik. „Sta op 1 De
schurken zijn weg 1"
Ik scharrelde overeind, -"t licht werd aange
draaid en Di duwde Colles opzij, en viel mij om
den hals.
„O Johnny snakte ze, en ze ging met een zak
doekje over mijn gezicht, „ben je gewond
„Niet erg," zei ik zoo vroolijk als ik kon, met 'n
arm om haar heen. „Ben je blij, dat ik er ben
„O Johnny 1" zei ze weer, tegen mijn vest aan.
„Als ik even storen mag, we moesten maar.
maken, dat we wegkwamen," zei Byies. „De lui
zijn weg, met achterlating van den buit, maar als
we aan 't uitleggen gaan, komen we ons heele leven
niet klaar. Maak jij den butler los, Colles."
Met twee japen was dit gebeurd. We lie ten hem
kalm bijkomen en verdwenen door de v oordeur,
net op tijd pas waren we weer in 't donker, of er
hield een auto voor 't huis stil, waar drie aanzien
lijke lieden uitstapten. Toen Byies een jas over
zijn uniform heen had en wij door een zijstraatje
holden, hoorden wij een politie-fluitje. Di klemde
zich aan zijn arm vast, en Byies ondervroeg Colles,
die maar niet snapte, waarom die agent naast hem
ons niet allemaal arresteerde.
„We gingen de hal in," zei hij, „en toen sprong
die vent met die revolver op ons af. Juffrouw Eger
ton begon te schreeuwen, en toen zei hij „Als je
lawaai maakt, schiet ik je door je kersepit. Tegen
den muur staan. Handen omhoog." We moesten'
natuurlijk wel. Toen kwam die meid de trap af met
den rommel en ze begon in te pakken. En toen
kwam die agent en die moest naast ons gaan staan
en.
„Ik kon niet anders," zei Byies, „maar jij had
'm in zijn kladden moeten nemen, toen hij naar
mij keek."
„Dan had-ie me doodgeschoten," zei Colles.
Ik liet ze haspelen, en bracht Di naar huis, en ik
wil u gerust vertellen, dat dit 't prettigste nummer
van 't programma was. Ik ben nog benieuwd, hoe
de politie eigenlijk dacht over dat verhaal van den
butler over zijn redding en de heldendaad, die het
eigendom van zijn meester redde. Ik informeer er
echter niet naar. Ten eerste lijkt 't me beter, geen
slapende honden wakker te maken, en ten tweede
wil mijn vrouw het niet hebben.