waarenge
VRIJDAG 13 OCTOBER 1933
Jordan vond het ontzettend, naar het mannetje
te luisteren, terwijl dat ding in de la van zijn
bur au lag. Maar tegelijkertijd voelde hij een zekere
opluchting. Het ventje had hem uitstel gegeven.
Het hachelijke moment was verschoven.
„Wat doet uw dochter vroeg hij, en 't ver
baasde hem, dat hij 't gedaan had.
„Ze is onderwijzeres, 't Is een heel getob ge
weest, om haar af te laten leerenen nu kan
ze geen betrekking krijgen
Jordan dacht als dat mannetje weg is, zal dat
ding de Ia weer uit moeten komen.
„Is dat uw eenige dochter
„Nee, meneer, ik heb twee dochters. Maar mijn
oudste dochter is invalide."
„Zoo da's treurig."
„Toen ze nog heel klein was, heeft ze een onge
lukje gehad, en daar is haar ruggegraat mee be
schadigd. Ze heeft nooit meer kunnen loopen."
„Dan zal uw vrouw wel harde jaren gehad heb
ben," zei Jordan.
Maar het antwoord van den kleinen klerk ver
haalde van nieuwe beproeving. „Mijn vrouw is al
vijftien jaar dood.... Maar ik heb iemand, die
overdag op mijn dochter past en den boel doet, en
ik ga 's avonds en 's Zondags met mijn dochter
rijden, in een ziekenwagentje."
Het mannetje scheen graag over zijn familie
zaken te praten stukje voor stukje kreeg Jordan
zijn heele geschiedenis te hooren, een geschiedenis
van onwrikbaren moed tegenover rampen, waar
een veel sterker man de handen vol aan gehad zou
hebben.
Onderwijl kon Jordan zijn gedachten niet meer
afhouden van zijn eigen vrouw en kinderen. Hij
had zichzelf trachten te overreden, dat zijn vrouw
en zoon en dochter beter af waren zónder hem
maar nu voelde hij, dat hij dit nooit echt geloofd
had. Hij begreep nu, dat hij een lafaard was, een
aartslafaard, die van plan geweest was, er tusschen-
uit te trekken en zijn gezin aan zijn lot over te
laten. Hij sloeg een zeer ongunstig figuur tegenover
dat schriele ventje, dat misère en tegenslag had
gekend en gevochten had en door zou blijven vech
ten tot het einde dit mannetje, dat hij opzij had
willen schuiven als een achterlijke stakkerige worm.
Jordan stond op, alsof hij een aanzienlijken be
zoeker uit moest laten.
„Ik zal morgen eens met meneer Tracy spreken,"
beloofde hij.
„Dank u hartelijk, meneer. Ik, ik ben u méér dan
dankbaar," en het mannetje ging, en deed zacht
de deur achter zich dicht.
Een paar minuten later hoorde Jordan flauwtjes
No. 20
de deur van de groote zaal dichtgaan, maar hij was
toen alweer druk met zijn boeken bezig.
„Er moet iets op te vinden zijn," mompelde hij.
„Er is vast iets op te vinden, als ik maar taai ge
noeg probeer. Als ik nu eens...." En met een
nieuwen glans van vastberadenheid in zijn oogen
begon hij weer na te denken over wegen en
middelen.
Een half jaar later wist Jordan zeker, dat hij
het gevaar te boven was. In een oogenblik van
wroeging had hij zijn vrouw bekend, wat hij van
zins was geweest, en haar verzekerd, dat hij nu
wijzer was. Zijn vrouw had den kleinen Snyder
hun „bewaarengel" genoemd, en haar man had
moeten beloven, dat hij het salaris van het man
netje verhoogen zou.
Er was absoluut geen reden, om Snyder te laten
weten, wat hij gedaan had, en dus besloot Jordan
den schijn aan te nemen, alsof hij den man volgens
gewonen gang van zaken opslag gaf.
„Hoe lang is die kleine Snyder nu eigenlijk al
bij ons, Tracy vroeg hij op een ochtend aan zijn
procuratiehouder.
„Die is heelemaal niet bij ons," antwoordde
Tracy.
„Wèt zeg je?" Jordan zat opeens recht en ge
spannen in zijn bureaustoel.
„Snyder is drie dagen geleden weggegaan ik
was al een heele poos niets tevreden over hem.
Toen hij weg was, hebben de jongelui heel wat
over hem uitgelaten. Hij heet Bernard van zijn
voornaam, en in zijn vorige betrekking schijnen
ze hem „Ben de Leugenaar" genoemd te hebben."
Jordan greep de leuningen van zijn stoel en zag
de kamer om zich heen draaien.
„Hij heeft een andere betrekking gevonden
waarschijnlijk door te beweren, dat hij hier pro
curatiehouder was geweest."
„Zeg eens" Jordan kon er de woorden maar
juist uitbrengen „zeg eens, was.... was die
Snyder getrouwd
„Ik weet niet meer, hoeveel kinderen hij beweer
de te hebben, toen ik hem aannam, maar er vielen
er net zooveel af, tot er geeneen overbleef en
niet eens een vrouw."
Jordan knipperde met zijn oogen, om de kamer
dat ronddraaien af te leeren.
„Tracy," zei hij op een eigenaardigen toon,
„heb jij nogal verstand van bewaarengelen
Tracy keek vreemd op.
„Je kunt je geen vreemder wezen voorstellen
dan een bewaarengel," berichtte Jordan zijn
verbaasden procuratiehouder.
RM8MMH
Ben Kennedy.
Jordan schoof den stoel terug van de breede
schrijftafel en stond op. Opnieuw begon hij
heen en weer te loopen.
Hij had den .toestand met groote zorg nagegaan
al was er een andere uitweg geweest, dan had hij
nog besloten, den strijd op te geven. Maar er wós
geen andere uitweg.
Hij moest er nu maar een eind aan maken,
dacht hij. Hij liep weer naar de schrijftafel en
trok de la open, waarin de revolver lag. Het ding
zag er nog afstootelijker uit dan eerst. Maar hij
begreep, dat hij daar niet aan denken moest.
Toen hij het wapen opnam, begaven hem even
de zenuwen. Hij wankelde, en moest zich met zijn
linkerhand aan het bureau vastgrijpen.
Terwijl hij dit deed, werd de stilte in de groote
kamer en in de kantoren daarachter verbroken
door een dof zoemend geluid.
Snel trok hij zijn vinger weg van den belknop,
dien hij per ongelijk had aangeraakt. Hij haalde
diep adem, en genoot een paar seconden van het
bewustzijn, dat hij nog leefde. Tot zijn verwonde
ring hoorde hij voetstappen naar zijn deur komen.
Hij keerde zich om en gooide het wapen weer in
de la.
Er werd geklopt.
„Binnen I"
Een klein mager mannetje kwam binnen, bleef
bij de deur even staan en deed toen een paar be
schroomde stappen vooruit.
„Was er iets van uw dienst, meneer vroeg het
mannetje.
Jordan zat strak rechtop.
„Ik wist niet, dat er iemand anders in 't gebouw
was dan ik. Wat doet u hier op zoo'n tijd
„Er is een bediende ziek, en nu zijn we met
tweeën zijn werk aan 't bijhalen. We wouen juist
weggaan, toen u belde."
„Ik heb niet gebeld. Ik heb per ongeluk den
knop aangeraakt." Zijn toon was een duidelijk
bevel, om te vertrekken.
Maar het mannetje aarzelde, bleef bij de deur
even staan en kwam toen terug.
Hij begon „Ik ik had u eigenlijk graag even
gesproken, meneerMijn mijn naam is
Snyder."
Jordan knikte ongeduldig.
„Ik ik ben voor tijdelijk aan
genomen, drie maanden geleden.
Maar meneer Tracy heeft me beloofd,
dat ik misschien voor vast kon komen,
als ik voldeed. Ik hoop, dat ik naar
zin gewerkt heb...."
Op een toon, die het gesprek wou
afsluiten, sprak Jordan tot het man
netje „Meneer. Tracy kiest zelf het
kantoorpersoneel. Je zult dus met
hem moeten spreken."
Toen zag Jordan opeens het be
spottelijke van dezen toestand. Dat
idiote ventje tobde over een baan
tje nu Maakte zich zoo bezorgd
over de toekomst 1 Voor hemzelf was
de toekomst van geen belang meer.
Hij wou maar, dat het mannetje op
stapte.
Maar het mannetje maakte geen
aanstalten, om op te stappen.
,,'t Is voor mij bijna een levens
vraag, meneer. Ik heb al een heelen
tijd geen vaste positie meer gehad."
„Ben je getrouwd?" Het was de
gewone vraag, en ze was er uit, vóór
Jordan begreep, dat hij zelf het ge
sprek rekte. Hij liet zich neervallen
in zijn bureaustoel.
„Ja, meneer. Mijn zoon studeert
voor apotheker, en dat kost nogal
geld en mijn tweede dochter heeft
op 't oogenblik geen betrekking."
Wasschen in de Beek bij
Breedevoort (Achterhoek).